vlaanderen
Binnenlands aktueel
Bij een eeuwfeest dr. A. van de Perre
Portretten, getekend, geschilderd of gebeeldhouwd, van Dr. A. van de Perre, zijn hoogstzeldzaam. En zelfs die zeldzame zijn in meerderheid posthuum, inclusief de portrettekening, gesigneerd Alfons Verheyen.
Met het fraaiste en meest gevoelige literaire portret van Dr. van de Perre, zijn op hun beurt tienduizenden lezers in Noord en Zuid vertrouwd, onwetend, zonder ook maar enigszins te vermoeden dat het om hèm gaat. Wij bedoelen het portret van Dr. van de Perre zoals Marnix Gijsen (d.i. Dr. Jan-Albert Goris) hem in zijn enig-mooie roman Klaaglied om Agnes heeft uitgeschetst. ‘Toen Agnes ziek werd, was het mij een grote rust te weten, dat ik eindelijk beland was in een eerbaar en bezielend midden, dat ik leefde in de schaduw van een patroon, de eerste dien ik had gediend, waarvoor ik eerbied en een schuwe genegenheid gevoelde (...), hij moet hebben gemerkt (...) dat ik hem beschouwde als een meester des levens, meer dan als een gewoon werkgever.’ (p. 153).
De sleutel tot die passus ligt voor het grijpen: Marnix Gijsen werd daags na Wereldoorlog I te Antwerpen Dr. van de Perres partikuliere sekretaris, in welke betrekking hij ruim een jaar later werd opgevolgd door Jozef van Overstraeten, de eeuwigjonge voorzitter van de Vlaamse Toeristenbond.
Marnix Gijsen zelf was inmiddels op verzoek van van de Perre, te Brussel het redactieteam van de jonge De Standaard gaan versterken.
In een jubileumnummer van die krant heeft Dr. Jan-Albert Goris, zoals hij in 1925 door zijn promotie te Leuven was geworden, ca. 1928, op een ietwat speelser manier zijn herinneringen aan Dr. van de Perre opgeroepen. Hij vertelt er o.a. de ware of gefingeerde geschiedenis in, hoe een dame Dr. van de Perre die reeds in 1912 zijn medische praktijk in het voordeel van zijn parlementair mandaat had prijsgegeven, om medikaal advies kwam verzoeken. Zij werd in Gijsens eigen studeerkamer ten huize van Dr. van de Perre binnengeleid. Overtuigd dat hij, Gijsen, de dokter was, begon de dame zich schaamteloos te ontkleden...
Het is binnen de muren van die wel wat sombere studeerkamer dat Marnix Gijsen op zijn beurt in een aantal gedichten, zijn hart en zijn ziel heeft blootgelegd, bv. zijn literair-historisch zo belangrijke Lof-Litanie van Sint Franciscus van Assisi.
De hedendaagse lezer wellicht minder bekend is het volgende gedicht dat R. Saen op 15 augustus 1926, één jaar na het ovverlijden van de dokter, in het weekblad Ons Volk Ontwaakt heeft gepubliceerd en waarin hij de militante Vlaming ten voete uittekent:
In Memoriam Dr. A. van de Perre
uw beeltenis nog steeds te kunnen aanschouwen;
Uw vroede kop, als uit 'n stuk graniet gehouwen;
en toch ook mild van schijn;
kon diep en treffend zijn.
in 'n strakke rimpel steeds gevouwen,
Spontaan soms blije klaarte,
- die in uw diep beschouwen
Breed-heerlijk openlegde in rechte ideeënlijn;
met lach in moede trek van levenspijn.
die met heel uw hart bedacht
dat ten Hemel schreide al zijn noden,
uw volk woudt tillen uit de nacht.
dat thans Gods zegen mild verwacht,
aan Christus hebt geboden:
Want Vlaanderen heeft nog nood
In een tijdschrift zoals dit mag o.i. wel even worden gewezen op het opmerkelijk aantal literatoren uit die tijd die regelmatig, vaak zelfs persoonlijk kontakt hebben onderhouden met Dr. van de Perre die nochtans zelf hoegenaamd geen bellettristische ambities koesterde: van de aristokratisch-voorname gebroeders Hugo en Professor Gustaaf Verriest en de jonge Streuvels, tot aan Marnix Gijsen en R. Saen, via o.a. Dr. Laporta, Dr. Depla, Juul Persijn, Ernest Claes, Dr. A. van Driessche, August van Cauwelaert, Lodewijk Dosfel, Juffrouw M.E. Belpaire, F. de Pillecijn en naast vele anderen de Jezuïet Pater Verschueren die met zijn Wereldatlas en zijn Modern Woordenboek vermaardheid heeft verworven. Met een Cyriel Verschaeve heeft hij daarentegen nooit zo best kunnen omspringen.
Enkele weken geleden (cf. De Standaard v. 11-7-1972) stelde Professor Theo Luykx, auteur van de eerste komplete biografie van Dr. van de Perre: ‘hij toonde wel belangstelling voor kunst, niet voor muziek’. Deze bewering lijkt ons een beetje tè absoluut, alvast wat opera betreft, als onderscheiden van de zuivere muziek. In de mate dat zijn werkzaamheden het hem toelieten, was hij te Antwerpen een getrouwe bezoeker van de Koninklijke Opera, en zijn diskoteek van de grote voor-oorlogse operazangers zou de hedendaagse muzikoloog doen watertanden. Een geobsedeerd collectioneur van schilderijen en sculptures was hij beslist niet. Maar wat hij aan schilderijen, beeldhouwwerken en zelfs etsen van zijn Vlaamse tijdgenoten bezat, was in de regel visueel en technisch van prima kwaliteit. En dat zijn oog voor Schoonheid geen zuiver salon- of konversatieonderwerp was, mogen wij konkluderen uit zijn zeer nauw kontakt lang voor de 1914 oorlog, met bv. de Vereniging voor het Behoud van Natuur- en Stedeschoon waarvan hij zelfs voorzitter werd. En beslist niet minder uit het feit dat hij na de oorlog onder de gezamenlijke titel Eigen Schoon een serie prachtmonografieën onder leiding van Dr. Marcel Cordemans hielp financieren, typografisch onberispelijk uitgevoerd en vermoedelijk met zijn twaalf delen de eerste grote inventaris van Vlaanderens ‘eigen schoon’. En het allereerste boek door De Standaard Boekhandel gepubliceerd, net zoals De Standaard zelf onder Dr. van de Perres stuwkracht ontstaan, was een boek in dezelfde geest als de Eigen Schoon reeks, n.l. Ypres Before the War, met oorspronkelijke Engelse tekst en Nederlandse vertaling, van de Engelsman G.A.T. Middleton in wiens Londense woning bij Clapham Park, de familie van de Perre in 1914 een veilig heenkomen had gevonden.
‘In zijn handen was het geld gezegend’, heeft Lodewijk Dosfel eens van Dr. van de Perre getuigd. Zijn zelfportret is veel eenvoudiger gesteld: ‘Radikalisme, zei hij, eist de daad, niet een grote daad die dagelijks wordt verdaagd... tot later, maar de dagelijkse kleine daad’. Wellicht is het omdat zijn hele (vrije korte) leven een accumulatie van ‘dagelijkse kleine daden’ zonder enige schijn van grootspraak of public relations is geweest, dat zijn land, inzonderheid de jongeren zijn nagedachtenis zo veel decennia lang hebben geïgnoreerd.