ongerijmd de ene kunstenaar in te delen bij een soort ‘arts majeurs’, en een ander bij ‘kunstAMBACHTEN’ lees ‘arts mineurs’, enkel voortgaande op de aard van het door hem in zijn kreaties bewerkte materiaal. Het zal U niet ontgaan dat er enerzijds heel wat schilders en beeldhouwers zijn die nooit boven het ambachtelijke uitstijgen, terwijl sommige keramisten, kunstsmeden en glazeniers werk leverden dat tot het beste behoort wat ons land op kunstgebied kan tonen. Daarbij denk ik niet alleen aan Giovanni di Fiandra die glasramen schilderde voor de dom te Milaan, voor Florentië en Rome, of aan gran maestro Arnao de Flandes, die de katedraal van Sevilla van ramen voorzag, niet alleen aan Willem Belles, meester glazenier des konings in Portugal, of aan het handvol Vlaamse uitwijkelingen die een reuzedeel van de glasramen in Engeland op hun aktief hebben. Evenzeer denk ik dan aan de huidige glazeniers, wier kreaties te vinden zijn van de Verenigde Staten tot Japan, van Kongo tot zowat alle Europese landen. Hetzefde geldt voor de andere zgn. kunstambachten.
Nu heeft ook het buitenland met een dergelijk diskriminerend misverstand te kampen gehad. Zegt niet Louis Grodecki in ‘Revue des arts’ 1951: ‘L'histoire de la peinture en France est à refaire, car ses monuments les plus nombreux et les plus beaux, au moyen âge, sont les peintures sur verre.’
Het verschil is echter dat Frankrijk mensen als Chagall, Lurçat en Loire, wel degelijk onder ‘schone kunsten’ rangschikt, en niet onder ‘kleine zelfstandige handelaars’.
De gezaghebbende stem van Louis Grodecki klinkt respektvol, wanneer hij, over glasramen pratend, het volgende zegt:
‘L'art prodigieux, de ces vrais “primitifs français”, de ces grands héritiers de la fresque romane, qui, du treizième au seizième siècles, ont été les principaux peintres de la France. Ils ne le cèdent en rien aux maîtres consacrées par les manuels d'histoire de l'art; ils les dominent peut-être, à moins que ce ne soient les mêmes.’ En daar kunnen we dan weer lekker over bomen, want wat gebeurt er nou met zo'n veel voorkomende kombinatie van twee kunstdisciplines? Is de kunstenaar in dat geval meer geïnspireerd als kunstschilder dan als glazenier? Is hij ambachtelijk beter of minder goed als keramist dan als beeldhouwer?
Gelukkig is er de gezonde houding van het publiek en de kunstkritiek, die er geen behoefte aan hebben om de onderscheiden kunsttakken op diverse hoogten te plaatsen. Zij beoordelen alleen de scheppingskracht, de verwoording van de gedachte, ongeacht de taal, ongeacht het gebezigde medium. Zij zijn het eens met Jean Verrier, inspecteur général des monuments historiques de France, waar hij schrijft, doelend op het glasraam: ‘Une des formes de l'art les plus étonnantes que les hommes aient su créer’.
Waar de bezielde schepping begint, daar begint ook de kunst; de aard van het materiaal waarin de kreatie tot stand komt, is daarbij van ondergeschikt belang. Niemand acht het nodig beperkende termen te gebruiken wanneer hij begrippen als Chartres, Valauris of Ravenna benadert. Het wordt tijd dat ook onze ministeries en administratieve diensten aan de feiten worden aangepast. De handen van onze scheppende kunstenaars zijn voor de kulturele uitstraling van onze gemeenschap even belangrijk als de benen van onze sportlui, en derhalve waardig om in het ministerie van kultuur te worden opgenomen.
Dat is mijn mening en, naar ik vermoed, die van de meeste confraters met ‘scheppende handen’. Wat dunkt U, mijnheer de minister?
Met zeer veel achting,
Herman Wauters, glazenier, Mortsel.