65
Kunstschilderes
Edith Van Leckwyck
70
Er zijn verschillende stimulantia aan te wijzen, die de schilderes Edith Van Leckwyck op haar huidige plaats in de schilderkunst van de Nederlanden hebben gebracht, maar het is toch inzonderheid haar heldere en optimistische verbeelding, die zij trouwens in een geeigende stijl en schilderstaal vertolkt, welke haar produktie dié artistieke individualiteit schenkt, waardoor men haar werk tussen dit van vele kunstenaars onmiddellijk kan herkennen. Een dergelijke identificatie betekent een positieve waarde als kunstenaar, en wie de loopbaan van deze artieste overschouwt, weet dat zij steeds op consequente wijze alleen naar een innerlijke noodzaak om te scheppen heeft geluisterd.
Onmiskenbaar zijn er kunstenaars die, wanneer ze, zoals Edith Van Leckwyck, gedurende een lange periode - voor haar van 1935 tot 1962 - het palet terzijde leggen, de ontstane kloof nooit meer passend kunnen opvullen of overbruggen. Bij deze schilderes zien wij echter het omgekeerde gebeuren. Wanneer ze na haar huwelijk met Heinrich Campendonk in 1935 naar Nederland uitwijkt, omdat haar echtgenoot aan de Rijksacademie van Amsterdam als professor wordt aangesteld, aanvaardt zij zonder aarzelen een voor haar nieuwe levensfunctie, die buiten de artistieke creativiteit staat. Wat zij aan niet geringe
creatieve determinatie had bereikt, wordt afgesloten, maar toch is het duidelijk te zien wanneer de kunstenares tijdens een verblijf te Oostende in 1962, en mettertijd zou deze stad elk jaar het doel van een lang werkverblijf worden, aarzelend de eerste kleurtekeningen maakt, dat zij over dezelfde geestelijke rijpheid beschikte als op het ogenblik van het stopzetten van haar activiteit. Slechts kort zou de incubatie zijn om dan weer plots een oeuvre vol mogelijkheden te ontplooien.
Oostende, de sfeer van een badstad vol artistieke bedrijvigheid en traditie, heeft Edith Van Leckwyck een levenskrachtig tonicum geschonken, waardoor haar kunst vrij vlug weer kon openbloeien. Voor de schilderes was hier het juiste levensklimaat aanwezig om haar creatieve arbeid weer aan te vatten, en zo brak spoedig die rijpe levensblijheid weer uit in haar pastels, gouaches en schilderijen. Op dezelfde dag (23 maart 1969) dat ik tot vijftiger werd gepromoveerd, toonde Edith Van Leckwyck het wonder als zeventigjarige van een onblusbare levenskracht te getuigen; van haar fysische conditie, die ze in werkelijkheid gedurende zeven jaar had gesublimeerd in een schilderkunst vol mentale rijkdom, vol van een zuivere en ongerepte verbeelding, en waar het bij een kunstenaar uiteindelijk op aan komt, van een artistieke authenticiteit. Dat de stad Oostende haar, zij die te Antwerpen geboren werd, ter gelegenheid