Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 18(1969)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Poëtisch bericht Fred De Swert: ook nog dit met miriaden schelpen en eenhoorn en ogen van sneeuw we hebben de brug gemaakt zo zes generasies lang van waterdruppel tot eeuwen in de toekomst en met de stervende kreten nog gloeiend op je lijf is de wetenschap gekomen dat we in 'n papaverrode zon - en wisten we het maar - ontluisterd zouden worden tot wat grint in 'n open mond van haat. [pagina 174] [p. 174] Fernand Florizoone: 1968 jaar later In memoriam Robert Kennedy Los Angeles, de palmen wuifden als engelen, op het terras was hij de hand van de menigte, op zijn naam gokte zijn land de zwarten mochten hem, plots hoorde hij tussen de sterren stilte regenen een kogel zong diep achter zijn oor, hij werd onsterfelijk naast zijn broeder begraven de eenzame menigte stond er verloren bij. Julien Vangansbeke: Elegisch Met het trillen van mijn moeders onderlip, begint het onderhuidse klokkenspel der woorden, en in de vijver van mijn voorhoofd schrikken zwanen op. Ze zegt: ‘Ik ben verloren’ - wrakhout waarop ik in de klankstroom reddeloos naar haar borsten drijf. Meeuwen vliegen krijsend uit haar dunne, grijze haren op. Een dorre tak, wordt in de kille stilte van de kamer, donderend afgeknakt. Nog vóór ik in mijn strottehoofd de steen verduw, en een mondvol leed vertaal in lettergrepen, sla ik te pletter tegen de klippen van haar bekken. Lutgart Ryserhove: Vinkt 1968 Das Oberkommando der Wehrmacht gibt bekannt: Vinkt veroverd, Nevele brandt. Schweinhunde. Sie haben geschossen: Bald machen wir allen kaputt. Hoe rood is deez' avond - zon of bloed? Is dat mijn schuur of de kerkhofmuur? Moeder, zijn de kinderen bij u, Kunnen we gaan? Neen, neen, nu niet beven... Laat mij leven, wij hebben niets misdaan Waar zouden de koeien zijn? Is dat oorlog of vuurwerk? Ruik ik nu brandende balken, bloed of wijn?... Mijn liefde is al zolang gras. Op een kruisje schreit de naam van wie ik was Op mijn holle buik plantte men vroom een struik, maar mijn hart is as onder al dit gewas. Ik voel geen wortels en geen blaren met mijn vingers, die lang geleden handen waren. Piëta van brons, Muur van graniet, luistert naar ons: in de bomen hangt ons lied, in de stemmen der vogels, de stilt'en de wind, in 't geschrei, daar op straat, van een zeer jong kind... De krekels in 't gras begrijpen het niet. 26 mei 1968. Vorige Volgende