[nummer 97]
[editoriaal]
HET INITIATIEF VAN ‘VLAANDEREN’ OM EVEN BUITEN ONZE geografische grenzen te zien naar wat er door onze uitgeweken kunstenaars wordt gerealiseerd, is uiteraard meer een getuigenis van de aanwezige vitaliteit dan een volledig overzicht.
Voor de Vlaming-thuis, die binnen de beveiliging van zijn cultuurgemeenschap leeft en deze nooit lang genoeg verliet om een afzondering te ervaren, is het moeilijk de omstandigheden te begrijpen waarin en van waaruit een kunstenaar moet werken, die wél lang genoeg buiten die gemeenschap staat om er niet meer uitsluitend door beveiligd en geinspireerd te worden.
Opdat de Vlaming-thuis er inzicht in krijge, is het wellicht goed er op te wijzen dat de uitgeweken kunstenaar aangewezen is op de graad van zijn persoonlijk bewustzijn omtrent de eigen historische persoonlijkheid. Deze graad wordt afgemeten door de verhouding die hij kan in stand houden met alles wat vroeger zijn levenspatroon en zijn creatief beleven naar vorm en inhoud heeft bepaald.
Hij is los van de directe inspiratie en invloed van de levende omgeving, die zijn ethos vormde en waarrond de beschermende ethiek werd opgetrokken.
Anderzijds blijft hij gedurende de initiatie- en acculturatieperiode aan de oppervlakte van de gemeenschap die hem opnam. Het vergt een moeizame tijd om de gesteltenis, de waardefactoren, de media en de verhoudingen van het gastland te verwerken en er zich mee te vereenzelvigen. Invloeden van andere culturen dringen slechts langzaam door tot de bron van zijn creatief vermogen. Tussen twee werelden zoekt hij naar evenwicht. Uiteindelijk wordt het telkens een gemene deler van de twee werelden.
Zijn nieuwe scheppingen mogen we niet zien met het vooroordeel, als zou er een verloochening zijn van de oude eigen Vlaamse persoonlijkheid. Integendeel, er is een verrijking, een aanvulling, een aanzuiveren zelfs door het relativeren van vormelijkheden bij het steeds opnieuw ontdekken van dezelfde waarden achter van elkaar verschillende vormen.
Het is een proces dat niet zonder schokken en spanningen verloopt, niet iedereen kan er tegen op, vooral wanneer het zoeken en tasten eenzaam gebeurt, zonder de minste begeleiding.
Dit kan verklaren waarom sommige van onze kunstenaars, na hun uitwijking, tijdelijk inproductief zijn gebleven, tot men ze op een dag weer ontmoet als schijnbaar andere mensen.
Bovendien is het opvallend, dat de woordkunstenaar langer tussen de twee werelden hangt - denken we maar hoe lang het duurde vooraleer Kongo ons goede literatuur schonk, terwijl ook Max Havelaar uit een langzame groei is geboren - dan de schilder, de musicus, de beeldhouwer. Een vreemde taal is inderdaad als communicatie- en uitdrukkingsmiddel minder gedwee dan de beitel of het penseel. Voor een uitgewekene heeft het schrijven in de moedertaal zijn dubbel probleem: de eerste jaren valt het creatief schrijven van uit het nieuwe midden zwaar om hoger vermelde redenen, daarna is er een zekere vervreemding van het Nederlands, dat op tien-twintig jaar een diepere ontwikkeling doormaakt dan de meeste andere talen.
Deze bedenkingen beogen enkel de lezer te helpen bij het beoordelen van onze Vlaamse kunstenaars in het buitenland.
Arthur Verthé