Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 15
(1966)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |||||||
[nummer 88]Monumentenzorg in BelgiëWie in België het woord monumentenzorg uitspreekt, denkt onmiddellijk aan de Koninklijke Kommissie voor Monumenten en Landschappen, goed bekend aan allen die met restauraties en nieuwbouw te maken hebben. De oorsprong is een K.B. van 7 januari 1835, waarbij een kommissie wordt opgericht om de minister van Binnenlandse Zaken voor te lichten over: 1) restauraties aan oudheidkundige, historische of artistieke monumenten; 2) de plannen betreffende het bouwen en herstellen van kerken en andere openbare gebouwen.Ga naar voetnoot1 Door een K.B. van 31 mei 1860 worden aan deze kommissie in elke provincie zg. briefwisselende leden toegevoegd; ze dienen voornamelijk inlichtingen en adviezen te verstrekken, die hun door de kommissie gevraagd worden.Ga naar voetnoot2 Een K.B. van 23 februari 1861 geeft de kommissie opdracht een algemene inventaris op te maken van de kunstvoorwerpen, in openbare inrichtingen bewaardGa naar voetnoot3. Art. 1 van het K.B. van 29 mei 1912, dat de bevoegdheid van de kommissie bepaalt, herneemt art. 1 van het K.B. van 1835 en voegt er twee nieuwe punten aan toeGa naar voetnoot4; het eerste (art. 1, 3o) betreft de natuurbescherming waarvoor bij art. 2 nu een nieuwe sektie opgericht wordtGa naar voetnoot5. Art. 1, 3o wordt o.m. ook beschouwd als betrekking hebbend op het optrekken, of verbouwen van panden nabij beschermde (zg. gerangschikte of geklasseerde) monumenten en landschappen. Eindelijk kwam op 7 augustus 1931 een wet op het behoud van monumenten en landschappen tot stand. Art. 1 bepaalt dat op voorstel, hetzij van de Koninklijke Kommissie, hetzij van het plaatselijk kollege van burgemeester en schepenen, de monumenten, waarvan het behoud in historisch, artistiek of wetenschappelijk opzicht van nationaal (cursief van ons) belang is, gerangschikt worden bij K.B.; de kommissie dient ook advies over de voorgestelde rangschikking te gevenGa naar voetnoot6. Het intrekken van een rangschikking geschiedt op dezelfde wijze (art. 14). Volgens art. 3 mogen geen veranderingen van blijvende aard met wijziging van het uitzicht uitgevoerd worden, zonder bij K.B. toelating bekomen te hebben waarvoor eerst de kommissie en het college van burgemeester en schepenen advies dienen te geven. Art. 2 handelt over de toelagen bij restauraties. Art. 2, par. 3, van het Regentsbesluit van 2 juli 1949 bepaalt de staatstoelage voor de restauratie van beschermde kerken op 60%; over het algemeen betalen de provincie en de gemeente elk 20%Ga naar voetnoot7. Ook voor de beschermde openbare gebouwen geldt dit percentage; voor beschermde gebouwen in privé-bezit wordt de verhouding telkenmale vastgesteld. Volgens art. 17 zal een inventaris opgemaakt worden van roerende goederen in bezit van staat, provincie, gemeente en openbare instellingen, waarvan het behoud in artistiek opzicht van nationaal (cursief van ons) belang is. Deze inventaris is niet gemaakt geworden en er bestaan dientengevolge geen beschermde roerende kunstvoorwerpenGa naar voetnoot8. Toch zijn althans de kunstvoorwerpen in de kerken beschermd door een K.B. van 16 augustus 1824 (inzonderheid art. 2 en 5)Ga naar voetnoot9. De wet van 1931 bevat echter geen bepaling i.v.m. de toelagen voor de restauratie van deze roerende goederen; door een interpretatie van art. 2 van de | |||||||
[pagina 236]
| |||||||
wet van 1931 wordt toch 60% staatstoelage gegeven voor onderhoud of restauratie van kunstwerken die door de kommissie beschouwd worden als mede geklasseerd met het gebouw waarin ze zich bevindenGa naar voetnoot10. Als gevolg van de nieuwe liturgische voorschriften in de R.K. kerken, heeft een onderrichting van de Minister van Justitie (dd. 11 mei 1965) enige verandering in de bescherming gebracht:
Het is duidelijk dat door deze ministeriële onderrichting het kerkmeubilair niet meer zo goed beschermd is als vroeger. Zo kan thans in het kerkgebouw het meubilair - als het geen geheel vormt, enz. - overal van zijn plaats gehaald worden, en geplaatst in sakristieën, zijkapellen of zelfs zolders, want deze ruimten zijn o.i. begrepen ‘binnen die gebouwen’ (à l'intérieur de ces édifices, zegt de Franse tekst). Vormt een kommuniebank, die met enkele ijzeren haken aan de grond vast gehecht is, ‘een geheel met de bevloering’? Er bestaat nu ook gevaar dat veel, als waardeloos bestempeld, neogotisch meubilair zal verdwijnen. In Nederland en Duitsland wordt reeds neogotisch meubilair beschermd. In dat verband zou o.m. de neogotische kerk van J. Bethune te Vijve-Kapelle (gem. Sint-Kruis), daterend uit 1861-1864, dienen beschermd, samen met het volledige meubilair.
Zoals uit het bovenstaande blijkt is de in 1835 opgerichte Kommissie voor Monumenten het centrale punt van de Belgische monumentenzorg, alhoewel deze kommissie, evenals zovele andere kommissies, slechts een adviserend lichaam is. Men zou dan ook redelijkerwijze mogen verwachten dat naast die kommissie een zelfstandige dienst zou bestaan (zoals bij de Dienst voor Opgravingen een Nationale Kommissie voor Opgravingen bestaat; K.B. van 5 juli 1963 en 15 april 1965). Nu lijkt de toestand eerder omgekeerd te zijn: de kommissie beschikt over eigen administratief personeel - bij haar gedetacheerd door de Direktie Schone Kunsten en Letteren - die de beslissingen van de kommissie voorbereidt en uitvoert. Een vergelijking met Nederland, een ongeveer even groot land met grotere bevolkingsdichtheid, d.w.z. met nog grotere problemen, moge verhelderend werkenGa naar voetnoot11. Daar is de ambtelijke Rijksdienst voor de Monumentenzorg belast met het toezicht op het onderhoud en de restauratie van de monumenten, met de inventarisatie en met de voorbereiding van de maatregelen tot bescherming der monumenten tegen rampen en oorlogsgevaar. Aan de restauratieafdeling is de eerste taak opgedragen. Daartoe is het land verdeeld in vier distrikten, elk toevertrouwd aan een chef-architekt en assistenten-architekten; aan deze afdeling zijn daarenboven nog verbonden een beeldhouwer-natuursteendeskundige, twee molenexperts en een vijftal tekenaars, belast met de bouwkundige dokumentatie. De architekten worden reeds van in het begin bij elke restauratie betrokken, d.w.z. ze oordelen wat dient te gebeuren, advizeren over de keuze van de architekt, beoordelen de restauratieplannen, advizeren over de keuze van de aannemer, houden toezicht op de werken. Er is verder een kleine stedebouwkundige afdeling die o.m. helpt bij de voorbereiding van stedebouwkundige plannen en van de aanduiding van beschermde stads- en dorpsgezichtenGa naar voetnoot12. De afdeling beschrijving is belast met de monumentenbeschrijving (inventarisatie)Ga naar voetnoot13. Daarvoor beschikt men over acht kunsthistorici, vier tekenaars, twee fotografen en drie laboranten, een archief van foto's (100.000 stuks) en tekeningen (70.000 stuks), een vak- | |||||||
[pagina 237]
| |||||||
biblioteek, enz. Door de nieuwe monumentenwet van 1961 is de MonumentenraadGa naar voetnoot14 belast met het opstellen van de per gemeente gegroepeerde monumentenlijstenGa naar voetnoot15; de voorbereiding gebeurt echter door de ‘beschrijving’ van de Rijksdienst. Voor het opmaken van die lijsten was eerst een termijn van 5 jaar gesteld, die nu verlengd werd tot 8 jaar. Er zijn reeds talrijke ontwerplijsten gezonden aan provincies en gemeenten, die de minister in overweging kunnen geven de lijst met bepaalde gebouwen te vermeerderen of te verminderen. De nieuwe lijsten - een administratieve basis voor het beleid van volgende jaren - zijn zeer ruim opgevat, zodat ze kunnen aangepast worden aan de omstandigheden (saneringsplannen, ruilverkaveling, verkeer, financiële mogelijkheden)Ga naar voetnoot16. Enkele voorbeelden: voor Maastricht zijn ter bescherming 1396 gebouwen voorgesteld, voor Utrecht 838, voor Delft 572, voor Zierikzee 560. In totaal denkt men tot ongeveer 40.000 (veertigduizend!) beschermde monumenten te komen. Zeer leerrijk zijn ter vergelijking enkele cijfers uit ons land (volgens de lijst van 1963): Antwerpen heeft 50 beschermde monumenten, Brugge 34, Brussel 26 (op de wereldberoemde Grote Markt slechts het stadhuis en het Broodhuis!), Gent 54, Luik 163 (waaronder 65 gevels in de rue Hors Château). In totaal zijn in België geen 2000 gebouwen beschermd! Het grote voordeel van het Nederlandse systeem is dat in een korte tijdspanne (acht jaar), volgens gelijke normen, een volledige monumentenlijst zal opgemaakt worden, terwijl ons systeem van klassering niet naar volledigheid streeft, zeer willekeurig geschiedt (dikwijls met een bepaald doel: sloping tegen te gaan, subsidie voor restauratie te verkrijgen), en hoegenaamd geen gelijkwaardige normen volgt. Voor de subsidieregeling wordt in Nederland rekening gehouden met eventuele speciale toestanden; de provinciale en gemeentelijke subsidies variëren eveneens. Als men voor 1965 alle overheidssubsidies en het aandeel der eigenaren (10 tot 30%) samentelt, komt men tot een som van ca. 50.000.000 gulden die per jaar verwerkt wordt. l.v.m. het restaureren van woon- en pakhuizen, bestaat voor een aantal steden een regeling tussen rijk en gemeente, waarbij elk een gelijk bedrag uittrekt, zo in Amsterdam elk 1.250.000 gulden. Zulke bedragen schijnen voor onze kunststeden onbereikbaar ver te liggen! Het schijnt voor ons land niet mogelijk nauwkeurige cijfers i.v.m. de rijkssubsidies te verkrijgen, omdat in de globale cijfers van de begrotingen zowel toelagen voor nieuwbouw als voor restauraties begrepen zijn. Een uitzondering vormen de restauraties van beschermde private gebouwen (d.w.z., geen kerken noch openbare gebouwen), waarvoor thans voor het Vlaamse land per jaar 10.000.000 fr. beschikbaar is. O.i. bestaat thans in België het meest behoefte aan een tweeledige rijksdienst - afhangend van de nu taalkundig gesplitste Direktie voor Schone Kunsten en Letteren -, werkend met eigen architektenGa naar voetnoot17 (b.v. 1 per twee provincies), kunsthistorici, technisch en administratief personeel. De samenwerking met een hernieuwde kleine Kommissie voor Monumenten zou inzonderheid ten goede komen aan de belangrijke restauraties, waaraan nu te weinig tijd kan besteed wordenGa naar voetnoot18. Het lijkt ons hoopvol dat in de kommissie zelf meer en meer leden ervan overtuigd worden, dat een reorganisatie van de monumentenzorg onvermijdelijk is. De omstandigheden zijn inderdaad sinds 1835 grondig veranderd, zodat een aanpassing aan de gewijzigde toestand dringend geboden is. Dat één van de voorbeelden op gebied van monumentenzorg en -wetgeving Nederland is, moet voor Vlaanderen een nog grotere reden zijn om in het kader der Nederlandse taal- en kultuurgemeenschap tot nauwe samenwerking te komenGa naar voetnoot19. Dr. Luc Devliegher
Wetenschappelijk attaché Provincie West-Vlaanderen Lid Kon. Kom. Monumenten en Landschappen. |
|