hij zijn werk aanbood met het gevoelen ‘als van iemand die een speeltuig uit de middeleeuwen zou trachten weer in te voeren’. Het waren Vlaamse dichtoefeningen, ‘niet alleen van stoffe en van stijl, maar ook van woorden en van wendingen’. Gezelle had vooral naar oude dichters opgezien - vermeldde hij Van Maerlant niet? - en zoveel mogelijk hun taal gebruikt, die ten andere ‘God lof, alhier nog levendig gehoord en gesproken wordt’.
Aansluitend bij die verantwoording, die ter zelfder tijd als een programma gold, begint Cordan zijn commentaar. ‘Der Geist der Sprache ist auch der Geist des Geistes’. Het vertalen van Gezelle is ongehoord moeilijk. Niet omdat hij onverstaanbaar zou zijn, maar omdat het modern woordbegrip, zoals wij het nu kennen en aanvoelen, afwijkt van de betekenis die de woorden vroeger bezaten en ook in het wereldbeeld van Gezelle bezeten hebben. Hoe zag die werkelijkheid eruit? Cordan besteedt er vijf bladzijden aan om op die vraag te antwoorden. Het is een onverdeelde realiteit, waarin alles door en om God bestaat, zinrijk want in zichzelf volledig.
Maar ‘der Mensch steht auf der Schwelle, um aus Gott in das Ich über zu treten - noch steht er bei Gott, aber der Mund fängt an, im Lobsang seine eigene Kraft und die Wollust an sich selbst zu entdecken’. Dié zijnswereld van Gezelle is de ziel van zijn taal, die taal is de ziel van zijn poëzie.
Cordan heeft zelfs getracht de taalschoonheid, dat onmisbaar teken van Gezelles poëzie, met alles wat het aan mysterie inhoudt, voor zijn Duitse lezers toegankelijk te maken. Om dat doel te bereiken, heeft hij ernaar gestreefd het ritme van de oorspronkelijke tekst te bewaren, door dezelfde betoning toe te passen en zich net als onze dichter een paar vrijheden met het metrum te veroorloven. Zelfs heeft hij door de keus van sommige archaïserende woorden die bijzondere gevoelswaarde willen treffen, die de betekenis van Gezelles taal oproept. Hoever hij daarin mocht slagen zal blijken uit de aanhef en het slot van ‘Dien Avond en die Rooze’:
‘Hab manche manche stund mit dir
Und nie hat eine stund mit dir
Mich einen winck verdrossen,
Hab manche blume auch für dich
Und bienegleich mit dir mit dir
Den honig drauss antwendet.
Obschon auch mir 'obschon auch dir
Die rose: war sie gleich von dir -
Nicht lange mochte wesen,
Doch lang bewahrt - das sag ich dir -
Mein herz drei heilge bilder: DICH
DEN abend - und - DIE rose’.
Ons schetsmatig overzicht zou moeten aangevuld worden. Vooreerst door in het licht te stellen wat de tijdgenoten van onze expressionisten, die niet in die beweging opgegaan zijn, over Gezelle geschreven hebben. Vervolgens door buiten de periode te treden en de grenzen die wij ter afbakening van ons onderwerp kozen. Na 1926 niet minder dan daarvoor, is de belangstelling voor Gezelle levendig gebleven. De bloemlezingen die Jan Walravens uit de jongste experimentele poëzie in Vlaanderen samengesteld heeft in 1955 en 1960, onder de titel ‘Waar is de eerste Morgen?’ beginnen met ‘'T er viel 'ne Keer’ van Gezelle. Het staat er op zijn plaats. Nog geen twee jaar geleden publiceerde Johan Anthierens ‘Een Keurkorf Luisterliedjes’, met teksten van onze beste hedendaagse chansonniers. Gezelle is er, naast Jacques Brel, Will Ferdy, Kor Van der Goten en veel anderen in vertegenwoordigd met ‘Gij badt op eenen Berg’ en ‘Gierzwaluwen’.
De aanbrengst van Nederland en Zuid-Afrika, zelfs van landen buiten ons taalgebied, is even belangrijk. Wij denken onmiddellijk aan de studies van Verhoeven, Van Duinkerken, Bruning, e.a., aan vertalingen van Decroos, Schwarz van Wakkeren, Hermanowski, Graef, Wippermann, alleen in Duitsland. Het is maar een opsomming als voorbeeld, niet de vrucht van een stelselmatig onderzoek. Wij zouden ook vertalingen in het Frans, Engels, Spaans, Italiaans, Roemeens, Spaans, Tsjechisch en Latijn moeten aanwijzen. Het zou een levenswerk vragen dat alles op te sporen en ondereen te vergelijken, om te komen tot de slotsom dat Gezelle lééft. Omdat hij zo waarachtig is en het zo goed kon zeggen, omdat in zijn poëzie, in de taalkunst zoals hij ze beoefend heeft, enig en onvervangbaar, het gehele mysterie van zijn wezen ligt geopenbaard.
André Demedts
(Kortrijk)