Marginaliën
Een kunstwerk is die bijzondere vorm van menselijk mededelen, die door de kunstenaar met andere middelen niet zó persoonlijk - naar eigen aard - kon uitgedrukt worden.
Stijl is aldus organisch gegroeide bijzondere vorm van menselijke communicatie.
Vergeleken bij een gedicht is het plastisch kunstwerk een gecomprimeerde visuele overdracht.
Die overdracht kan de weergave zijn van een zintuiglijk waargenomen rechtstreeks visuele beleving. Zij kan ook gegroeid zijn uit een niet rechtstreeks visuele beleving. Dan kan het plastisch kunstwerk zich zelf tot onderwerp hebben.
De verscheidene stijlbegrippen, die de uitkomst zijn van verscheidene uitdrukkingswijzen, leggen getuigenis af van een persoonlijke reactie op het veranderd levensgevoel, waardoor een andere visie op het leven werd geschapen.
Het uitzicht van de plastische kunstwerken verandert aldus voortdurend, omdat voortdurend het inzicht verandert.
Ook post-factum, nà het ontstaan van het kunstwerk, verandert het uitzicht, omdat het naderhand met een ander inzicht wordt bekeken.
Om de persoonlijke communicatie zuiver te kunnen opvangen, weze het de betrachting van de toeschouwer telkens zijn ziensgewoonte af te stemmen op de zienswijze van de kunstenaar.
Er bestaat geen algemeen geldende maatstaf die bijv. toereikend is én voor impressionistisch én voor expressionistisch werk, omdat, ook wanneer dezelfde compositiewetten de kunstenaar hebben geleid, de motivering uit een andere levensvisie is geboren.
Het is de vertrouwdheid met de plastische taal die het aanvoelend begrijpen van een kunstwerk zowel uit vroeger als van eigen tijd determineert.
In de zachte of scherpe, heldere of sombere plastische tekens kan het instinctief of bewust uitzingen van vreugde herkend, om te ontspannen, of het instinctief of bewust doorgeven van angst of révoltesignalen om spanningen op te roepen.
Niet alleen het voorgestelde onderwerp, maar vooral de voorstellingswijze werpt, doorheen het onderwerp, licht op de levensvisie - de zienswijze van de kunstenaar - en het is de voorstellingswijze die de zeggingskracht van het kunstwerk waarborgt.
Daarom is de eerste vraag tegenover het kunstwerk niet zozeer: Wat zie ik, maar hoe is de voorstellingswijze.
Dit stellen van het hoe voor het wat is niet het verheffen van het hoe boven het wat, maar het erkennen dat de garantie voor de hoedanigheid van het kunstwerk ligt in de formele hoedanigheid van de voorstellingswijze.
Deze toont het spoor van de bewogenheid en levert het bewijs of het door de kunstenaar behandelde onderwerp voor hem niet louter een thema is geweest, dan wel een motief, d.i. een oorzaak van bewogenheid.