ontmoetingen
De nationale liederen van enkele europese landen (II)
Denemarken. Het officiële nationaal en koninklijk lied van Denemarken is ‘Kong Christian stod ved hojen Mast’ Koning Christiaan stond voor de hoge mast. De woorden werden getrokken uit Johannes Ewalds' (1743-1781) opera ‘Fiskerne’ (De Visser), op de muziek van Johan Hartmann, dirigent van het orkest van de Koninklijke Schouwburg. Toen de opera op 31 januari 1780 voor het eerst werd opgevoerd, zong men alleen het laatste couplet op een wijze die nu onbekend is en waarover ten andere wordt geredetwist. Het moet dateren van tussen de jaren 1762 en 1777, toen de gebroeders Christian en Frederik Danckel Bast de zangwijze vonden in een verzameling vioolmuziek. Zij vermeldden geen naam, omdat ook zij wellicht de komponist niet kenden. In 1785 verscheen dezelfde melodie in een bundel Protestantse zangen, uitgegeven door een zekere Niels Schirring, die vier jaar later weer een bundel opera-aria's en liederen uitgaf, waarin Ewalds' ‘Kong Christian’ (uit ‘De Visser’) voorkwam. Maar... de zangwijze klopte helemaal niet met dezelfde aria uit ‘De Visser’! Het was een aanpassing van de muziek, die voorkwam onder de Protestantse gemeentezangen van de gebroeders Bast en Schirrings verzameling! En nog vreemder: die bewerking was van Hartmann zelf, die, alhoewel hij er niet de schepper van is, toch de juiste toon had... gevonden.
Op haar beurt werd Hartmanns versie aangepast door de Duitser Friedrich Kuhlan (1786-1832), een populair toondichter van sonates en sonatines voor pianoforte. Zo komt ze ten andere voor in zijn bewerking (1828) van Heibergs muziekdrama ‘Elverhoj’ (De elvenheuvel), waarin ze de klimaks vormt van de ouverture. Zo vond het zijn weg naar het volk.
Muzikaal gesproken is het Deens Nationaal Lied één van de beste. Het vertegenwoordigt het heldentype van de 18de eeuw en gelijkt enigszins op het bekende ‘Rule Brittania’. Bij alle gelegenheden, waarop het koningshuis of zijn vertegenwoordiger aanwezig is, wordt dit koningslied uitgevoerd.
Een geduchte konkurrent vindt het in het gedicht van Adam Gottlob Oehlenschläger (1779-1850) ‘Der er et yndigt Land’. Er is een bekoorlijk land, geschreven omstreeks het jaar 1819. De muziek komponeerde Hans Ernst Kryer, maar het werd niet goed onthaald. Zijn grote tijd brak aan, toen op 4 juli 1844 een nationaal studentenfestival het lied uit volle borst aanhief vóór een menigte van 12.000 Deense patriotten. Van toen af werd het even populair als het koningslied.
Monaco. Alhoewel ik uit eerste bron vernomen had, dat Monaco geen officieel nationaal lied bezit, moest ik tot mijn verwondering ervaren, dat er een werd opgenomen in het recente boek ‘Die Nationalhymnen der Erde’ uitgegeven door het ‘Institut für Auslandsbeziehungen’ in Stuttgart.
Volgens deze bron is het lied in 1867 voor het eerst door een orkest in het openbaar gespeeld geworden. Het zou kort te voren ontstaan zijn: de tekst schreef Theophile Bellando de Castro, kapitein bij de Nationale Burgerwacht; de muziek is van de hand van een zekere Albrecht, een Duitser van geboorte.
Heden ten dage wordt het lied in het Frans gezongen naar een variante van Louis Canis. De eerste strofe luidt:
Fiers compagnons de la garde civique,
Respectons tous la voix du commandant,
Suivons toujours notre bannière antique,
Le tambour bat, marchons tous en avant.
Louis Notari schiep een zelfstandige tekst in de monegaskische omgangstaal, d.i. een Provençaals dialekt. De eerste strofe begint als volgt:
Opgelet, gij die ons aanraakt!
Opgelet, gij die ons aankijkt!
Van oudsher waait over ons land
In de wind dezelfde vlag.
Van oudsher zijn de rode en witte kleuren
Het zinnebeeld van onze vrijheid geweest.