Lia Timmermans
na haar aanstelling te Brugge, haar intrek neemt bij haar oom George. Allengerhand gaat zij liefde opvatten voor deze inzichzelf gekeerde, ietwat zonderlinge vrijgezel, die innerlijk met onverklaarbare problemen te worstelen heeft. Een diabolische betovering weerhoudt hem toe te geven aan zijn gevoelens voor Annette. Sabine Mardagas, die tijdens haar leven een grote aantrekkingskracht op hem heeft uitgeoefend, heeft ook na haar dood een magische invloed op hem. Zij houdt hem in haar onzichtbare ban. Op een avond ontdekt Annette zijn geheim. En nu wordt ook zij gefascineerd door de onzichtbare aanwezigheid van de raadselachtige vrouw, die niet alleen haar omgeving blijft folteren, maar ook haar eigen geluk in de weg staat. Slechts als Annette, met een eindeloos en liefdevol geduld, de onzichtbare aanwezigheid van Sabine ontsluierd heeft en door haar zuivere aanhankelijkheid in de geest van George de betoverende foltering gebroken heeft, slaagt zij er in, samen met hem, het geluk te veroveren.
Sabine Mardagas is niet alleen een mooi en boeiend boek geworden, het is tevens uitgegroeid tot een verhaal, dat de bevestiging inhoudt van het geloof in de liefde. Van haar vorig boek ‘Verloren zomerdag’ heeft de Noord-Nederlandse schrijfster Anne Lennart getuigd dat het voor haar echt een verrassing was. ‘Wat in dit verhaal beschreven wordt zou je een prelude tot de liefde kunnen noemen, gezet in een toonaard, die ons, met het aardse vergroeide volwassenen, vreemd is geworden, en met heimwee vervult’.
Sabine Mardagas is geen prelude meer, al is de ikfiguur een jonge argeloze vrouw, die nog maar pas uit haar jeugddromen ontwaakte en voor de eerste keer door de liefde wordt aangeraakt. Sabine Mardagas is een boek geworden dat van zulk een rijp inzicht in de liefde en van zulk een ruim begrip voor het leven en de mens getuigt, dat het alleen door een rijpe vrouw geschreven kon worden. De prelude van de verloren zomerdag is hier een loflied op de liefde geworden. Lia Timmermans schreef dit boek onder het bekende motto ‘Wie de liefde niet bezit, is een holle schalmei’. Zij gaat op zoek naar de liefde in een wereld die door waanbeelden betoverd wordt. Haar loflied op de liefde loopt als een gouden draad door het verhaal en geeft er een diepte aan die vaak ontroert. In het eerste hoofdstuk mijmert Annette ‘Is de liefde misschien een licht uit een andere wereld, dat onze harten openbreekt? Ik geloof het. Zij kan een bliksem zijn of een trage dageraad, een licht is zij, een vlam, die ons het eigen wezen en dat van de geliefde onthult en het gelaat zonder trekken, het beeld zonder vormen toont, dat in ons verscholen ligt.’ En verder zegt zij: ‘Als wij beminnen hoeven wij niet te kennen. Als wij beminnen, dan geloven wij. En de eerste daad van de liefde is in het beeld van de geliefde, zoals het eenmaal herkend werd in het licht der liefde, te blijven geloven.’ Ook in het slotakkoord van dit loflied komt zij hierop terug: ‘De eerste daad van de liefde is het trouwe geloof. En het eerste werk van de liefde is de geliefde te leiden tot het eigen wezen, het gelaat zonder trekken en het beeld zonder vormen, dat de ogen van het hart in hem hebben gezien. Zo dikwijls had ik mij afgevraagd: ‘Waarom, ach waarom heb ik hem lief?’ ‘Nu meende ik het antwoord te kennen. Misschien klinkt het vermetel, maar ik geloofde - en geloof nog - dat wij in el-