West-Vlaanderen. Jaargang 13(1964)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende poëtisch bericht Romantisch memorieblok wie war das alles Lustgebärde (Rudolf Hagelstange) als wij met september weer naar school gaan steltenlopend op herinnering - zo lang! - alle huizen dragen rouw, ontijdig en de zon zelf hangt haar stralen wit en zwak en koeler in de vouw en het lint der regenwolken strikt zich rond die rouw. open poorten voor de netgeveegde vloeren waar geen blad ligt, zwaar als brons en geen water tekent spiegelbeelden waar de wind verloren luidt. buiten hangt de zon die met ons speelde en woorden zong die steltenlopen. onze handen liggen dood, dood, dood in d'aarde of 't lis langsheen de vliet. wij lezen niet, bijlange niet, de woorden op het bord, de zwarte zandwoestijn, het blad, de bleke vlakte, voorhoofd zonder toch noch vreugd; wij zien alleen de gouden kevers schrijden keizerpraal op 't nat zwart pad en slakken die hun sporen lijmen van taxuspalm tot tamarisk. Eén moet ons zingen en wij horen het lokkend rood der abrikozen, het aardbeibloed, het zoet van de frambozen, het meisje naast de deur dat ‘morgen’ lacht. Eén zal wel zingen, maar de wind ligt dood. Als wij met september lange schaduw slepen - de dode woorden slentren uit hun tuin diep in de zandwoestijn - waken wij één naast één De tijd der ogenblikken breekt voor uren, uren, uren... 2 Als wij met september weer naar school gaan sterven de huizen telkens weer, kwijnen de lauwe woorden van de wind, de kleine kelen van het stro, het riet nog ritslend over onze huid, en overal en overal, als wij met september weer naar school gaan. de merels die wij zochten uit hun lauwe nesten en het goud der dorsmachines, stuifmeel van de zomerdag, de smidse zwijgend met verbrande mond, de straat verloren lopend in haar schaduw, beken bloedend en de vliet, de vliet en de baars, ook de baars zingt niet, als wij met september weer naar school gaan. wij zitten stil naasteen als stenen in de wand en tasten - tevergeefs - weer naar de zangen in onze vingertoppen op de kleffe lei, de loodlei met de letters, dode dieren; in onze knieën, 't zand ontwend in onze voeten de gekooide vogels roepend om lente met hun winterangst, hurken wij eenzaam naast elkaar. de kikkers die wij vingen - joris, jan en heintje met de bult - schrijven de zinnen voor; de vogeljongen, vroeg geroofd en tussen hemd en huid bewaard wegen nog warm als wij vertellen wanneer wij met september weer naar school gaan steltenlopend op herinnering als reigers happend naar de goudvis en de baars en zoveel dromen in het hooigras aan de beek. maar dat wij tasten stram met vorst in alle vingers tasten tot niets meer is, maar niets dan vingertoppen en de lei en eerste lijnen en heimwee gonzend door het hoofd Paul Vanderschaeghe Vorige Volgende