ontmoetingen
Professor Ferdinand Wippermann
Degenen die het vorig jaar de Westvlaamse Dagen te Paderborn medegemaakt hebben, zijn met onvergetelijke herinneringen naar huis gekomen. Een van de schoonste danken wij aan de ontmoeting met Professor Ferdinand Wippermann. Op donderdagavond 8 november had in het hotel ‘Westfälisches Hof’ een eerste kennismaking tussen de Westfaalse en Westvlaamse kunstenaars plaats. Daar gebeurde het, na de voorlezingen uit elkanders werk. Een bejaarde, beweeglijk kranige heer komt op ons toe en zegt: ‘Vlaanderen dag en nacht denk ik aan u’, zo het woord herhalend dat zijn landgenoot Hoffmann von Fallersleben een eeuw geleden gesproken heeft. Dat was professor Ferdinand Wippermann, geboren in 1876 (het jaar van Conrad Adenauer) in de oude Saksenstad Paderborn. Eigenlijk was hij reeds geen onbekende meer, want in het weekschrift dat door de toeristische dienst van de stad op onze hotelkamer bezorgd was, stond een sonnet van zijn hand over Guido Gezelle te lezen. Nu verklaart hij een oude vriend van Vlaanderen te zijn. Hij heeft het als kind leren liefhebben door ‘De Leeuw van Vlaanderen’ van Conscience; hij heeft het dikwijls bezocht en daar hij van huis uit Platduits geleerd had, leverde het Nederlands hem geen grote moeilijkheden op. Hij las onze dichters en schrijvers, bezat talrijke Vlaamse boeken en uitgaven, waaronder het werk van Gezelle en het idioticon van De Bo, maar zag die schat, vrucht van een leven verzamelen en bijhouden, op 27 maart 1945 bij een bombardement van Paderborn in de vlammen opgaan.
Toch heeft hij iets kunnen redden: zijn vertalingen naar Gezelle en Poirters. Wij drukken hier als hulde aan die goede vriend van Vlaanderen, schone mens en kunstenaar hijzelf, zijn verduitsing van Gezelles ‘Maria’ over, met een woord van dank omdat hij ons daartoe de toelating verleend heeft.
a.d.
Maria
O edles Herz, o hehre Fraue,
Von Adams Erbschuld unversehrt!
Wie blasst, derweil ich dich anschaue,
All Pracht und Schöne dieser Welt!
Du Tropfen Tau, frisch und kristallen!
Du himmeispiegelndes Juwel,
Das aus des Herren Hand entfallen!
Du Weltkron, sonder Fleck und Fehl!
Du Mittlermagd, aus Erdgeschlecht
Erkorn zuhöchst an Gottes Throne!
Vergib in Hulden deinem Knecht,
Dass er in Weisen schlecht und recht
Lebsinget dir und deinem Sohne!
Nach dem Flämischen von Ferdinand Wippermann.