ontmoetingen
Een zalige verjaardag voor Boschvogel (o 22 september 1902)
Boschvogel een zalige verjaardag te mogen wensen is een eer. Dat om twee redenen: zijn beminnenswaardigheid als mens en zijn betekenis als kunstenaar. Zou er nog een schrijver in West-Vlaanderen leven die zoveel vrienden heeft als hij? Onlangs hoorden wij hem zeggen, sprekend over zijn kinderjaren te Aartrijke, waar hij misdienaar was en met zijn makkers (op bevel van de kapelaan!) de tuin van De Verenigde Kwekers moest wieden, dat een van die jongens hem het enige boek schonk dat hij in zijn bezit had. Zo maar uit vriendschap.
Het was Robinson Crusoë door Daniēl Defoe.
Boschvogel vertelde er niet bij wat hij gegeven had om dat geschenk te verdienen. Wat heeft hij veertig jaar lang gegeven aan al degenen die hij persoonlijk of onrechtstreeks met zijn geschriften kon bereiken? Zijn blijde boodschap van een bezield christendom, een voorbeeld van trouw aan zijn volk, zijn genegenheid voor de mensen. Hij zelf zou glimlachend het antwoord op onze vraag ontweken hebben, want zichzelf in het licht stellen heeft hij nooit gewild of gedaan.
Wie hem toevallig ontmoet en niet kent, zou zich inbeelden dat hij een bescheiden landedelman is of een dier meesters, zoals ze in de legende leven, alwetend en wijs, die zoals er geschreven staat in de herinnering van hun leerlingen als sterren blijven stralen. Een meester inderdaad. Meer dan vijfendertig jaar les, eerst in het lager en vervolgens in het middelbaar onderwijs. Aanvankelijk alle vakken en daarna alleen geschiedenis, het vak waarin alle andere begrepen zijn. Boschvogel veronderstelt dat hij zijn knapen niet veel feitenkennis, data en namen doen onthouden heeft, maar hoopt dat hij hun enig inzicht in de getijden van de historie en de beweegredenen van de mensen heeft bijgebracht.
Als wij zijn boeken voor ons zien liggen, zijn ‘Willem van Loo’, ‘Het Hof der Drie Koningen’, ‘Niet wanhopen, Maria Christina’ en de vele andere, beseffen wij ineens de diepe waarachtigheid van dat werk, omdat het zo innig met zijn schrijver verbonden is, als de uitdrukking van zijn gezicht en de klank van zijn stem. Die eenheid is het watermerk van hun schoonheid.
Twee of driemaal hebben wij aan Boschvogel gevraagd dat hij grote boeken zou geschreven hebben, heldenverhalen naar de trant van Henrica von Händel Mazetti of Michail Sjolochow. Hij zou dat gekund hebben. Maar hij schudde er zijn hoofd bij en beweerde dat het niets voor hem was. Hij wilde zich van zijn publiek, zijn klasje leerlingen, zijn volk van West-Vlaanderen niet verwijderen. Wij zouden gewild hebben dat meer intellectuelen hem lazen, dat zijn verhalen naar Nederland en Zuid-Afrika gingen, dat ze vertaald en over de wereld verspreid werden. Zelfs nu hij dat niet beoogd of verlangd heeft, bestaan er van sommige zijner werken Duitse, Franse en Engelse vertalingen.
Liever de meester blijven in eigen land dan beroemd te worden in den vreemde en vreemdeling voor de mensen uit eigen dorp en streek. Hij zet de traditie van de Westvlaamse vertellers voort. Van Van Haecke en Huys, Gezelle en Vanhee, Ver-