Het Vlaams expressionisme belicht door de Vlaamse televisie
Ervaringen met beschikbare bronnen medewerkers en publiek
Sedert de Vlaamse Televisie in 1958 een aanvang maakte met een bewuste programmatie in verband met de plastische kunst werd op regelmatig terugkerende tijdstippen de aandacht gevestigd op de periode van het expressionisme. Het expressionisme dat volgens de programmators nog zeer nauw aansloot bij de kunstkennis en -appreciatie van het doorsnee publiek. Anderzijds lag er hier voor het televisie-medium een terrein braak waar slechts enkele kineasten voordien reeds hadden op geploegd.
Technisch gesproken was deze periode voor de realisators een dankbare periode omdat er nog zoveel gegevens bij de hand lagen over de grote figuren uit die periode en anderzijds omdat nog eminente getuigen in leven waren.
Van belang was het ook zo vlug mogelijk alle elementen over het expressionisme bijeen te brengen opdat een filmdocumenratie zou ontstaan die in latere jaren niet meer zou kunnen opgemaakt worden.
Ik denk bijvoorbeeld aan het ernstig plan dat wij maakten met wijlen Prof. André De Ridder, een grote, historisch-juiste film te maken over de Vlaamse expressionisten.
Helaas, 14 dagen na het laatste gesprek hierover moesten wij Prof. De Ridder ten grave dragen. Gelukkig achten wij ons nog tijdig een ‘Ten huize van...’-programma te hebben gefilmd waarin deze grote en klaarziende kunstcriticus vele wanbegrippen en legenden in verband met het expressionisme uit de wereld heeft geholpen door ze te weerleggen met concrete en glasheldere feiten, door hemzelf beleefd.
Figuren als Permeke, De Smet, Van den Berghe en anderen kregen in de mond van deze mede-oprichter van Sélection een totaal andere gedaante dan degene die wij kennen uit officiële monografieën. Het waren niet meer diezelfde historisch-geworden halfgoden, omringd reeds met het aureool der onsterfelijkheid, maar het werden opnieuw levende kunstenaars met hun onbetwistbaar groot talent en hun soms zo klein-menselijke tics en gebreken. Ze werden er ook niet kleiner om, ik zou bijna durven zeggen: integendeel.
Indien ik de televisie-uitzending bij André De Ridder als eerste vernoem in dit artikel is het omdat precies deze ontmoeting zo vele nieuwe vergezichten heeft geopend op de periode van het expressionisme. In een ander interview met Paul-Gustave Van Hecke kwamen dan weer elementen uit de herinnering naar voor die De Ridder ontgaan waren of die hij ons, misschien met opzet, verzwegen had. Elke kunstcritiek immers is subjectief.
Een programma van een totaal ander opzet, maar waar de samenstellers er hopelijk in geslaagd zijn de mens zowel als de kunstenaar aan het publiek voor te stellen, is dit geweest gewijd aan Permeke. Hier vertrokken we