[Jonge Westvlaamse Poëzie, vervolg]
Fernand Bonneure
Zo gaat het van het ene debuut naar het andere. Telkens is het anders. Mijn huis ikonostase door Fernand Bonneure moet men vele malen herlezen (Lier, De Bladen voor de Poëzie, 1961, 32 blz.). Dan geeft men er zich terdege rekenschap van dat de dichter op een allesbehalve banale manier experimenteert. Hij spant zich in om bekende en eerder gewone themata dichter tot ons te brengen en heviger te doen doorleven door een nieuw en origineel woordgebruik. Het werd een boeiende poging die de eerste maal - en dat is toch schier onvermijdelijk - slechts een betrekkelijk resultaat heeft opgeleverd. We geven dadelijk een voorbeeld.
het licht in de nacht
de maan door klare nachten
- dat was hoe lang geleden -
in ruisend zwarte penticoat
hortend beven aan het maalpeil
de maan zet de mijlpalen uit
pootgoed voor een nieuwe taal
Dit gedicht dat tot de beste uit de bundel behoort, kan men goed volgen. Ongelukkig loopt het naar het einde toe verloren in een teveel aan woorden. Althans naar onze mening. We hebben daarbij de indruk opgedaan dat het voorlopig nog te uitsluitend het ‘hoe’ is dat de dichter obsedeert. Hij heeft alleszins nog niet het natuurlijk evenwicht en de zinvolle harmonie tussen inhoud en vorm gevonden. Voor de buitenstaander blijft er te veel opzettelijkheid te bespeuren. Bij het laten inwerken van klanken op klanken, van woorden op woorden en beelden op beelden bekomt men gemakkelijk zeer zonderlinge kombinaties die in de grond niet veel hoger moeten aangeslagen dan een soort nieuwmodische rederijkerij. Bij Fernand Bonneure heeft het procédé nog geen ergelijke vormen aangenomen, maar hij zal er in de toekomst toch rekening moeten mee houden dat er ook in de poëzie zekere grenzen bestaan welke men niet ongestraft kan over het hoofd zien.