[De Letterkunde unit West-Vlaanderen te Münster, vervolg]
Lamberty te beurt is gevallen, maar dààrvoor hebben taalgeleerden zoals de Westvlaming Dr. Jerome De Croos ter plaatse vruchtbaar werk geleverd op het gebied van de Neerlandistiek. De eerste Duitse vertalingen van werk van Hendrik Conscience zijn ooit te Münster verschenen. Men spreekt soms van een samenloop van omstandigheden. De Nederlanders komen in pelgrimage naar de Friedensaal aan de Prinzipalmarkt om er de onafhankelijkheid van hun vaderland te gedenken; wat in 1648 te Münster gebeurd is geeft ons, zuiderlingen, veeleer reden tot treuriger gedachten. Nu doen wij er misschien ervaring op om de juiste methodes voor de toenadering en de integratie der Europese volkeren konkreet te leren kennen.
De inrichters hebben bij het opmaken van het uitwisselingsprogramma geijverd voor een brede kijk op het literair gebeuren. Mits beschikking over ruimere middelen, rijkssubsidie bijvoorbeeld, hadden zij graag de Vlaamse letterkunde in haar geheel in de tentoonstelling verbouwd. Nu bleef zij uitsluitend wegens stoffelijke noodwendigheden beperkt tot de letterkunde in West-Vlaanderen van Gezelle tot heden, hoewel daarbij passend werd verwezen naar de bredere literair-historische samenhang. Ook Professor Lissens heeft op deze attent gemaakt.
De tentoonstelling nam vijf kleinere bovenzalen van het Landesmuseum in beslag. In het eerste prijkte Gezelle, dank zij o.a. de voortreffelijke dokumentatie waarvoor Z.E.H. Antoon Viaene uit zijn Brugs museum had gezorgd. In het tweede bespeurde men nawerking van de grote dichter op het domein van de volksvertelsels. In het derde werd de generatie Verriest - Rodenbach - Sabbe - Warden Oom - O.K. De Laey - Streuvels - Verschaeve omstandig belicht. Talrijke dokumenten uit het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen waren daarvoor ter beschikking gesteld en getuigden voor een rijkdom die men ons in den vreemde openhartig benijdt. De ruimere vierde zaal was voorbehouden aan de hedendaagse literatuur in al haar verscheidenheid. Van de bekende Westvlaamse schrijvers kon men er vrijwel alle romans, vele dichtbundels en ettelijke handschriften bekijken. Dank zij het archief van Professor Dr. Schulte-Kemminghausen, dé Droste-Hulshoffkenner van Westfalen, werd in de laatste zaal een overzicht geboden van de literaire kontakten die in het verleden tussen Westfalen en Vlaanderen tot stand zijn gekomen. Ook de Universiteitsbibliotheek van Münster had hier vele uitgaven samengebracht. Ondermeer was in een toonkast het vertaalwerk gegroepeerd van Dr. De Croos, met o.a. een nog onuitgegeven bloemlezing van gedichten van Gezelle waarin het jonge G. Gezelle-Genootschap ongetwijfeld belang mag stellen.
Het Westvlaams gezelschap o.l.v. de heer Jozef Storme heeft met voldoening vastgesteld dat de bezoekers, waaronder een lyceumklas, reeds dadelijk na de korte openingsplechtigheid langs de vitrines kwamen aanschuiven. Bij het demonteren op 15 mei ll. gaf de directie van het Landesmuseum te verstaan dat de belangstelling bijzonder gunstig mocht worden genoemd. Ook van officiële zijde is dit het geval geweest. De heer Ambassadeur Baert, die de Vlaamse kunstenaars zeer genegen is, had zich op de openingsplechtigheid laten vertegenwoordigen door Graaf de Liedekerke die ook nog na de Dichterlesung intens aan de gesprekken deel had. Als gastheren fungeerden Landesrat R. Paasch en Verwaltungsrat Dr. Beisenkötter, evenals Dr. H. Eichler, directeur van het museum dat zo voortreffelijk de montage van de tentoonstelling hielp realizeren.
De Dichterlesung op zaterdagavond omvatte twee delen. Bij de uitwisseling van begroetingswoorden tussen de heren Paasch en Storme, bood West-Vlaanderen aan Westfalen de, heden reeds gezochte, Verzamelde Werken van Stijn Streuvels ten geschenke. Vervolgens sprak Prof. Lissens en droegen Antoon Van der Plaetse en Gerard Vermeersch fragmenten voor uit het werk van Streuvels, Timmermans, Christine D'haen, Jan Schepens, Jan Vercammen, Marcel Matthijs, Fred Germonprez, André Demedts, Felix Dalle en Boschvogel. Fernand Etienne zorgde telkens voor een bondige situering. Tot besluit weerklonk Mijn Moederspraak van Peter Benoit waarvoor de Gewestelijke Omroep West-Vlaanderen een opname ter geschikking had gesteld.
Wij menen dat dit eerste getuigenis aangaande de hedendaagse letterkunde uit West-Vlaanderen gekenmerkt werd door een eerzame bescheidenheid, ingegeven door de overtuiging dat het hier slechts een deel betreft van het geheel. Individueel beschouwd hebben de letterkundigen, die door voordracht of tentoonstelling in het licht werden gesteld, uiteraard slechts een flits van hun persoonlijkheid kunnen prijs geven. Er moet inderdaad nog zoveel gebeuren alvorens zij een vreemd taalgebied