[Westvlamingen in de Neff-anthologie, vervolg]
Van Marcel Matthys vertaalde de grote vriend der Vlaamse letteren, die Georg Hermanowski is, een vroeger verschenen novelle: Het Turkse kromzwaard (Der Türkische Krummsäbel). Marcel Matthys, die met zijn Ruitentikker onmiddellijk de eerste plaats onder de sociale romanciers van Vlaanderen wist te veroveren en deze nog steeds bezet houdt, hoewel het genre sedertdien belangrijk meer beoefend werd, neemt hier eens te meer als uitgangspunt een jongen, die uit zijn gelukkige dorpse eenvoud getrokken wordt en in een vreemd en beangstigend milieu geworpen is. Een aan lager wal geraakt officier, als een stuk wrakhout beland in een klooster, waar hij als meesterknecht dienst doet, tyranniseert de jonge knaap, die er als knecht werd opgenomen. Maar tevens oefent hij als een soort magische kracht op hem uit, zodat hij de knaap, die een voorbeeld van gehoorzaamheid en godsvrucht is, er als het ware toe dwingt te beloven in het klooster te treden en het meisje, waarvoor de jongen een kinderliefde heeft opgevat, op te geven. Dat veroorzaakt een geweldige psychische reactie, die haar hoogtepunt bereikt als de jongen na de begrafenis van de oudofficier bij nachte in een soort hallucinatie het bed van de overledene met dezes Turks kromzwaard - een oorlogssouvenir - gaat doorkerven. Het verhaal van Marcel Matthys is ongemeen aangrijpend. Men weet dat hij houdt van pathetische situaties; maar het is er hem zo maar niet om de suspens te doen; het verhaal is machtig als atmosfeerschildering en als indringing in de psyche van een uiterst gevoelig kind, De novelle van Matthys werd op internationaal plan sterk opgemerkt; er zijn thans reeds onderhandelingen aan gang voor verfilming ervan te Hollywood. Wij moeten bekennen dat de novelle Eines Tages werde ich Katja finden van Daniel Gillès ons niet in dezelfde mate heeft kunnen begeesteren. Het gaat om een jonge Poolse edelman, die op kostschool zich het
droombeeld van een volstrekt irreël figuur, wandelend in een even irreële lusthof, stuk voor stuk heeft opgebouwd, er volstrekt van overtuigd dat hij haar eensdaags zal vinden. In Fiesole vindt hij inderdaad de lusthof, maar niemand verschijnt. Tot Katja er tenslotte wandelen zal de dag waarop de jonge Pool te sterven ligt in een krijgshospitaal te Rome. Een bevreemdende geschiedenis over telepathie, die wel wat erg uitgesponnen wordt, vooral omdat de schrijver meent van de gelegenheid gebruik te moeten maken om de door hem genoten opvoeding te belasteren. Aldus vervalt hij weer in het euvel van zijn sterk geschreven romans, die bij Julliard te Parijs verschenen, en waarin hij met evenveel talent als ressentiment de milieus, waaruit hij gegroeid is aan de kaak stelt; hij kon een de La Varende of een Michel de Saint-Pierre geworden zijn, maar verkoos blijkbaar het succès de scandale van een Peyrefitte.
De anthologie 1962 van de Neff zal zeshonderd bladzijden dierenverhalen bevatten, deze van 1963 zal aan het oorlogsverhaal gewijd worden.