vakliteratuur
Monografie 'Slabbinck. door U. Van de Voorde
De korte, rijk geïllustreerde monografie van U. Van de Voorde over Slabbinck, is een welkome verschijning. Zij hangt een goed beeld op van een der beste schilders van bij ons en wij mogen blijkbaar verwachten dat deze vlaamse criticus zijn pen verder aan het scherpen is, hetgeen blijkt uit de inhoud van deze studie, waarin onverholen stelling wordt genomen tegen het ‘kunst- en vliegwerk’ (sic) dat ook onze gouwen poogt te overwoekeren. In de eerste zin al legt V.d.V. een vinger in de wonde: onze tijd is er een van het meest teugelloos en verwrongenst maniërisme, waar de een de ander overtreft in zogenaamde oorspronkelijkheid, met het gevolg dat niemand het meer is. Iedereen sluit aan bij vreemde formules en abstracte kunst is onhoudbaar ten gevolge van haar eigen innerlijke tegenspraak: te willen schilderen zonder te beelden. En dit is niet de enige vinger in de wonde; V.d.V. wringt er nog een bij, en terecht: hij klaagt het ostracisme aan van bepaalde brusselse middens t.o.v. onze vlaamse, niet-abstracte schilders en het argument als zouden deze schilders, in casu Slabbinck, niets nieuws bijgebracht hebben aan de evolutie van de schilderkunst. Het is inderdaad maar al te waar dat het een wanverschijnsel is van onze tijd, ieder gewrocht alleen dan als kunst aan te nemen als het beantwoordt aan de bekende woorden waarmee alle ‘nooit geziene’ circusnummers en kermisstunts ‘voor het eerst in de wereld’ aangekondigd worden. Eén ding heb ik jammer gevonden en dit is dat V.d.V. zelf een paar maal in deze stijl verzeild geraakt en het werk van Slabbinck ‘in sprakeloze bewondering’ tooit met een hoop ‘formidabele, zeldzaamste, verrukkelijkste, weergaloze, toverachtige, onsterfelijke’ adjectieven die ons ten slotte, moesten wij het werk van Slabbinck niet kennen, nog wantrouwig zouden maken; vooral daar een ander deel van de monografie gewijd is aan een soort bewijsvoering, die
blijkbaar eens en voor altijd moet uitmaken dat Slabbinck geen epigoon van Permeke is. V.d.V. voert daartoe drie essentiële verschillen aan: 1. de vormgeving - Slabbinck vervormt niet, Permeke wèl. 2. het palet - S. transfigureert door de kleur, P. veel minder. 3. de ordonnantie - S. bouwt op in kleurvlakken, P. nuanceert. Is ‘het’ daarmee bewezen? Critisch misschien wel; en het is ongetwijfeld de bedoeling van V.d.V. niet geweest in deze korte mo-