succes hebben, of te eniger tijd gehad hebben, behoren o.m. Streuvels, Claes, Timmermans, Louis-Paul Boon, en deze schrijvers werden of worden er zeer bepaald gewaardeerd om hun àndere, hun Vlaamse inslag. De ‘kijk van een Vlaming’ is dus noodzakelijk een spel van tegenstellingen, uitermate boeiende tegenstellingen. In dit verband zou ik op een verschijnsel willen wijzen, waar ik geen verklaring voor weet. Terwijl het Nederlandse publiek over het algemeen die Vlaamse schrijvers binnenhaalt, die het iets anders geven dan waar het van huis uit vertrouwd mee is, lijkt het met het Vlaamse publiek wel andersom te gaan: het lijkt vooral te ‘antwoorden’ op de zuiderse temperamenten uit de literatuur van Nederland, of op de anderszins verwante, b.v. op de landelijke of de uit de katholieke sfeer stammende. Zo reageert men hier makkelijker - om geen namen te noemen van goedkopere successchrijvers - op namen als Aafjes, Werumeus Buning, Antoon Coolen, Anton Van Duinkerken, Godfried Bomans, Lucebert (bien étonnés de se trouver ensemble!), dan op Vestdijk, Simon van het Reve, Leo Vroman, de evengenoemded Nijhoff, Guillaume van der Graft. Iemand die daar nader op in zou gaan, zou een bijdrage leveren tot de kennis van ons lezerspubliek.
Met dat al zijn we wel enigszins aan de kijk van een Vlaming, maar niet bepaald aan de hedendaagse literaire produktie in Nederland toegekomen. Maar er is al gezegd, dat het hier bij kanttekeningen moest blijven, en kanttekeningen leiden soms tot iets heel anders dan men aanvankelijk bedoeld had. De lezer zal intussen begrepen hebben, dat ik de Nederlandse literatuur van vandaag belangrijk genoeg acht om uitvoerige kennisneming ervan te wensen. Ik zou niet met zekerheid durven zeggen, dat die literatuur thans een duidelijke bloeiperiode doormaakt. Er is weinig te bespeuren van de geestelijke koorts, van de opwinding die een bloeiperiode kenmerkt. Een opmerkelijk, althans voor het blote oog van een Vlaming zeer opvallend verschijnsel is de betrekkelijke windstilte in de literaire kritiek. Opvallend is dit voor ons, omdat Nederland zich juist door zijn kritiek altijd zo scherp van Vlaanderen heeft onderscheiden. Er worden weliswaar uitnemende essays geschreven - ik denk aan een boek als dat van Henri Buning over
Gezelle de Andere of aan de bundel
De Schok der herkenning van H.A. Gomperts - maar in de lopende kritiek heerst een zekere moeheid, een zekere weerloosheid - ook dàt helaas - een zekere conformisme (al dan niet avant-garde), alles dingen die wij juist van daar niet gewend zijn. Op de andere gebieden van de literatuur lijkt men tegenwoordig meer aan het consolideren dan aan het bouwen. Maar ik geef er mij rekenschap van, dat zulke oordelen te algemeen en te precair zijn om billijk te blijven. Vooral leide de lezer uit het bovenstaande niet af, dat de Nederlandse literatuur van nu niet de moeite waard zou zijn. Mocht hij dit afgeleid hebben, dan zullen
De romancier J.W. Hofstra.
de overige bijdragen in dit nummer hem ongetwijfeld uit de waan helpen. Tot de belangwekkende aanwinsten van de jongste jaren behoort onder meer - daar moge nog even aandacht voor worden gevraagd - de produktie van een aantal gerepatrieerden uit het voormalige Nederlands-Indië. Meestal zijn dit mensen die al een zekere leeftijd hebben bereikt, en wier schrijfdrift eerst voorgoed door die breuk in hun leven blijkt te zijn losgekomen. Ik ben benieuwd, of het verlies van Kongo voor de Vlaamse literatuur een soortgelijk resultaat zal opleveren. Onder de boeken uit die richting, waarvan ik kennisneming ten stelligste durf aanraden, noem ik behalve de reeds aangehaalde werken van A. Albers, romans als
Nog pas gisteren en
De Tienduizend dingen van Maria Dermoût,
De laatste generaal en
De Raadsman van H.J. Friedericy, terwijl men ter orientering in de aparte sfeer van de literatuur gebruik kan maken van de boeiende essaybundel van Rob. Nieuwenhuys,
Tussen twee Vaderlanden. Nieuwenhuys bezorgde onlangs ook een bloemlezing uit diezelfde letterkunde onder de titel
Bij het scheiden van de markt (een pocketboek). Dit terloops, als een voorbeeld van het vele goede dat Nederland ons te bieden heeft.
In het noorden wordt thans bijzonder veel aandacht besteed aan het werk van Vlaamse schrijvers. Er is voor ons, Vlamingen, alle reden om ons met iets meer belangstelling dan waar wij nu blijk van geven (de redactie van West-Vlaanderen niet te na gesproken!) tot literair Nederland te wenden, om er datgene te zoeken, wat onze horizon kan verruimen.
CLEMENT BITTREMIEUX / Vilvoorde