West-Vlaanderen. Jaargang 10
(1961)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
plastische kunst en televisie
| |
de kunstactualiteitenZij worden uitgezonden op woensdag en zaterdag en hun vorm krijgen zij van de voldoende bekende kunstcriticus Marcel Duchateau. In deze rubriek worden de interessante tentoonstellingen van het ogenblik behandeld. In princiep komt elke goede tentoonstelling in aanmerking, onafgezien of ze in de hoofdstad of in de provincie gehouden wordt. Er wordt naar een evenwicht gezocht tussen figuratieve en niet-figuratieve kunst al doet de kwaliteit de balans eens scherper naar de ene dan wel naar de andere kant overhellen. Aangezien deze actualiteitsopnamen hun plaats hebben in het journaal geldt het hier vooral informatie. Men wil de kijker meedelen wat er aan tentoonstellingen of andere evenementen plaats heeft. De beelden zijn dus geen interpretatie wel een presentatie. Een aangezien een goed reporter ook over een persoonlijkheid moet beschikken is het normaal dat ook in de kunstactualiteiten de persoonlijke toets van de journalist niet kan ontbreken. | |
[pagina 21]
| |
atelierDit is een studioprogramma. De titel werd trouwens opzettelijk gekozen omdat we van de studio een atelier, een werkplaats, wilden maken. De frequentie is vierwekelijks en de zendtijd ligt doorgaans rond 20 u 30. Met deze uitzending willen wij de actuele tendenzen van beeldhouw- en schilderkunst, dus de levende kunstenaars, aan het publiek voorstellen. Confrontatie met levende kunst luidt derhalve de ondertitel. De eigenlijke bedoeling is in het bestek van 10 minuten de kunstenaar en de mens met elkaar te confronteren. Dit gebeurt in zeer vrije interview-vorm. Er zijn bij iedere uitzending drie kunstenaars betrokken en evenveel ondervragers. Doorgaans kiest iedere ondervrager een eigen ‘slachtoffer’ uit. Er wordt voor deze uitzending geen ‘script’ geschreven. De interviewers gaan de kunstenaars bezoeken en bereiden aldus hun vraaggesprek voor. Hierna wordt er ruggespraak gehouden door de drie presentators en de realisator opdat deze laatste de beeldcompositie zou kunnen opmaken. De kunstenaars zelf komen slechts terug op het tapijt op de avond van de uitzending. Hun antwoorden en reacties zijn spontaan, vrij van elke censuur en het staat hen vrij hun betoog te illustreren met één of meerdere meegebrachte werken. Tijdens het seizoen 1959-1960 werden aldus 33 beeldende kunstenaars aan het publiek voorgesteld. Een conditio sine qua non om in het programma opgenomen worden is dat de artist zou tentoonstellen. Alleen of in groepsverband, in binnen- of buitenland. Voor de televisie was deze formule totaal nieuw al moet eerlijkheidshalve toegegeven worden dat de gebundelde interviews van Georges CharbonnierGa naar voetnoot1 wel enigszins model gestaan hebben voor de vorm van dit programma. | |
mensen en beeldenOnder deze nieuwe titel gaat het vierwekelijkse programma schuil dat zich vroeger doodgewoon aankondigen liet als Plastische Kunsten. Steekproeven bij het publiek echter hadden uitgewezen dat vele, niet direct geïnteresseerde, kijkers hun toestel op non-actief zetten op het ogenblik dat het gevaarlijke woord Kunst op hun scherm verscheen. Daarom kreeg ook deze rubriek een naam. Maar What's in a name? De inhoud bleef dezelfde al schrikte de titel niet meer af. De zorg van de programmatie voor deze rubriek is om de variatie te koppelen aan de degelijkheid. Daarom wordt geen moeite gespaard om voor ieder onderwerp de specialist te vinden die ofwel een verantwoord script kan leveren ofwel op een behoorlijke manier de presentatie kan waarnemen. Een kort overzicht van de uitgezonden programma's tijdens het seizoen 1959-60 geeft U een idee van de diversiteit der behandelde onderwerpen. | |
De karikatuur als kunstvorm. Tekst: Fernand Bonneure.Spotprent, karikatuur, cartoon zijn vormen die aan de rand van het gebied der plastische kunst staan. Heeft de Grote Kunst invloed op deze Spielerei of beïnvloedt de laatste de eerste? | |
Het atelier van Pieter Pauwel Rubens. Tekst en medewerking: Prof. Dr. Leo van Puyvelde.Een onderzoek met de gekende Rubens-specialist over het thema: werden alle werken van de Antwerpse meester integraal door hem zelf geschilderd of werkte het ganse atelier mee aan deze reuzenproductie? | |
De tuin der aardse lusten.Een film van Marcel Duchateau over het beroemde schilderij van Jeroen Bosch dat in het Prado te Madrid hangt. Wat is de betekenis van de ontelbare taferelen die op dit hallucinerend werk staan afgebeeld? | |
Jozef Cantré.Een portret van de Gentse beeldhouwer en houtsnijder aan de hand van documenten, foto's, beelden uit het filmarchief en getuigenissen van Walter Cantré, de zoon van de kunstenaar. | |
De restauratie van kunstwerken.Een reportage in het laboratorium en het restauratieatelier van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium onder leiding van Prof. Dr. Paul Coremans en Dr. Roger H. Marijnissen. In deze uitgebreide tocht hebben de kijkers het ganse restauratieproces van zeer nabij kunnen volgen. Van het eerste fotografische onderzoek af tot het precieuse restaureren op de schilderijen en de beelden zelf. | |
Stiel en stijl. Tekst: Jos. de Maegd.Het probleem van de artist en de academie. Kan een plastisch kunstenaar op onze dagen de academie nog gebruiken? Speelt zij nog de rol die zij dient te spelen? Of kan men beter andere leermethodes volgen. Deze enquête werd gehouden met de kunstschilders Albert de Deken, Kamiel van Breedam, Guy van den Branden, Paul Mara en wijlen Antoon Marstboom. Hilaire Gellynck als academie-directeur trok de besluiten. | |
[pagina 22]
| |
Picasso, een tijdsbeeld.Een film van Marcel Duchateau waar Picasso getekend wordt in de tijd die hem inspireerde. Fotomateriaal, documenten en filmfragmenten wisselen elkaar af met reproducties van werken. Het beeld van de tijd wordt over het werk geschoven. | |
Kleine handleiding voor kunstzinnige vacantiegangers.Een vóór-show van wat Vlaanderen tijdens de zomer 1960 te bieden had aan interessante tentoonstellingen. Interviews met organisators en beelden van de voorbereidingen alsmede presentatie van de voornaamste werken.
Zoals U uit deze opsomming kunt opmaken wordt er in deze uitzendingen naar variatie gestreefd. Variatie die de meest divers georienteerde kijkers moet kunnen boeien. Er is binnenskamers lang en veel gepalaberd geworden of de uitzending Mensen en Beelden een gesloten reeks moest worden, ofwel los naast elkaar staande onderwerpen diende te behandelen. De laatste opvatting heeft uiteindelijk haar kansen gekregen omdat een gesloten reeks van nature uit aanleg heeft om academisch te worden en dus uiteraard anti-televisionair is. Want hier komen we aan de moeilijkheden van een programmatie over kunst. Moeilijkheid die zich bij vele programma's voordoet maar die toch acuter schijnt wanneer het over kunst gaat. Voor wie zijn deze programma's bestemd? Voor de liefhebber die reeds verondersteld wordt een ruime basis aan kennis te hebben of voor de doorsnee-kijker die zich voordien nooit met artistieke problemen het hoofd heeft gebroken. Moet de uitzending de twee polen trachten te bereiken of moet ze zich kategoriek naar één van beiden wenden? We komen eerst terug op onze gesloten reeks. Hier zou men één onderwerp voor een gans seizoen (ongeveer elf uitzendingen) dienen te kiezen. Bijvoorbeeld een stijlperiode, een ontwikkelingsgeschiedenis, een figurenreeks, e.d. De keuze van het onderwerp alleen reeds bindt de programmatie met sterke ketens. Zij legt zich hiermee een zware rente op. De specialist dient gevonden te worden, de continuiteit mag niet verbroken worden (en wie kan daar in een zo sterk levend medium als televisie borg voor staan?), en de vorm zowel als de inhoud mogen nooit de schijn wekken van een geillustreerde cursus in de Kunstgeschiedenis. Daarbij is een vier-wekelijkse frequentie te lang opdat het geheugen zijn rol goed zou kunnen spelen. Vooral deze argumenten hebben doen besluiten losse op zichzelf staande programma's uit te werken. Dat deze losse programma's iedereen altijd zouden willen bevredigen is een ondenkbare taak. Ondenkbaar en evenzeer ondankbaar. De kloof tussen de gewone kijker en de geïnteresseerde is zo breed dat zeker uitzendingen over kunst ze niet zal kunnen overbruggen. Aan wie van beide zal de televisie de voorkeur dienen te geven? Dit vraagstuk is niet in een handomdraai op te lossen. Ik vraag me zelf af of het ooit zal op te lossen zijn. De beste mogelijkheid menen wij te hebben gezien in het voldoende variëren van de onderwerpen zodat de ene partij zowel als de andere haar aanknopingspunten kan vinden. Men mag evenwel van deze soort programma's niet verlangen dat zij tot in het oneindige zouden gaan vulgariseren. Televisie mag geen forum zijn voor Universiteitsprofessoren en geleerden om hun waardevolle theorieën over het land te verspreiden op een manier die slechts hun naaste medewerkers kunnen volgen. Televisie mag evenmin de onderwerpen die zij wil behandelen uiteenrafelen en behandelen als ware het de meest eenvoudige zaak ter wereld. Niet de ene noch de andere manier dienen het begrip voor de kunst. De reeds zo druk bewandelde gulden middenweg blijft ook hier aangewezen. De onderwerpen moeten (doorgaans) de algemene belangstelling kunnen gaande houden en daarbij dienen zij behandeld te worden door specialisten terzake. De eigenlijke knoop ligt in de voorstelling. Veel, zoniet alles hangt af van de manier waarop de stof voorgesteld wordt. En hierbij lijdt de kunstuitzending aan haar grootste handicap: het gemis aan kleur en het formaat van het scherm dat steeds in verhouding van 3 tot 4 staat. Men heeft ons reeds zo vaak het verwijt gemaakt: waarom toont gij ons niet-figuratief werk wanneer we de kleur missen? En inderdaad bij de abstracte werken speelt de kleur een nog belangrijker rol dan bij de figuratieven. Maar mag ik bij deze zo vaak gehoorde opmerking volgende bedenking maken: Zou de televisie niet schromelijk in haar taak tekort schieten wanneer zij, alleen maar omwille van het gemis aan kleur, voorbij zou gaan aan 8/10 van de productie van hedendaagse kunstwerken? Dit heeft niets te maken met de houding die men aanneemt ten overstaan van de al dan niet figuratieve kunst. De niet-figuratieve richting bestaat sinds meer dan vijftig jaar, is niet meer weg te denken in de evolutie van de kunst en speelt op dit ogenblik nog steeds haar rol. De televisie als bron van informatie mag deze kunstvorm dus niet voorbijgaan, ook niet omwille van het kleurgemis. Trouwens hoeveel uitgaven over kunstonderwerpen zijn er niet verschenen met zwart-wit reproducties? Het is dus de vorm die het publiek dient aan te trekken. Wanneer deze vorm goed gekozen is, de medewerkers op een menselijk plan staan en de stijl een noodzakelijke standing heeft, zijn drie voorwaarden vervuld om een onbevooroordeeld, actief publiek te interesseren zelfs indien zij van het onderwerp weinig of niets | |
[pagina 23]
| |
Twee opnamen tijdens de voorbereiding van de uitzending over de restauratie van kunstwerken (1959). (Foto's Reusens, Antwerpen)
Guido Van Hoof interviewt kunstschilder Rik Slabbinck, in de uitzending ‘Atelier’.
| |
[pagina 24]
| |
Uitzending van de restauratie van Rubens' Kruisafdoening in het Jubelpark te Brussel. (V.l. nr. r.: de h. Van Noten, Mgr. De Vooght, Ludo Bekkers, de h. Coremans, de h. Craeybeckx, de h. Pierlot).
kennen. Onbevooroordeeld en actief publiek. Dit is een nevenkwestie, die niet zonder belang is. De programmatie kan alle voorwaarden vervullen en met alle factoren rekening gehouden hebben wanneer de kijker passief blijft of de noodzakelijke stap om begrip niet zetten wil, dan zal alle resultaat achterwege blijven. Aan dit punt moeten geen paragrafen gewijd worden, alleen dient noodzakelijk herhaald dat ook hier de liefde van twee kanten moet komen. Alle pogingen tot begrip zullen te pletter lopen wanneer de kijker rond zich een bastion van onverschilligheid optrekt. Maar deze opmerking geldt evenzo voor alle programma's die niet tot de zuivere ontspanning behoren. Houdt de programmatie rekening met de opmerkingen en eventuele suggesties van de kijkers, en zijn er reacties? Het ligt voor de hand dat bij een programma over kunst de geschreven reacties eerder zeldzaam zullen zijn. De Vlaming kruipt doorgaans niet zo vlug in de pen, en wanneer hij dit toch doet dan is het doorgaans omdat men hem getroffen heeft in hart en nieren. Twee flagrante voorbeelden liggen ons voor de hand. Begin juni 1958 en onlangs, begin november 1960, werden er uitzendingen gehouden met betrekking tot de figuratieve en niet-figuratieve kunst. Beide uitzendingen hebben een vracht brieven op onze burelen gebracht waaraan niemand zich verwachtte. Het waren stuk voor stuk aanklachten tegen de een of andere partij die hun stellingen verdedigd hadden. De passie van de deelnemers was overgeslagen op de kijkers die ongevraagd de debatten schriftelijk voortzetten. Maar dit is een uniek verschijnsel. Nu is het ook zo dat het programma-genre zich niet leent tot uitgebreide kritieken in dag- of weekbladen. Ontspanningsprogramma's en uitzendingen van algemene interesse zullen ook dankbaarder kopij vormen voor de TV-kritici. Maar van de andere kant stellen wij vast dat bij de vaste kern in het publiek die deze uitzendingen volgt de reacties soms nog maanden en jaren later nawerken. En het is precies met deze, dan gerijpte reacties, dat de programmatie wel rekening houdt. Deze opmerkingen zijn gewoonlijk doordacht, gestaafd door persoonlijke bedenkingen en vormen een onschatbare bron van informatie voor de TV-insiders. Het gebeurt trouwens dat in de loop van het seizoen een programma vervangen wordt omwille van sommige reacties of kritieken. Zijn er dan geen schaduwkanten, hoe staat het met de verzuchtingen van de mensen die de programma's maken? Dit zijn beschouwingen die in dit artikel geen plaats hoeven te vinden en die tenslotte Uw kijkgenot niet mogen bederven. Hoofdzaak blijft dat de televisie in hare programma's een behoorlijke plaats heeft ingeruimd voor het artistieke element en dat er zorg voor gedragen wordt dat deze programma's wat presentatie en verzorging betreft een eigen stijl trachten in te luiden. Een stijl, die zelfs de meest eenvoudige kijker onbewust in zich zal opnemen om hem mettertijd rijker te maken.
LUDO BEKKERS | |
[pagina 25]
| |
Debat over figuratieve en niet-figuratieve kunst tijdens een uitzending in het Hessenhuis te Antwerpen. 1960. (Moderator in 't midden: Marcel Duchateau).
Werkopname tijdens de voorbereiding van de uitzending over de St. Salvatorskerk te Brugge, 1960.
Werkopname tijdens de voorbereiding van een uitzending voor de ‘operatie musea’. Links Raf Dusauchoit (script) - midden: Ludo Bekkers (realisator) - rechts: Fons Robberechts (operateur). (Foto G. Weyers, Brussel)
|