Pater Dries van Coillie
Met de Roeselaarse Scheutist Dries Van Coillie maakten we op eerder onaangename wijze kennis. Namelijk langsheen het Godsdienstig Halfuurtje om, dat hij zowat om de veertien dagen samen met Pater Joos realiseert voor de indiscrete camera's van de Vlaamse Televisie. Als televisie-criticus van een plaatselijk weekblad hadden we ons in het hoofd gehaald op de Dag der Grootmachten 59, eens te kijken wat de mannen van de Godsdienstige Uitzendingen ons terzake zouden aanbieden. Op dergelijke dagen dienen dergelijke uitzendingen bijzonder verzorgd te zijn en moeten niet enkel aantonen hoe wij naar de T.V. dienen te kijken, maar evenzeer hoe er aan T.V. dient gedaan te worden. Zo dachten wij althans.
En als we nu zeggen dat we onmiddellijk na bewuste uitzending ontzet naar onze pen hebben gegrepen en een gloeiend schrijven hebben gericht aan Pater Van Coillie - aan hem omdat hij een stadsgenoot is en we bij voorkeur een sant uit eigen land aanpakken - zal het wel onnodig zijn U nadere toelichting te bezorgen nopens de indruk welke voornoemde uitzending op ons maakte.
Twee dagen later kregen we van uit het Missiehuis van Scheut een antwoord. Precies vier uren na het antwoord een telefoontje. En de volgende zaterdagavond zaten we gezellig ondereen dikke rookwolken in mekaars gezicht te blazen en te praten, vanzelfsprekend, over de televisie, maar ook over nog heel veel andere dingen.
En we leerden er de beruchte Pater Van Coillie kennen als een joviaal mens met een diepe verantwoordelijkheidszin, steeds bekommerd, om het werk dat men hem toevertrouwt, nauwgezet en keurig uit te voeren, vechtend tegen kwasie onoverkomelijke moeilijkheden, nimmer berustend in onafwendbare tegenslagen en steeds bereid zich ten volle in te zetten ter verspreiding van het Goede, het Ware en het Schone. De nuchtere zakelijke geest verraadt in Pater Van Coillie de rasechte Roeselaarnaar. Zijn gemoedelijkheid en openheid, zijn verbeten koppige werkkracht de Westvlaming. Zijn soepel aanpassingsvermogen de man die meer gezien heeft van de wereld dan de Antwerpse Dierentuin en de Citadel van Namen.
Pater Van Coillie werd geboren in de Rodenbachstede op 10 april 1912. Hij studeerde aan de Moderne en
nadien aan de Oude Humaniora van het Klein Seminarie. In 1932 tot het Noviciaat van Scheut toegetreden, werd hij één jaar na zijn priesterwijding naar China uitgezonden om er onder leiding van de Chinese Clerus een professoraat te bekleden aan het Seminarie van Tsining (Suiyuen). De Chinees-Japanse oorlog bracht hem, met vele anderen, ruim twee jaar in een Japans Concentratiekamp (1943-1945). De volgende jaren wijdde hij zich in samenwerking met andere Scheutisten, aan het apostolaat onder de intellektuelen en universitairen te Peking. Na de doorbraak van het Rode leger in 1949, belast met de organisatie en de leiding van het Legioen van Maria in geheel Noord-China, werd hij wegens zijn stelselmatig verzet tegen het atheistisch communisme gearresteerd en opgesloten. De conferentie van Genève in mei 1954 betekende voor hem de vrijheid. Op triomfantelijke wijze werd hij op 22 juli 1954 in zijn geboortestad Roeselare verwelkomd. Zijn gruwelijk verblijf in de politieke gevangenis te Peking had hem lichamelijk geknakt maar niet geestelijk. Alras ging hij opnieuw aan het werk. In talloze Vlaamse steden hield hij lezingen over zijn ervaringen onder Mao Tse-tung en hield hij ook voordrachten over hetzelfde onderwerp in Engeland, Schotland, Ierland en Nederland. In 1954 gaf hij in het Parlementsgebouw te Londen een uiteenzetting over het Communisme in China en antwoordde er op talrijke vragen die hem daar toen werden gesteld. Benoemd in 1955 tot adjunct-secretaris-generaal bij het Paviljoen van de H. Stoel op de Wereldtentoonstelling te Brussel, moest hij het jaar daarop wegens ernstige ziekte alle aktiviteit stopzetten. Gedurende zijn convalescentie schreef hij een boek dat in de litteraire wereld opgang maakte:
De enthousiaste