Vakliteratuur voor kunstenaars
Uit de tijdschriften
In het nummer 8 van de 60ste jaargang van Biekorf troffen wij een zeer interessant artikel aan van de hand van Gaby Gyselen over de Van Maerlant-feesten te Damme in 1860. Volgend jaar zal het inderdaad 100 jaar zijn dat de vader van alle dietsche dichters neerkijkt op de markt van Damme. Gaby Gyselen weet veel belangrijke gegevens te verzamelen over de wijze waarop dit standbeeld tot stand kwam ‘avec la participation du gouvernement’ en situeert voorts de oprichting van dit monument in de ware manie van standbeelden, die in deze jaren ook in onze provincie heeft gewoed.
Na een uitstekende aflevering van L'Art d'Eglise over de kapel van de zusters clarissen te Oostende en over de nieuwe kerk te Tubize (nummer dat naar blijkt spoedig was uitverkocht), geeft dit tijdschrift in zijn nummer 108 belangwekkende gegevens en uitstekend fotomateriaal over enkele recente restauraties in ons land. Zo citeren wij een bijdrage over de veranderingen in de abdijkerk te Maredsous, over de kapel van de faculteit N.D. de la Paix te Namen, over de kerk te Waha en de Madeleinekerk nabij het Centraal station te Brussel. Restauratie is in veel gevallen moeilijker en delicater dan nieuwbouw; uit de hier geciteerde voorbeelden blijkt niettemin dat men er stelselmatig in slaagt om de hedendaags kunst op treffende manier in oude gebouwen of in oude ruimten te integreren.
Het nummer 58 van L'Oeil (87, av. L. Lepoutre, Brussel) bevat o.m. enkele belangrijke en nieuwe gegevens over Gauguin en een uitstekende bijdrage van Michel Seuphor over de geometrische abstractie, een van de krachtlijnen in de hedendaagse kunst. Ten slotte vermelden wij in dit nummer een buitengewoon goed geillustreerd artikel over het nieuwste muzeum van Denemarken, het Louisiana museum ingericht door de jonge verzamelaar Knud W. Jensen; het werd ingericht in een park op 30 km van Kopenhagen en bevat werken o.m. van praktisch alle hedendaagse grote artiesten, met de nadruk op de skandinaven als Mortensen, Jacobsen, Finn Juhl e.a.
Het derde nummer 1959 van Le théâtre dans le monde staat in het teken van de jonge auteurs en van de avant-garde. Het bevat vooreerst een verslag van de bijeenkomst van het Internationaal Theater Instituut, dit jaar te Helsinki. Eugène Ionesco opent dan het vuur met een artikel over het avant-garde toneel, waarvan hij een van de voornaamste incarnaties is, zoals vroeger Baudelaire, Kafka, Pirandello en Dostojevski eveneens op hun tijd vooruitgelopen zijn, en besluit met de slagzin: avant-garde is vrijheid. In die zelfde aflevering, die uitstekend is geillustreerd met opnamen uit diverse avant-gardestukken, leest men nog over het hedendaags toneel in Engeland en Amerika en een prettig stuk over het op commando geschreven toneelstuk. (Elsevier, 141, Scheutlaan, Brussel).
fb
Art Chrétien. Dit driemaandelijks tijdschrift staat onder de leiding van de bekende publicist Joseph Pichard, die naast de equipe van het blad Art sacré, een belangrijke invloed had op de naoorlogse gewijde kunst in Frankrijk. Er verscheen zo pas een dubbelnummer betiteld: Réalisations 1959. Het is in zekere opzichten een voorbereiding tot het Salon d'Art Sacré van november, waarvan Pichard eveneens de directie heeft. De architectuur krijgt het leeuwenaandeel in dit nummer met rijk geïllustreerde teksten over de restauratie der kathedraal van St.-Brieuc en de nieuwe kerken van St.-Yves te Rennes (Perrin en Martin), St.-Julien te Caen (H. Bernard), Notre-Dame-de-la-Paix te Villeparisis (Novarina), het Heilig Hart te Mulhouse (Le Donné en Patout), decoratiewerken van Irène Zack, Véronique Filozof en Janie Pichard), Sainte Claire te Parijs-Pantin (Le Donné), St. Pieter en Paulus te Maubeuge (A. Lurçat), om ons bij de voornaamste te beperken. Verder is er een artikel van St. Fumet over de beeldhouwer Marek Szwarc en een pleidooi van Carl de Nys voor levende kerkmuziek (men zal zich het artikel herinneren dat dezelfde schrijver in een vroeger nummer van ons blad over dat onderwerp schreef en dat wel wat opschudding veroorzaakte). Tenslotte vindt de architect en de sierkunstenaar in dit nummer van Art Chrétien nog op duidelijke wijze de liturgische gegevens, die dienen geëerbiedigd te worden bij de constructie van een altaar; men weet dat het altaar geregeld moeilijkheden medebrengt zo de architect en de decorateur niet juist weet wat moet, wat mag en wat verboden is of ongewenst.
De gewijde kunst kent in Frankrijk natuurlijk veel problemen, maar men is daar toch reeds zo ver gekomen dat er niet meer getwijfeld wordt over het principe: eigentijds bouwen; dat is reeds een grote voorsprong op wat we in ons land constateren. Maar dan rijzen weer andere moeilijkheden. Er wordt reeds uiterst veel modernistische kitsch aangetroffen in Frankrijk. Bovendien verwart men er dikwijls soberheid en economisch bouwen, met kleintjes en benepen bouwen. Ook klaagt men in Frankrijk zoals elders dat de architect niet voldoende op de medewerking van de glazenier, de beeldhouwer en de schilder beroep doet; de architect denkt maar aan zijn gebouw en houdt geen rekening met de andere kunsten, die hetzij terzijde gelaten worden, hetzij achteraf er bij gehaald als er geen onderling overleg meer mogelijk is. Tenslotte is er het uiterst belangrijk probleem van het opnemen van het kerkgebouw in een groots urbanistisch plan: men bouwt eerst de grote buildings om daarna te zoeken naar een geschikt - en dus ongeschikt - hoekje voor de kerk. (Voor België: Casterman, Doornik).
A.S.