Vakliteratuur voor kunstenaars
Götter, Gräber und Gelehrte im Bild
C.W. Ceram: Götter, Gräber und Gelehrte im Bild. 360 blz. 326 reproducties, waarvan enkele in kleurendruk. Linnen band. DM. 26. Rowohlt Verlag, Hamburg. Voor België: 390 F. De Internationale Pers, Berchem.
Tot voor enkele jaren was de archeologie, die overigens een vrij recente wetenschap is, alleen nog voor geleerden en vaklui toegankelijk. In de laatste tijd echter zijn de raadselachtige beschavingen uit de Oude Wereld, door de jongste ontdekkingen, steeds dichter bij ons gekomen. Sensationele vondsten die door nooit aflatende vorsers in de ruïnen van Klein-Azië, Egypte, Centraal-Amerika, enz. werden gedaan, vermochten zelfs de belangstelling van de meest geblaseerde Westerling op te wekken. De Duitse joernalist en schrijver, Kurt W. Marek, alias C.W. Ceram, slaagde er nochtans voor het eerst in met zijn werk Götter, Gräber und Gelehrte (dat in 1949 door dezelfde Rowohlt uitgeverij in het licht werd gegeven) een ideale sintese te brengen van de oudheidkunde, die voor het grote publiek is bedoeld. Van meet af aan kende dit boek, dat vlotter leest dan de beste avonturen-roman, een ongehoord succes en weldra werd het in vele talen vertaald. In 1951 verscheen de Engelse versie in de USA; in 1956 was deze Amerikaanse editie reeds aan haar 12de oplage toe en werden in totaal reeds meer dan 1.500.000 exemplaren in de handel gebracht. Voorwaar een niet alledaagse gebeurtenis voor een werk dat zonder streng-akademisch te zijn, praktisch nergens afwijkt van de strikt-wetenschappelijke werkelijkheid. Nergens hoeft de auteur zijn toevlucht te nemen tot verdichtsels of tot romantisering van de avonturen, de feiten zelf zijn romantisch genoeg. Met Ceram als gids beleven wij de ontdekkingen met de spade opnieuw, achtereenvolgens in het Oude Griekenland, Egypte, Mesopotamië en Midden-Amerika. En iedere tocht is een reeks boeiende avonturen.
In 1956 lanceerde Ceram een tweede werk over hetzelfde onderwerp: Enge Schlucht und Schwarzer Berg (eveneens bij Rowohlt). Hierin behandelt hij de opgravingen die onlangs in Turkije werden gedaan en brengt ons in kennis met de heerlijkheid van de bijna volledig vergeten geraakte cultuur der Hettieten.
Merkwaardig bij Ceram is het feit dat hij eigenlijk geen ‘vakman’ in de enge zin van het woord is. Zijn interesse voor de archeologie ontwaakte pas op 30-jarige leeftijd, toen hij als krijgsgevangene in een Amerikaans kamp in Italië verbleef. Hierover vertelde hij eens het volgende aan een medewerker van de ‘New York Times Book Review’: ‘Ich traf dort einige Archäologen und begann mich für diese Sache zu interessieren. Dann entdeckte ich, dass noch nie jemand so über Archäologie geschrieben hatte, wie ich es im Kopf hatte - auf die beste Art, natürlich. Ich machte mich an die Arbeit.’ Misschien klinkt deze uitspraak wel erg pendant, maar achteraf bekeken heeft hij gelijk: hij bracht op dit gebied het ‘neusje van de zalm’ zodat men in Amerika spreekt van de ‘Ceram touch’. De lijn die door zijn werken loopt en die ze, ook voor de wetenschappelijk niet geïnteresseerden, belangwekkend maakt is de speciale manier waarop hij het onderwerp benadert: hij legt het accent op het dramatische element in de archeologie en op het humane aspect. Een frisse wind van - wetenschappelijk gefundeerde - anecdoten en details omtovert hier de uiteraard stofferige wetenschap, die de Oudheidkunde is, tot een lichtvoetig bedrijf van raadselonthulling.
Wat waar is voor de eerste twee boeken van Ceram geldt evenzeer en nog meer voor het werk dat boven aan dit artikel wordt aangekondigd: Götter, Gräber und Gelehrte im Bild, en dat eigenlijk als een aanvulling van de eerste twee moet worden beschouwd. Een vernuftig systeem van een doorlopende tekst, aanschouwelijk gemaakt door een ongemeen belangwekkende film van reproducties, schetsen, afbeeldingen, enz., die door deze tekst is heengeweven, stelt ons in staat ons een levendige voorstelling te maken zowel van de levensvoorwaarden, culturele ontwikkeling, enz. van de behandelde beschavingsperioden, als van de omstandigheden waarin bedoelde perioden aan de aarde en de vergetelheid werden ontrukt. Zo krijgen we achtereenvolgens een scherp inzicht in de beschavingen van Pompeji en Herculaneum, Troje en Mycene (met het ‘sterke verhaal’ van de ‘goudzoeker’ Heinrich Schliemann), Kreta, Egypte (met Champollion en Howard Carter), Assyrië, Babylonië, Soemerië, Mexico, Centraal-Amerika.
Als bijzonderste verdienste van dit platenwerk moge worden vermeld dat geen moeite werd gespaard om hier een uniek fotomateriaal in één band samen te brengen: uit een keuze van meer dan tweeduizend dokumenten werden driehonderd zesentwintig reproducties genomen die nog nooit of slechts zelden werden gepubliceerd, zodat zelfs de vakman onvermijdelijk op dingen moet stoten die hij nog nimmer heeft gezien.
Met Ceram loopt de lezer de voornaamste musea van de wereld, af. De bijna alwetende auteur weet steeds opnieuw te verrassen en te boeien. Tot slot van zijn allermerkwaardigste uiteenzetting wijst schrijver er nog even op dat de snelle evolutie van techniek en wetenschap ook de archeologie ten goede is gekomen. De tijd van de spade is definitief voorbij, moderne metodes, het vliegtuig, de diepzeeduiker en zelfs de atoomwetenschap staan ter beschikking van de geschiedenisvorsers. Maar dit alles belet niet dat nu, zoals voorheen, het belangrijkste element bij de verdere ontraadseling van de verzonken culturen de menselijke fantasie zal zijn.
Ceram bracht ons met zijn Götter, Gräber und Gelehrte im Bild een spannend, wetenschappelijk - verantwoord relaas van de geschiedenis der archeologie, die wars van alle esoterische grootdoenerij, de meest-eisenden in verrukking vermag te brengen.
jvv