ons geschrijf zal dit misverstand niet uit de wereld kunnen helpen. Want zoals er ‘geimproviseerde’ schilders zijn die de taal van de schilderkunst niet weten te gebruiken, zo zijn er - helaas - talloze liefhebbers die deze taal niet kunnen verstaan. Goed en slecht, waardevol en waardeloos in de schilderkunst onderscheiden is ten slotte het ware van het valse schiften. Kunst is geen vlucht uit de werkelijkheid; maar een binnendringen in de werkelijkheid met de middelen die eigen zijn aan de plastiek: de vorm; m.a.w. de lijn, het vlak, de kleur.
Vele mensen zijn waarschijnlijk tot in het diepste van hun gemoed geschokt geweest wanneer ze vernomen hebben dat de jury al die idyllische landschappen en marsepeinen stillevens heeft omgekeerd om ten slotte de prijs toe te kennen aan de jonge Swimberghe van Brugge. Swimberghe is echter een van de weinigen uit het gezelschap, die de volle betekenis begrepen heeft van de woorden waarmee, drie kwart eeuw geleden, de Franse schilder Maurice Denis, de gehele ontwikkeling van de hedendaagse kunst (en, per slot van rekening, het ware criterium van de blijvende waarde van alle schilderkunst, tot welke tijd of cultuurkring zij behore) heeft ingeluid: ‘ne pas perdre de vue qu'un tableau, avant d'être un paysage, une femme nue ou une nature morte, est une surface plane, recouverte de couleurs en un certain ordre assemblées.’ Het is met dit, en geen ander criterium voor ogen dat ik, in de volgende bladzijden een blik wil werpen op de hedendaagse schilderkunst in West-Vlaanderen. Nog een laatste opmerking: de illustraties bij dit artikel werden gekozen uit ingezonden wit-zwart foto's. Het spreekt vanzelf dat dit een gebrekkig procédé is waar het gaat om dingen die essentieel door de kleur bestaan. Het was echter niet mogelijk anders te werk te gaan.
*
Drie strekkingen domineren de hedendaagse plastiek: het expressionisme, het surrealisme en de non-figuratieve (of zo men wil: de abstracte) kunst. Deze drie strekkingen hebben hun oorsprong, hun vertrekpunt gevonden in een reactie tegen het realisme en het naturalisme. Expressionisten en non-figuratieve schilders trachten de afstand tussen werkelijkheid en kunst zo duidelijk mogelijk te accentueren; m.a.w. aan de scheppende verbeelding een grotere rol te geven dan aan het oog dat de verschijnselen gewoon enregistreert. De surrealisten bestrijden het realisme door het realisme zelf. De onderdelen van de wereld die zij in hun doeken oproepen, zijn nauwelijks te onderkennen van de dingen in de werkelijkheid. Maar de koppeling dezer onderdelen, de structuur van hun wereld, berust op een eigenaardige associatie - een associatie die verschilt van schilder tot schilder - die door het onderbewustzijn wordt gesuggereerd. In dit opzicht heeft het surrealisme meer met wijsbegeerte dan met schilderkunst te maken. Dit wordt overigens door zijn aanhangers onomwonden toegegeven.
Een speciale aandacht verdient, denk ik, de non-figuratieve kunst. Niet alleen zijn de meeste mensen niet over de abstracte kunst te spreken, maar het bestaansrecht zelf van deze plastiek wordt betwist of gewoon ontkend. Dit is, denk ik, een vergissing. Een tweede vergissing, die vooral door de critiek wordt begaan, is de abstracte kunst te beschouwen als een louter decoratieve plastiek.
In zijn schilderij geeft de schilder een plastisch zinnebeeld dat de visie van zijn verbeelding voor de toeschouwer zichtbaar moet maken. Wanneer, tussen kunstenaar en werkelijkheid intieme harmonie heerst, kan hij het vertrekpunt van deze zinnebeelden in de werkelijkheid vinden. Bestaat deze harmonie niet dan wordt de schilder,