Kunst en geest
De roeping van de kunstenaar in onze tijd
DE kunstenaar heeft in onze tijd een bijzondere roeping. Onze tijd is geweldig revolutionnair. Zeggen dat wij leven in de eeuw van de techniek is een gemeenplaats geworden. En toch ervaren wij dagelijks hoe de techniek stilaan ons leven begint te beheersen. De machine is de god geworden van onze tijd.
De gedachten van de mensen staan meer en meer gericht naar het praktische, het tastbare, het stoffelijke. Wat zij verrichten moet renderen en hen rijker maken. Zij willen kost wat kost een deel veroveren van de goederen der aarde en profiteren van het leven.
Doch wie zich zoekt de verzadigen aan aardse genoegens komt ontgoocheld uit dit festijn. Zijn zang wordt een jammerklacht van wanhoop. Hij bezit niet de hefboom van het geloof om boven het vergankelijke te stijgen. Hij mist het licht en de kracht om het lijden te aanvaarden als een mysterieus geschenk van God. Komt daarbij dat nooit zoals thans de massa zulk een invloed gehad heeft op de gang van de wereld. Men denkt en strijdt en leeft in massa. De massa schijnt almachtig in onze moderne maatschappij.
In die geweldige tijd leeft de kunstenaar.
Een kunstenaar is een door God begenadigde, In hem heeft God een straal van Zijn eeuwige schoonheid laten vallen. Hij heeft uitzonderlijke gaven ontvangen van verstand, gevoel en verbeelding en hij beschikt over het vermogen om wat inwendig in hem leeft naar buiten te projecteren en aldus zijn medemens in zijn toverban te slaan. De kunstenaar mag nooit vergeten dat zijn gaven en talenten hem werden geschonken om vrucht te dragen d.i. om ware kunst te scheppen. Hij mag zich niet bezondigen aan zucht naar goedkoop succes. Heel zijn leven moet een gedurige strijd zijn tegen de materie, om de vorm te beheersen, totdat zijn eigen ziel er in leeft. Hij moet een kunst scheppen die blijvende waarde bezit.
Is dit niet de zwakheid van veel hedendaagse kunst? Elkeen schrijft of schildert of tekent of musiceert. Men vergeet dat kunst hoe spontaan zij ook schijne, de neerslag is van veel inwendige strijd en de resultante van veel inspanning.
Wanneer men de doeken van de grote meesters bewondert, schijnt alles zo gemakkelijk gedaan. Het schilderen lijkt een spel. Doch, als het gaat over grote, blijvende kunst is die vaardigheid niets anders dan de uitkomst van een lange training. En vaardigheid alleen is nog geen kunst. Daarnaast moet die mysterieuze klank komen, die magische vorm, die hun oorsprong vinden in de afgrond van een ontroerde ziel.
Een tweede gebrek van veel hedendaagse kunstwerken is de oppervlakkigheid. Het is waar: kunst ontstaat uit een harmonische dosering van verstand, gevoel en verbeelding. Maar verstand moet er ook zijn. Wij vragen niet dat de dichter of de romanschrijver een geleerde weze of een man van de wetenschap. Maar hij moet een mens zijn. Hij moet kunnen nadenken en zich kunnen terugtrekken in de stilte, om te luisteren naar de stemmen, die opstijgen uit zijn menselijk wezen. Hij moet iets te zeggen hebben. Hij moet de andere mensen openbaren aan hen zelf. Want de meeste mensen zijn vreemden tegenover hun eigen innerlijk leven.
Die boodschap moet de kunstenaar brengen in de taal van nu. Zijn werk moet afgestemd zijn op de moderne mens. Zeker, het menselijke is van alle tijden en grote kunst is van alle eeuwen. De keus van de vorm als dusdanig is niet van belang. De kunstenaar behore tot om 't even welke school, maar hij geve ons kunst. En kunst is nooit tijdvreemd. Zij is altijd naar vorm en inhoud de weerspiegeling van de tijd. Want een kunstenaar is als een gevoelige snaar, die trilt bij al wat de wereld beroert. Hij zou een stompzinnig mens zijn en geen kunstenaar, moest hij niet kunnen huiveren, hopen en beminnen, moest hij ongevoelig blijven aan het tijdsgebeuren.
Hij weze ook een man van zijn volk. Hij schrijve in de taal van zijn volk. Dit is vanzelfsprekend. Er wordt dikwijls gezegd dat onze kunstenaars te regionalistisch zijn. Er moeten meer werken voortgebracht worden, zo zegt men, die Europees zijn van geest. Nu vergeet men dat de meeste werken van Europees formaat geïnspireerd zijn door het land en het volk van de schrijver. Men moet zijn volk niet verloochenen, om grote werken te schrijven. De grote romanciers uit Rusland en uit de Skandinavische landen, om alleen van deze te gewagen, hebben hun verhaal gesitueerd in hun land en laten mensen aan het woord, die leven in hun streek, met de gewoonten, de eigenaardigheid, soms het dialekt, dat men elders niet ontmoet.
Het is dus de roeping van de kunstenaar in onze tijd: een waarachtig kunstenaar te zijn, die iets te zeggen heeft op oorspronkelijke wijze, in de taal van zijn tijd en met inachtneming van de rijke eigenaardigheid van zijn volk.
Hij moet ook een christelijk kunstenaar zijn. Wij vragen niet dat hij zou moraliseren, dat zijn boeken een voorafbedachte zedeles zouden bevatten, dat hij zou optreden als prediker of censor. Maar de ideologie, die aan de grondslag ligt van zijn werken, moet een christelijke ideologie zijn.
‘Geef aan Caesar, wat aan Caesar toekomt en aan God wat aan God toekomt...’, lezen wij in het Evangelie van vandaag.
Geef aan de kunst wat aan de kunst toekomt. Grote, waarachtige kunst te scheppen moet de hoogste betrachting zijn van de kunstenaar. Daaraan moet al het andere opgeofferd worden. Doch hij mag niet vergeten dat hij mens is en dat hij aan God moet geven wat aan God toekomt. Al zijn gaven komen van God. Het is leengoed, dat eensdaags aan de opperste Leenheer zal moeten teruggeschonken worden en dat hier op aarde vrucht moet dragen.