Ideale wonen
De tuinaanleg bij het wonen is een domein, dat op heden veelal in de schaduw gesteld wordt. Wij weten wel dat de financiële factor, voor wie bouwt, meestal oorzaak is van deze toestand. Niettemin dienen wij onze mensen erop te wijzen dat, zoals een smaakvolle zithoek de bewoners doet binnenblijven, zo ook een lieflijk tuintje in lentebloei en zomerweelde de bewoners naar buiten lokt. Een tuinhoekje moet niet groot noch luxueus zijn om werkelijk mooi te zijn, doch de inplanting en de aanleg moet aldus opgevat worden dat woning en tuin één geheel vormen, zodat de bewoner in beiden werkelijk een stuk van zijn eigen ‘ik’ terugvindt. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat men een naakt perceel grond ontmoet waar middenin los van alles een woning opgericht werd, die als een mijlpaal lijkt te zijn, langsheen de baan. Waarom niet een groengordel aangelegd, om de speling van licht en schaduw van het groen van dichtbij te kunnen bewonderen. Nog erger is het gesteld bij de gesloten bebouwing. Men ontmoet een reeks woningen, rijkelijk opgesmukt aan de voorzijde, smaakvolle of min smaakvolle experimenten van onze huidige façadearchitectuur, zou ik maar zeggen; maar als wij de achterzijde bekijken, dan vinden wij meestal een doodnuchtere bakstenen muur, met enkele gaten, ontsierd in vele gevallen met een betonnen latei of muurdeksteen, dit alles gepaard met een tuin waarin hoofdzakelijk gras en as terug te vinden zijn.
Wij dienen niet naar vrcegere tijden terug te keren, en een voorbeeld als het Rubenshuis aan te halen. Neen, zo zwaar zijn onze eisen niet. Doch waarom wordt het uitwendige kader van een woning - dat toch het meest in het bereik ligt van het oog van de bewoner, - telkens opnieuw opgeofferd ten voordele van de voorgevel, die meestal de voorbijganger ten goede komt?