[Nieuwjaarsprenten]
Over de eigenlijke betekening van de Nieuwjaarsprent, ontstaan en het gebruik ervan, haar motief en diverse uitbeeldingen in samenhang met tekst, valt heel wat te vertellen, teveel om dit alles over één bladzijde neer te pennen.
... Vele tijd geleden trokken overal met Kerstmis tot dertiendag zingende mensen in kleurige stoeten, met lichtende ster vooraan, door veld en straten, hun heilwensen uitzingen van deur tot deur:
Hier treden wij Heere met onze sterre
Wij zoeken Heer Jezus, wij hadden Hem gerre.
of meer op het nieuwe jaar doelend:
Komt burgers, komt nu allen terstond
het nieuwe jaar is ingetreden.
Ik wens U op deez' vasten grond
veel heil, geluk en zegen.
Zo was de overgang van het oude in het nieuwe jaar. In de periode van die ‘12 nachten’ werd alle bestaande vuur gedoofd, en op stads- en kerkplein brandde het nieuw en rein vuur, genoemd Nieuwjaarsvuur. De geesten der afgestorvenen die in die nachten terug op aarde verschenen moesten door geraas van rommelpot, lossen van schoten, klokken luiden, knalvuren enz. verjaagd. Ze konden ook gunstig gestemd worden, daarom bracht ieder zijn offer, dat ze daarna zelf opsmulden; wat ontaardde in overvloedige maaltijden (volbuikavond). Op 1 Januari werden de wensen overgemaakt waarbij een tegengeschenk gegeven werd. Toen dit besef verdween, ontstond de bedelarij. De sterre-zangers verloren de eerbied voor het geestelijk lied en vrijmoedig sprongen zij met de tekst om en allerlei refreintjes van lauwerier de cransio enz. kwamen er bij te pas. Gezien dit grof misbruik kwam verbod van hogerhand. Het gebruik ging schier verloren. Toen bedachten de sterremannen er iets anders op. Zij gingen eigen nieuwjaarsprenten met leuke tekeningen, rijmpjes en puntdichten vol schone wensen te koop aanbieden. Elk tekende naar gelang zijn beroep en werkzaamheden iets anders, patroonheilige, wapen of huismerk werden bijgewerkt naast uitbeeldingen van het dagelijks leven en volksgebruiken (kaarsjes-springen, joelblok, kerstmisvuur, duivelkater...). Verdere symbolische voorstellingen: geluksrad, levensboom, kerstboom, dansende mensen, torenwachters, vlaggezwaaiers, stadstrompetters, klokkenluiders, geluksboompjes, narrenschepen naast stadsgezichten, torens en landschappen. In de Folklore-musea liggen heel wat van die prenten, meestal houtsneden, tentoongesteld. Later ontstonden ook Koningstrekbrieven, nieuwjaarsbrieven, Koningskronen en zo veel enig mooie volksprenten, dikwijls met kleur bijgewerkt. Deze prenten werden in grote hoeveelheden gedrukt en verspreid daar ze ten zeerste in de smaak van het volk vielen (Rijsel verkocht jaarlijks 50.000 koningstrek-brieven).
Het Nieuwjaarswensen en -kaartensturen bleef voortduren tot heden ten dage, maar wat banale volksvreemde en wansmakelijke tekeningen kwamen op de markt. Daar moest tegen gereageerd worden en die reactie kwam zes jaar geleden, het was Die Genootscap; een vriendenkring van jonge kunstenaars ontwierp in 1946 haar eerste reeks eenvoudige maar kunstvolle kaarten, Graphica Oostende zorgde voor een verzorgde en artistieke uitvoering. In minder dan geen tijd werd deze eerste uitgave letterlijk uitgevochten. Geen enkel vlaams dagblad noch tijdschrift heeft nagelaten deze ‘nieuwe traditie’ aan te moedigen. Thans werkt die Genootscap verder steeds jonger en nieuwer, dank aan een publiek dat begrijpend en ruim genoeg open staat, voor wat modern en schoon is, Vlaams en volks.
Met dit werk vonden deze grafici de gezonde middenweg, als bemiddelaars tussen hun volk en de grote kunstenaars van deze tijd. Zij droegen met deze eenvoudige kaarten grotendeels bij tot de ontwikkeling van de schoonheids- en kunstsmaak bij onze mensen. Over die jonge tekenaars valt niet veel te zeggen, hun namen: Jef Boudens, Arno Brys, Luc Verstraete, Nest Verkest, Frans Zenner en Max Van Damme, alom in Vlaanderen en Nederland gekend, staan borg voor goed werk. Hier past geen reklame, hun werk
Uit de reeks 1953 (fragment) Arno Brys.
verdedigt zich-zelf. Zij hebben de betrachting het Vlaamse volk, en onder dit volk vooral de jeugd meer schoonheid bij te brengen met tekeningen vol rijke inhoud. Poëtisch en expressief, speels en overvloedig edel en verfijnd, is het stijlvol werk, gericht tot het breed publiek. Wat dit ‘publiek’ betreft, laten we nog dit aanstippen: Het ligt niet altijd aan die kunstenaars zo zij het publiek niet bereiken. Zeer dikwijls zijn de personen die in een zeer verantwoordelijke positie staan zo arm aan enig estetisch inzicht dat zij uit naam van ‘hun’ publiek uiting geven aan hun persoonlijke wansmaak. Aan dit bezwaar werd algemeen uiting gegeven door de katholieke artisten op hun eerste internationaal congres te Rome, sprekend over de dringende noodzakelijkheid om vooral de Geestelijken meer opleiding te geven in het
zien van het artistieke en de herkenning van het echte schone. Anders is het fataal voor het kunstambacht. Het ware oprecht teleurstellend te moeten beleven dat het degelijk werk van deze geestdriftige jongeren wordt misprezen en de keuze overslaat naar chromoeffect... door het gemis aan smaak bij verantwoordelijken.
Die Genootscap.
Reeks van 10 Kerst- en Nieuwjaarskaarten - uitgave 1953 - te bestellen bij de uitgever: Drukkerij ‘Graphica’, Oostende. - Postcheck 11.31.51.
Prijs: 25 fr.