West-Vlaanderen
Uitgave van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond
Nummer 3 mei 1952
Editoriaal
DE geest is mat geworden. Hij heeft zijn beïnvloedingsmogelijkheid ingeboet, waardoor de mens bekwaam werd de bijzonderheden van zijn in- en uitwendigheid te doorschouwen, en uit dit inzicht zinvolle konsekwenties te trekken.
Nadenkende over de toestand en de toekomst van de kunst - van hart, vooral van geest doorzinderende onthevenheid - wordt men overrompeld door een veelzijdigheid die misschien aan armoede, en ongetwijfeld aan verwarring doet denken. Naast een beredeneerd en verantwoord mee-evolueren met de eisen van de tijd, heerst er een tastende onzekerheid. Waar de heimatroman een tijdlang de aandacht gaande hield, daar maakt thans, wellicht ook reeds tot in den treure, de eerder psychologische letterkunde opgeld. De schilderkunst heeft het expressionisme verafgood of verbrand, en zowel de abstraktie - meer reaktie en heimwee naar weggegleden vormen dan eindwaarde - als de vergeestelijking maken met wisselende kansen furore. Thornton Wilder en Giraudoux hebben het karaktertoneel gewurgd en laten niets anders achter dan listige pantomines, weerschijn van de werkelijkheid aan de overzijde van alle psychologie. En zo kan men film en dans beschouwen, muziek en kleinkunst. In alle genre's wisselen de uitdrukkingsvormen zowel als de inspiratiebronnen elkaar af.
Slechts enkele bronnen hebben blijvende waarde. Zo de zee. Onvergankelijk en oneindig geschakeerd. De schilder ziet de kleuren - het blauw van de klippen en het water groen, paars of grijs of met lichte klaarten op de golf kammen. De dichter en de musicus zullen de onrust boeien, de werveling van het dartele rot of de zachte ebbing die nergens en nooit eindigt. Zij horen, luisteren, scheppen op hun beurt. Zien, denken, voelen, alles balt zich samen tot één ontroering, één vruchtbaar gepeins. Alles groeit tot één kiem die op haar beurt leven zal wekken.
Aan zee vooral dringen de tegenstellingen onrust en kalmte, beweging en stilte, land en lucht met bijzondere duideljkheid door tot het bewustzijn van de kunstenaar. De zee biedt een aparte inspiratie. Men kan van bronzen dennenwouden houden, van sneeuwbeladen bergflanken, van een park met lentebloemen, van alwat licht en vreugde brengt in het leven. Aan zee is er nog iets anders dat boeit en bindt, en luider, ook vaak stiller maar dan inniger spreekt, dan wat in taal en teken wordt gevat.
De zee is een element van onrustige beweging, dat ‘duizend en millioenen malen herbegint’. Kan de kunstenaar aan die zinrijke eindeloosheid niet putten? Hoe dikwijls bespringt hem de twijfel, het besef van eigen eindigheid en onkunde, de aarzeling en de ontevredenheid over wat nog maar een stamelen is? Hoe dikwijls trilt zijn hand als hij het werk beginnende en luisterende naar onhoorbare vaak onbegrijpelijke geluiden, meteen de ontzaglijke mogelijkheid beseft, de zegen of de vloek van het naakte stuk linnen, het onbeschreven blank papier of het instrument dat gespannen haakt naar de aanraking van vingeren.
Onzekerheid, twijfel, alles vloeit heen. Maar alles komt terug. Zoals de ene golfkam zich over de andere stort, sierlijk en trots uiteenspat, en weer moeder wordt van de volgende die hem overspoelt.
Want het grote wordt enkel geboren uit doorzetting en moed, en het grote, alleen het grote is onvergankelijk, zoals de zee, de grote.
F.B.