komst, de fierheid van de Antwerpse sinjoor, het bruisend geweld van de zee, en de noeste werkkracht van dat boerenvolk, dat leeft en wroet tussen de Leie, de Schelde en de Noordzee.
Met de zelfzekerheid van het genie is hij de eerste, duidelijk-geaffirmeerde vertegenwoordiger geweest van het expressionisme in Vlaanderen, terwijl de stijl die hij zich zelf schiep, toch duidelijk onderscheiden bleef van tijdgenoten in binnen- en buitenland. Het was het expressionisme van Permeke. Het zijne. Gebonden aan de natuur, eruit gegroeid en erboven uitgerezen. De natuur en de mens omvormd tot epische grootheid.
Grootheid, eenvoudige, natuurlijke, oersterke grootheid, dat was het wat deze onbehouwen, maar van gemoed toch milde en rijke man, heeft aangevoeld. Het brede landschap, ontdaan van alle anecdoten; de donkere geheimzinnige, nu eens wilde, dan weer verraderlijke, eindeloze zee, en bovenal - hoe kan het anders - de mens. Hier stond hij van mens tot mens, direct, zonder omwegen, onbewimpeld.
Gij, grote ziel onder de velen, in uw zielegrootheid hebt gij de mens gepeild, niet langs de cerebrale omweg van diepgrondige philosophische noch psychologische studie, doch met de intuïtie van het genie. De mens zoals hij leefde rondom U: de zeebonk en de boer, de werkvrouw en de zich wegschenkende moeder. De mens met zijn arbeid en zijn last, zijn strijd en zijn tragedie, zijn gebondenheid aan de veie aarde, waarover de boer gebogen staat om er het leven uit te halen. De mens geslagen door het leven, gelouterd door het lijden, gemilderd door het offer, deemoedig in 't gebed, met de lelijkheid, die de slagen van het leven hem toedienden, maar des te schoner naar zijn innerlijke waarde. Gij rechtzinnige vertolker van de mens, en vooral van de Vlaamse simpele man, hebt het aangedurfd - en gij zijt erin geslaagd - deze mens zonder de bekoorlijkheid van een verwekelijkte vorm, in zijn geestelijke waarde, op een monumentale wijze te openbaren.
Wie uw werk benadert, moet alle kleinheid van zich afleggen. Dan spreekt uw grote ziel tot ons, en dan voelen we doorheen die grootheid ook uw milde goedheid. Uw deernis met deze menselijke tragedie en uw begrijpen. Wij voelen dat milde menselijke medeleven in uw vissers en boeren, in uw voedende moeders - de moeder, totale wegschenking in milde liefde -, in die deemoedig biddende vrouw, die Gij als een monument van resignatie en Godsberusting hebt getekend.
En hiermee raak ik een van uw diepere wezenstrekken: uw ‘natuurlijke aanleg voor religieuze zielsverdieping’ zoals Dr A. Stubbe het uitdrukt. Zonder de schilder van eigenlijke religieuze motieven te zijn, zoals uw kunstbroeder Albert Servaes, spreekt evenwel uit uw werk de diepe berusting van een gelovig man. Uw mensen, die Gij met een onverbiddelijke waarheid hebt geschapen, dragen weliswaar veelal de slagen van een hard bestaan, doch het zijn geen uitkomstlozen, het zijn geen vertwijfelden, zij zijn niet behebt met het ziekelijk scepticisme van een moderne ontredderde tijd. Onze Vlaamse buitenmens kent dit niet, en die Vlaamse buitenmens die Gij in uw werk geschapen hebt en die zo echt is, kent dit evenmin; zoals ook U die vreemdsoortige uitwassen van een moderne hyperbeschaving vreemd zijn gebleven. Uw scheppingen zijn gezond, en uw mensen dragen met de last van het leven, de rustige zekerheid van een vaste uitkomst. Wat Karel Van de Woestijne in ‘De Schroeflijn’ over U schreef, ligt diep besloten in uw werk:
‘Met dat al is Constant Permeke, hoe dan ook oergodsdienstig gestemd, en in de uitoefening van Gods dienst een voortreffelijk katholiek’.
Getuige ook van uw innerlijke goedheid, de bereidwilligheid waarmede Gij een aanzoek op artistiek gebied beantwoordde, zodra Gij inzaagt dat dit aanzoek ernstig gemeend en goed bedoeld was. Zo schrikte Gij er niet voor terug, verleden jaar, op aanzoek van de provinciale instanties, mede te exposeren in een tentoonstelling van Westvlaamse schilders, alhoewel een dergelijke tentoonstelling niets meer te winnen gaf aan een kunstenaar, die de grootste exposities in het buitenland gedomineerd had. Gij deedt mee om aan uw kunstbroeders, aan de kunstvrienden, en het eenvoudig publiek, uw aanmoediging, uw steun, uw waardering en uw liefde te betuigen. Aldus toonde Gij U niet alleen een groot kunstenaar, doch tevens een groot mens.
Het is dan ook met onvermengde gevoelens van waardering, van piëteit en van innige dankbaarheid, dat thans het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond zijn deken van de plastische kunsten groet aan de boord van deze grafstede.
Gij grote schepper van schoonheid en leven, Gij gaat heen, doch in uw werk blijft Gij leven. Niet alleen in uw werk, doch Gij grote minnaar van het leven en van de scheppingsdaad, leeft thans een hoger leven bij de scheppende Bron van alle leven.
Vaarwel, Gij geniale levensschepper. Vlaanderen vergeet U niet.
Deze lijkrede werd uitgesproken door de Heer Jozef Storme, bij het graf van Constant Permeke op 8 Januari 1952.