een krampachtige huivering. Hij begroef zijn gelaat in de handen en beukte almaar op zijn oogleden als wilde hij daar een woest vizioen wegdringen. Dan sprong het leed uitzinnig in hem op en hij ging klagelik aan 't wenen.
- ‘Net symptomen van vervolgingswaanzin,’ fluisterde Dr. Agsteribbe binnensmonds. Met één ruk vloog v. Tricht overeind. Dieper lag de mondkuil in een grijns en scherp sloeg zijn stem vol eenbaarlike jammer naar buiten, langgerekt met plotse sakkadering:
- ‘Vervolgingswaanzin edele Doctor. Jaja, uw diagnose is juist!’ Hij grinnikte verbijsterd. ‘Nooit gehoord van Hans Rantzau? Nee natuurlik niet. Hoe zal ik hem voorstellen, deze jonge man van amper 22, Duitse nationaliteit, IVe Armee, afgevoerd van de immatrikuleringslijsten met de melding: gesneuveld op het veld van eer. Haha, nooit hadde ik gedacht dat de Duitse legeroverheid me zulk een dienst zou bewijzen. Jaja, dat is nu eens verstandhouding met de vijand die voordelig uitvalt. Gesneuveld op het veld van eer. Geen euphemismen, heren Duitsers! De genaamde Hans Rantzau werd in dato 24 December op slag van middernacht gedood door de sluipmoordenaar Jacques van Tricht. Dit, en dit alleen is de waarheid.’
Na dit scherpe hoogtepunt zonk zijn stem in, treurdiep. Een pauze lag onheilopen. Van Tricht vervolgde plots als wou hij zich door een wanhopige zelfaanklacht van een vreemde daemon losworstelen:
- ‘Veertien jaar terug. Volle oorlog. Geestdrift en tromboneklanken van militairmuziek. De aftocht naar den IJzer, en dan het ingegraven loopgrachtleven, de plotse woeste alarmseinen, die ons als prooibeluste dieren opjoegen naar de kijkgaten. Een gruwel. O ware het open strijd geweest van man tot man, een krachtmeting waarin de zwakke faalt. Maar nee, nee hoort gij allen: er zijn in deze glorierijke oorlog niets anders geweest dan dwaalkogels, salvo's in de blinde, trommelvuur op goed geluk. Gij allen die gespaard bleeft, die de overwinning hebt helpen bevechten, er blijft U de blijde zekerheid dat gij slechts luk vaak gemikt hebt naar een verondersteld doel. Eén lafaard alleen heeft rakelings zijn evenaaste koudgemaakt met een welgericht schot van zijn roer. Eén lafaard, één moordenaar: Jacques van Tricht. En in zijn doemwaardig leven staat het Kaïnsteken als een vloek gemerkt.
Wij lagen in de sector van Pervyse, bemodderd en verkleumd. Over ons, rond ons hagelde het vijandelike schroot, en ook wij, over niemandsland heen, vuurden gewonnen verloren in de richting van de tegenstander. Hij wist ons niet te ontwaren. Wij ook zagen van zijn aanwezigheid niets dan de