Vlaamsche Arbeid. Jaargang 16
(1926)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 379]
| |
Het Spaansch Hoedeken.Ga naar voetnoot(*)Tot aan de Fransche Revolutie behield de Nederlandsche vrouw, den naam, dien zij, bij haar geboorte ontving en onder denwelke zij in het ‘Kerkregister’ van de parochie bij haar doop stond opgeschreven. Zij behield haar heel leven lang, ook in den echtelijken staat, wat wij heden noemen haar ‘meisjesnaam’. Van den naam van haar man geen kwestie! noch bij de vernoeming, noch bij de handteekening. Het regiem van Vrijheid en Gelijkheid, dat hier met de Franschen intrad, ontnam haar dit bijna natuurlijk recht...Ga naar voetnoot(1) want ofschoon de Groote Revolutie alle burgers gelijk zou stellen, toch bleek het weldra dat de Fransche term ‘homme’ zijn engste beteekenis kreeg en tot ‘vir’ herleid werd, met uitsluiting van ‘homo’.Ga naar voetnoot(2) De vrouwen in de Nederlanden, verloren dus onder meerdere rechten, dat van haar eigen naam te dragen. Vóór die gelukkige vrijheidsperiode was ten onzent op testamenten, verkoopakten, alle openbare en notarieele akten die de gehuwde vrouw direct aanbelangden, alleen haar naam vooropgesteld en vermeld, die van haar echtgenoot heel bijkomstig in het complement ‘huysvrouwe van...’. Er was nooit sprake van Mevrouw Jan Rubens, noch van Mevrouw Pietro-Paoulo Rubens! Men kende alleen Maria Pijpelinckx, bescheiden, maar heerlijk synoniem van moed, offervaardigheid en zelfverloochening en van krachtdadigheid tot het heldhaftige toe, de groote sterke deugden van de echtgenoote van Jan Rubens, den eleganten en welbespraakten magistraat van Antwerpen. Niet Mevrouw Jan Rubens, maar Maria Pijpelinckx deelde de ballingschap van haar gemaal en zijn gevangenisleven - de eene om zijne politieke overtui- | |
[pagina 380]
| |
ging, de andere om het tragisch liefdesavontuur van haar ontrouwen levensgezel.Ga naar voetnoot(3) Wie sprak er ooit van Mevrouwen Pietro-Paoulo Rubens? De eerste echtgenoote van den genialen man, de intelligente levensgezellin, die hem begreep en steunde, en in wier vroegtijdig heengaan hij nooit geheel zou kunnen berusten, noemde zich steeds, gewoon-bescheiden Isabella Brant. En de andere, de jonge gade van zijn laatste triomfen, de blonde, wulpsche, zoo gevierde en aanbeden jonge vrouw, teekende nooit ‘Echtgenoote Rubens’. Op de archiefstukken, die hier vóór ons liggen, pronkt statig, klaar, voornaam: Helena Fourment. Van Mevrouw Antoon Van Dyck hoorde wel niemand. Maar niet onbekend is ons de mooie aristocrate Marie Ruthfen, fijne en talentvolle muzikante. En Margriet Verdussen, die hulpvaardige echtgenoote van den Phidias v. het Noorden, die heel de materieele leiding van de zaak van haar man in handen had, contracten sloot, bestellingen deed - zij ook blijft gewoon Margriet Verdussen, huysvrouwe van Artus Quellien. De flinke voruw van den schilder Ambrosius Francken, levert op haar naam: Barbara Reyns, steen en cement voor den heropbouw van het stadhuis van Antwerpen. De ‘huysvrouwe’ van den beeldhouwer Guilelmus Kerrickx, Barbaro Ogier, de gevierde dichteres, publiceerde haar verzen onder eigen naam, den naam door haar vaders talent reeds vermaard! De knappe leerlinge van Frans Hals, Judith Leister, zal haar doeken nooit teekenen: Judith Miense Molenaar. Catherina Van Hemssen, vaardige schilderes, tooide zich al even min met den naam van haar echtgenoot, Kerstiaen, den ‘seer excellenten speelman’. Moet ik hier nog meer voorbeelden aanhalen? Ze liggen veelvuldig voor de hand in dit land, waar de vrouwen een zoo actief deel nemen, zoowel aan het maatschappelijk als aan het economisch leven hunner stad. Guicciardini spreekt meermalen hun lof uit, ofschoon hij, de wulpsche Meridionaal, aanstoot neemt aan deze te groote zelfstandigheidGa naar voetnoot(4): | |
[pagina 381]
| |
‘De vrouwen van desen lande, zegt hij, boven heur ghemeynlijcke schoonheydt, zyn oock seer ghesedich, vriendelyck ende lieffelyck: want zy beginnen van joncks kindts af, na des landts ghebruyck, vryelyck te verkeeren met eenen yeghelycken: des halven zij in handel, spraecke ende alle dingen veerdich, behendich ende koen worden: houden haer niet te min in sulcke vryheijdt seer eerlijck ende deuchdelijck: ende gaen niet alleenlijck over ende weder in de stadt om haer saecken te beschicken: maar reysen oock over landt van den eenen ten andere met luttel geselschaps, sonder eenighe berispinghe. Zij zyn seer sober, besigh ende altyd wat doende, beschikkende niet alleenlijck huyswerck ende huyshoudinghe, daer de mans hen luttel met becommeren: Doch wat gaven de vrouwen ten onzent om die kritiek van den weledelen Zuiderling! Was het geen blijvend voorrecht van het Nederlandsche ras, dat de vrouwen er méer konden dan het instinct der mannen te dienen... Zij gingen voort als voorheen, uitstekende huisvrouwen te blijven, hun koper en tin schurend en schrobbend, hun eikenhouten meubels polijstend, het Cordova-leder aan de wanden op poetsend, de Oudenaardsche en Brusselsche tapijten kloppend en als geene anderen, bedreven in de kookkunst, voor hun heer gemaal somptueuze eetfestijnen voorbereidend: geurige pastijen, fijne visch, gevogelte van alle pluimage, sappige groenten, aanlokkende snoeperijen, herstende vruchten... - de vele kleuters opvoedend in eer en deugd en in liefde voor den Heer - daarbij de zaken van hun man beredderend, en wel meer op eigen hand handel drijvend en meesterlik hun goederen en die hunner kinderen beheerend! En de avond vond ze fantazeerend op de viole d'amour of spelend op het clavecimbel.... | |
[pagina 382]
| |
En met dat alles: Koket! zoo allemachtig om een waarachtige heilige te verleiden en om princessen tot stikkens toe jaloersch te maken! 't zij ze zich tooiden met fiere hennin de Bourgogne, die ze als een toren van zelfbewustheid boven hun gladde voorhoofd stelden; of met dat duivelachtige, tweehoornige ecoffion, 't zij zij den uitdagende Rubenshoed met triomfantelijke pluim op hare korte lokken en krullen zwierig ‘campeerden...’. Steeds mooi! Zij bleven, de Nederlandsche vrouwen, de bekoorlijke maar niet genoeg erkende medewerksters aan den roem der Nederlanden en der West-Europeesche cultuur! Doch het gaat hier niet om den lof onzer voorouders te bezingen. Dit blijft de taak van een vaardiger pen dan de mijne. Ik wil hier eenvoudig de aandacht vestigen op de dwalingen waartoe de slechte kennis onzer oude gebruiken en de verwarringen met de nieuwe wetgeving leiden.Ga naar voetnoot(6) De geleerde Max Rooses liet zich zelfs misleiden. Ziehier tot welke valsche conclusie hij overgaat door deze elementaire waarheid aangaande den naam der gehuwde vrouw in de Vereenigde Provinciën der Nederlanden, te ignoreren of althans over het hoofd te zien. De National Gallery van Londen, bezit van de hand van Rubens, het wonderbare portretGa naar voetnoot(7) van een jonge vrouw, die van hoog uit haar kader, de handen op den gordel gekruist, soort van Vlaamsche Joconda, den voorbijganger nagaat, met haar groote intelligente oogen, en om het spotzieke mondeken, het fijn-subtiele van een verstandige gelimlach. Ze draagt een vilten hoed, waarrond vol en grillig een struisvogelpluim krult en koket even over den rand afhangt. De iconographie heeft bij duizenden exemplaren de bekoorlijke gelaatstrekken van deze geestige schoone over de wereld verspreid - en weinige vrouwenportretten kenden een dergelijke populariteit. Volgens de traditie zou dit portret de trekken weergeven van zekere Juffrouw Lunden, en, naar Max Rooses beweert, van Suzanna Fourment, de schoonzuster van Rubens. ‘Inderdaad’, zegt hij, ‘Suzanna Fourment was gehuwd met een weduwenaar, den Heer Lunden.’ De benaming ‘Juffrouw’, toegepast op een gehuwde vrouw, mag ons in de Nederlanden niet verwonderen. In de XVIIe eeuw was het aan gehuwde vrouwen uit den burger- | |
[pagina 383]
| |
stand op straf van boeteGa naar voetnoot(8) streng verboden, den titel van ‘Vrouwe’ of ‘Mevrouw’ te dragen - deze was de dames uit den adel alleen voorbehouden.Ga naar voetnoot(9) En Max Rooses tracht als volgt te bewijzenGa naar voetnoot(10): ‘Le modèle du Chapeau de paille est Suzanne Fourment, femme d'Arnold Lunden. Si on ne l'a pas découvert plus tôt, c'est qu'on s'est trompé sur la valeur du titre que la tradition ajoutait au nom du modèle. Celui-ci est de longue date connu comme: Jufvrouw Lunden. La désignation flamande était exacte, jufvrouw signifiant dans le langage du temps une femme mariée qui n'était pas noble de naissance. renGa naar voetnoot(11) en niet tot den adel. Doch dat Suzanne Fourment, in Dat Suzanna Fourment, na haar huwelijk, ‘Jufvrouw’ genoemd wordt en niet ‘Vrouwe’ nemen we aan, vermits Rubens zelf zegt dat de Fourment's tot den burgerstand behoorenGa naar voetnoot(12) en niet tot den adel. Doch dat Suzanna Fourment, in weerwil van de bestaande gebruiken, den naam Lunden zou gedragen hebben, wanneer Helena zich nooit smukte met dien van haar toen reeds op zoo menig gebied beroemden echtgenoot, Rubens, noch later, bij haar tweede huwelijk met dien | |
[pagina 384]
| |
van haar tot den adel behoorende gemaal, Heere van BercheyckGa naar voetnoot(12), ziedaar wat ons onwaarschijnlijk voorkomt. En Max Rooses moet zich vergist hebben.Ga naar voetnoot(13) Waarom de mooie fijne spotster langer onder den valschen naam van Suzanna Fourment begroeten en haar niet gehuwd of ongehuwd haar eersten naam ‘Juffrouw Lunden’ terugschenken? J. Gabriels. |
|