| |
| |
| |
GUST. DE SMET.
KAPEL DER KARMELIETEN TE LUITHAGEN.
| |
| |
GUST. DE SMET.
HET TORENHUIS.
| |
[pagina t.o. 2]
[p. t.o. 2] | |
ZICHT UIT HET ATELIER IN DEN GANG VAN HET ‘TORENHUIS’.
ZICHT OP ACHTER- EN ZIJGEVEL VAN HET HUIS SAVERYS.
| |
| |
| |
Over een paar werken van August Desmet
Ingenieur-Architect
LANGEN tijd was het hier, en vooral in zekere middens, van zelf sprekend een bouwkundige zonder meer als niet-kunstenaar te klasseeren, wanneer hij den titel van ingenieur-architekt verworven had. De zware en droge ingenieur-studiën doormaken scheen onvereenigbaar met het tot ontwikkeling brengen van kunstenaars-eigenschappen - al was de kunstgeschiedenis ook daar met de bewijzen, dat al de groote bouwmeesters van het verleden, de ingenieurs van hun tijd waren. En, al is er nu door de onontkoombare verdeeling van de steeds ingewikkelder wordende studies, steeds minder kans op, zóó universeel aangelegde kunstenaars te zien groeien, het is toch een zeer verheugend verschijnsel, dat den tot bouwkundige geroepene ook ingenieur-studiën doet.
Al heeft het ingenieur zijn van architekt August Desmet nu juist geen opvallenden invloed uitgeoefend op de werken waarover deze korte studie handelen zal, het is misschien juist daarom van belang dezen titel in het licht te stellen, om, zoo 't nog noodig ware, te bewijzen, dat de positieve en nuchtere kennis, den voelenden kunstenaar niet in slechten zin beïnvloeden kan.
Bij het inzage nemen van de werken, waarover het hier gaat, zal zelfs de kenner, op eerste zicht allerminst, aannemen, dat August Desmet iemand is, die er een stel stevige theoriën op nahoudt, en deze in al zijn werken doorvoert. En nochtans is zulks, volgens de verklaring van den kunstenaar, wel het geval.
Van in zijn studietijd werd zijn aandacht reeds bijzonder geboeid door de samenstellingssystemen in alle groote bouwkundige perioden toegepast tot vaststelling van evenwichtige verhoudingen, en hij maakte een bijzondere studie van die eurythmische figuren, welke, volgens een uiting van architekt J. De Lange, in ‘De Bouwgids’ (5e jaar, 1913, blz. 142) als de ‘Onveranderlijke Basis van de Architektuur’ zijn te beschouwen. Zoo ontstond in 1910 het boekje ‘Des Tracés eurythmiques’ dat een samenvatting was van de in den inter-universitairen wedstrijd bekroonde studie.
| |
| |
Daarin werd een algemeen overzicht gegeven van de verschillende methoden, die door de eeuwen heen, gebruikt werden om door juiste verhoudingen, orde, eenheid en evenwichtigheid te bereiken en aldus het gebouw tot de meest volmaakte schoonheid te brengen. Dit overzicht, dat als een onontbeerlijke aanvulling van alle stijlenstudie, de oorzaak aan 't licht brengt van de zuivere verhouding van de klassieke monumenten, en even klaar de beteekenis van de triangulatuur in de samenstelling van de gothische gebouwen doet uitkomen, eindigt met een reeks voorbeelden uit de moderne Nederlandsche bouw- en toegepaste kunsten. De werken van Lauweriks, De Groot, De Bazel, Berlage leveren bewijzen te over, dat het gebruik van die eeuwenoude princiepen, tot het ontstaan van vele moderne kunstwerken hebben bijgedragen.
Het besluit van den schrijver luidt: ‘Puissent ces quelques dessins et illustrations, et la conclusion que presque tout le cachet si distingué de l'art hollandais moderne est dû aux triangulations les plus largement comprises, augmenter l'intérêt et l'attention qu'on pourrait accorder à celles-ci’. Elders (blz. 66) heeft hij er echter uitdrukkelijk op gewezen, dat het slechts gaat om een middel: ‘Répétons ici que ces tracés ne peuvent jamais devenir un but, doivent toujours rester un moyen, un guide. Ces tracés ne sont rien, ne peuvent rien; il faut avoir du goût pour choisir les points nécessaires. Ces tracés sont inertes: l'inspiration seule peut leur donner le souffle de vie’.
Zoo blijkt het ten slotte waar, dat de kunstenaar zelf de wegen zoekt en gebruikt, die hem tot zijn doel leiden. Indien de groote architekt Berlage meetkundige stelsels aanwendt om zijn samenstellingen tot hun volmaaktste uitdrukking te brengen, er zijn andere, even hoogstaande bouwmeesters, die alles uitsluitend aan hun persoonlijk gevoel voor verhoudingen overlaten en evenzoo schitterende resultaten bereikten.
Dat de methoden in kwestie in de oudheid en de middeleeuwen algemeen in gebruik waren, heeft zeker veel bijgedragen tot de stijleenheid, die we heden nog zoo op prijs stellen; dat ze in de toekomst nogmaals als het canevas van alle komposities zullen worden, is niet onmogelijk, maar vooreerst nog onwaarschijnlijk. Immers, er lijkt alleszins de eerste basis voor afwezig: eenheid in het wetenschappelijk bouwkundig onderwijs.
August Desmet gebruikt dus regelmatig eurythmische figuren bij het composeeren. Zulks kan overtuigend blijken uit de kapel te Berchem-Luithagen, gebouwd voor het Carmelieten-klooster, maar zijn verbouwing van een paar arbeiderswoningen tot een woning met atelier voor den schilder Saverys, noch het Torenhuis voor den schilder Servaes, laten het aanwenden van de bewuste compositie-procédés erkennen, uitgezonderd wellicht atelier en torengebouw van het huis Servaes. Het plan van
| |
| |
het eerste is trouwens geheel gebonden aan grondvestingen die, aangezien nog in goeden staat, gebruikt werden. Geen kamer van het kleine huis van Saverys is regelmatig, wat bij een goedaangepaste meubeleering niet opvallend is, en gunstige kamerzichten (stadszicht, stadsbeeld) of kamerbeelden niet uitsluit. Zonder stijlkunst of bepaald regionalistische vormen te huldigen, is dit huisje toch overleveringsarchitektuur, uitstekend aangepast aan de nieuwe gestelde eischen. Dit komt vooral uit in de twee groote atelier-vensters in den achtergevel, en den buitentrap met overbouwden bordis, die een heel levendig lijnenspel aan den nuchter-kalen zijgevel geven. Méér dan een welgelukte proeve om van een hoop puinen, met een minimum van onkosten, iets te maken, dat opvallend is door soberen eenvoud, is dit werk niet. Hoe zelden echter kan reeds dát van een dergelijke opdracht gezegd worden?
Blijft het huis van Saverys een kleine landsche woning, waarvan den oorsprong overal onmiskenbaar duidelijk is, met de opdracht van den machtigen kunstschilder Servaes voor hem te Laethem a.d. Leie een woonhuis met atelier te bouwen, had de bouwmeester een taak die hem moest toelaten zijn bouwkundig kunstinzicht geheel tot uiting te brengen. En dat is o.i. niet gebeurd.
Het plan is in zijn verdeeling zeker wel overzichtelijk. Gunstig is de verdeeling: 't woonhuis in 't midden, met de woon- en muziekkamer; schuin over de deur van de woonkamer die der keuken. Links van den gang het zeer ruime atelier en geheel ten einde rechts de slaapvertrekken en den trap naar de bovenkamers. Een blik door de atelier-deur in den gang toont den bescheiden eenvoud van het interieur, maar tevens de zuivere verhoudingen der nuchtere konstruktie. Maar in het geheel schijnt een zeker gebrek aan eenheid, aan samenhang, om niet te zeggen aan symetrie.
Het uitzicht van het groote landhuis nu geeft die innerlijke verdeeling zeer duidelijk weer: de groote vensters van woonen muziekkamer, ten Westen; naar het Zuiden de bescheiden huiselijke vensters van de slaapvertrekken; ten Oosten de ombouwde binnenkoer en ten Noorden de reusachtige ateliervensters. Die hoedanigheid is het, die alvast tot nadeel van het algemeen uitzicht is gekeerd. De architekt heeft een samenhangende eenheid opgeofferd aan het detail der onderdeelen: geen bindend motief houdt het geheel tesamen. En dat is een gebrek, dat bij iemand met de theoriën van Desmet nog al vreemd moet schijnen. In zijn geheel spiegelt het Torenhuis duidelijk den zelfden geest als het huisje van Saverys: een mengeling van goed en modern opgeloste bijzondere eischen, met een onwillekeurig opgaan in een zekere ouderwetschheid. Daardoor schijnt het gebouw iets, dat uit verschillende perioden stamt, maar
| |
| |
bezit dan ook het, hoewel betwistbaar, voordeel van als in het landschap vergroeid te zijn, evenals de boomen errond.
Het was een wensch van den kunstschilder aan zijn atelier een toren aangebouwd te krijgen, vanwaar het mooie, heerlijke Leie-landschap zeer ver zou te overzien zijn.
Dat dit bouwkundig element vanzelf het domineerend akkoord van de compositie werd, is duidelijk. En het is dan ook de mooiste en stevigste partij van het gebouw geworden. De toren is flink konstruktief opgevat, zonder het minste streven naar dekoratieve mooidoenerij; de steunbeeren teekenen mede het volumen en vormen natuurlijk de zijmuren van de eenvoudige zadeldakbekroning. Uit het Noord-Westen gezien lijkt het ateliergebouw met den aanpalenden toren, niet onaardig op een gemoderniseerde dorpskerk, zooals er wel in Saksen en in Zwitserland door voortreffelijke bouwmeesters werden opgericht. Wat hier geenszins als een blaam jegens den bouwmeester dient te gelden.
Ofschoon niet bepaald opvallend, is het nu wel iets van denzelfden geest, die uit dat deel van het Torenhuis spreekt, maar dan met bijzonder inzicht aangepast en uitgewerkt, die ook in de kapel der Carmelieten te Luithagen tot volle ontplooiïng is gekomen. Hier heeft de architekt met vrije hand een werk kunnen verwezenlijken, waarin heel zijn scheppingsvermogen zich heeft kunnen uiten, hoewel binnen zeer bescheiden perken gehouden. Hier kunnen we nu nagaan in hoever de theoriën over eurythmische figuren werkelijk zijn toegepast, en hebben bijgedragen tot het ontstaan van de zeer opvallende zuiverheid der verhoudingen van dezen kleinen Godstempel. De meeste kunstenaars, kunstkenners en bijzonder gevoelige menschen kwamen onder den indruk van het reine en eenvoudige verhoudingenspel.
VOOR de kapel werd als compositie-canevas gebruik gemaakt van den cirkel, de meest perfekte geometrische figuur, en den gelijkzijdigen driehoek, den stabielsten driehoek, tesamen dus wel de volmaaktste figuur voor een kerkgebouw. Bijgaande illustraties geven in groote trekken de gebruikte methode aan. Daaruit blijkt dus, dat dezelfde cirkel welke de breedte der kapel bepaalt, tweemaal achtereen geplaatst de diepte ervan, een derde maal de diepte van het koor en ook de hoogte van hetzelfde aangeeft. De cirkel in kwestie geeft ook de lijn aan van het tongewelf, dat de zoldering der kapel uitmaakt. Het groot dekoratief paneel van Albert Servaes, voorstellende de H. Theresia in extase, volgde den in boogvorm iets kleiner. De rondbogige
| |
| |
vensters waarvan de middellijn door de kruispunten van de dooreen getrokken cirkels wordt aangegeven, dragen mede tot het vormen van de sprekende eenheid, die het geheel beheerscht, bij.
IN de samenstelling van den voorgevel wordt dezelfde cirkel gebruikt om de hoogte van het sterk hellende pannengedekte dak, en in onderdeelen, om de verhoudingen van het voorportaal aan te geven. Het uiterst eenvoudige lijnenspel van die kapel, geheel herleid tot zuiver konstruktiviteit, doet wonder-aangenaam aan. Het lage, voorportaal met de groote rondbogige opening, het groote vlak van den puntgevel, alleen door de enkele steunbeeren en het in baksteen ingebouwde kruis wat verlevendigd, is van het mooiste, dat men zien kan. En heel dit omhoog strevende deel in verhouding tot de laag gestrekte zijgevels is van een zelden bereikte evenwichtigheid. Zulks mag ook gezegd worden van het klokkenverhoog op den achtergevel, waarin tot heden nog de klok ontbreekt.
Binnen staat (of stond, hierna volgt waarom) tegen de gewoonten in het altaar niet juist in 't midden, doch een weinig naar rechts. De predikstoel, in baksteen, stond links in 't koor. De communiebank is een eigenaardige samenstelling, waarbij baksteen en eik voordeelig werden gebruikt; bij het deurtje, dat tot het koor toegang geeft, is ijzer met eik gebruikt, en het lijkt een vreemd element in het koor-ensemble. Het is wel eigenaardig, dat dit deurtje geheel afwijkt van de vormen die bij de rest van de communiebank overheerschen, en onbegrijpelijk, dat Desmet het niet geheel in eik ontwierp.
Een gelukkige vondst mochten wel de uitgebouwde hoeken geheeten worden, die gelegenheid boden tot een zeer gunstige plaatsing van twaalf der staties van den prachtigen in houtskool geteekenden kruisweg door Albert Servaes, ook voor kapel geschapen. Er is destijds heel wat herrie gemaakt rond dit hoogstaand werk, uiting van modern godsdienstig kunstgevoel. Niettegenstaande den krachtigen tegenstand geboden door den Eerw. Pater Jeroom, een filosoof van beteekenis, een kenner van al de groote mystiekers en kunstbewonderaars, alsook van vele bekende figuren uit den katholieken kunstwereld, heeft hedendaagsche kleinzieligheid in zake voorstelling van gewijde onderwerpen, de bovenhand gehad, en den eenigen waarlijk diepgodsdienstigen kruisweg uit al de kerken van de Antwerpsche omgeving, werd, op bevel van hoogerhand, verwijderd.
Met dit groot kunstwerk verloor de kapel een stuk van voornaam belang. Sindsdien verdween ook nog het paneel van
| |
| |
KAPEL TE BERCHEM-LUITHAGEN. VOORGEVEL.
PLAN VAN HET ‘TORENHUIS’.
| |
| |
KAPEL TE BERCHEM-LUITHAGEN. DOORSNEDE.
KAPEL TE BERCHEM-LUITHAGEN. GRONDPLAN. (Op de helft der schaal van voorgevel en doorsnede.)
| |
| |
Servaes, waarover we daarstraks reeds repten, en dat door zijn zeer dekoratieve opvatting een machtigen monumentalen indruk maakte. Fierens-Gevaert overschatte misschien wel naar den vorm, maar zeker niet naar den inhoud, wanneer hij eens zei, dat men tot de groote Italiaansche kerkdekorateurs van de 14de en 15de eeuw moet teruggaan om een dergelijke innigheid en diepte van godsdienstig gevoel, vertolkt te vinden in lijnen en kleuren.
Kort na den Kruisweg van Servaes, onderging de kapel een verlies, dat er bijna aan gelijkgesteld kan worden, door de verplaatsing van den Eerw. Pater Jeroom. Met hem verdween den kunstzinnigen en begrijpenden beschermer der kapel, die al haar noodwendigheden geleidelijk en in den besten kunstvorm zou weten te verwezenlijken. Sinds zijn heengaan werd het werk van August Desmet al ergerlijk verknoeid! Het portaal, opgevat als een open voorhal, kreeg in zijn zijopeningen groote glasramen, en den rondbogigen ingang, langs waar men de dieper gelegen tempeldeur zich noodend zag openen, werd door een domme eiken deur afgesloten. Het onlogische van die toegevoegde deelen valt dadelijk op bij het nagaan der konstruktie, die er duidelijk op berekend is, ruime openingen te vertoonen. Binnen staat de zaak nog veel slechter. Er werden drie altaren geplaatst, een reeks heiligenbeelden en een kruisweg, alles van de meest suikerachtige St. Sulpiceriën, waarvoor de reeds besproken hoek-uitbouwen dan nog geofferd werden. Onder dat alles lijdt het bouwkundig koncept ontegenzeggelijk. Maar dat zulks kan en mag geschieden zonder dat den ontwerper van zulk werk erkend en om raad gevraagd wordt, is ergerlijk in hooge mate.
Met de kapel te Luithagen heeft August Desmet eens te meer bewezen, dat eenvoud en schoonheid zusters zijn, die allerbest hand in hand kunnen gaan. Hij heeft daardoor zijn werk tot een voorbeeld gemaakt, dat velen nog dienen kan. Wanneer we even denken, dat het soort slecht schuurgebouw, thans aan den Groenen Hoek te Berchem opgericht, voor vele lange jaren een voorloopige parochiale kerk daarstelt, dan groeit het werk van architekt Desmet in machtige verhoudingen, en zijn beteekenis in de zoo sterk uitbreiding nemende Antwerpsche omgeving is vooreerst niet te overzien. Zeker, er is nog veel overlevering in de vormen van het gebouw, maar het is alles zoo natuurlijk en van zelf sprekend uit de gebruikte materialen ontstaan, het zit alles zoo logisch ineen, dat er haast geen bezwaar kan tegen ingebracht. Er is ongetwijfeld nog een reusachtigen afstand tot een moderne godsdienstige architektuur als die welke Otto Wagner met zijn kerk ‘Am Steinhof’ te Weenen (mits voorbehoud op de detaileering), verwezenlijkte, maar alle verhouding hier in acht genomen, blijft de kapel van Luithagen een
| |
| |
bouwwerk, dat een stap in de richting eener gezonde ontwikkeling van onze godsdienstige bouwkunst daarstelt.
Edward Leonard
De hoofdletters en zicht der kapel zijn houtsneden van architect August Desmet en worden hier voor de eerste maal gedrukt.
|
|