't weelderig warme leven van ons volk; A. Vermeylen smeedde met luidhamerende woorden 't gesmijdigste en oer-sterkste proza dat we ooit in ons Vlaanderen lazen; Verriest sierde met zachtroerende frazen het inwendig zieleleven van het vlaamsche volk tot een boven-naturig leven; De Meyere weefde met gemoedelijke handen zijn verzen tot tafereelige tapijten van een diep echt karakter; Karel van de Woestijne dóor-wrocht onze taal tot rijke, edelzware rythmen en breedwaaiende woordgeluiden in eigen-aardige hooge levenvisies.
Die werkten aan den nieuwen weg en plantten er de eerste hooge boomen; er kwamen er meerderen en meerderen bij vol ieverende arbeidszuchtige trouw en zielszuivere genegenheid voor malkaar om ons volk rijker en sterker te maken. Nog namen? Teirlinck, De Bom, Baekelmans, René De Clercq, M. Belpaire, L. Lambrechts, C. Gezelle, Godfr. Hermans, enz., enz.
Is 't niet? Guido Gezelle staat er stil-ernstig boven allen uit; zijn goedig lief gelaat is de weerschemering der kinderbrave ziel van ons volk. Ruischen zijn Gods-onsterfelijke verzen ons niet meer en meer vertrouwelijker toe uit die strenggenegen mondplooien en 't wijdrimpelige breede voorhoofd, uit die zielsklare oogen en zwaarernstige brauwen, die almachtig zijn heilig wezen veredelen en bovenmenschelijk verdiepen? A. Vermeylen zei alzoo ook met de meest durvende prophetische woorden ‘Gezelle was en is, eerst en vooral, de grootste dichter van Vlaanderen’.
En alweer hier voor 't oogenblik een gansch zuivernieuw geslacht: H. Broeckaert, Om. K. De Laey, C. Eeckels, Jaak Boonen, Leo Boucherij, Joris Eeckhout, Juul Grietens, K. van den Oever, Aran Burfs, Jozef Muls, Jan Sebrechts, Anna Germonprez, Odillon Demarré, Steven Stronck, Jules Delcroix, Aug. van Uxem, D. De Cock, Jef Joos, Jan Hamenecker, Felix Timmermans, enz., enz., die hun beste kunnen en durven, hun eigen vlaamsche arbeid langs nieuwe breede wegen zullen opbouwen ten goede van ons heerlijk Vlaanderen!
En daarom, o stille blijheid onzer jonge herten, voelen we ons nu beroesd en bevreugdigd van almachtige, hoogzinnige fierheid om dezen weidschen drang in Vlaanderen naar de eigen schoonheid en 't eigen leven! Beven onze handen niet als we naar de penne grijpen en, met ijzerhard vertrouwen in ons zelven, 't ideaal uit onze geestdriftige hoofden hertevreugdig en onsterfelijklustig tot neerstigschoone volzinnen betrachten? en daarom, o Pennoen en