impressionisme in België, Jaak Rosseels, omringd van eenige zijner trouwste wapenmakkers als Crabeels en Meijers; naast den solieden, mannelijken Coosemans, den uiterst fijngevoelenden, bijna weiblichen den Duyts; voorts - mede tot de allerbesten onzer school behoorende - Heymans, Isidoor Verheyden, Theodoor Verstraete, Emiel Claus, en onder de jongeren, van Melle, Luyten, Farazijn, Wolles, de Greef.
Heymans, dien ik, geen jaar geleden, in de V.S. een afzonderlijke studie wijdde, en die thans geen enkelen nieuwen arbeid tentoonstelt, laat ik ter zijde, om onmiddellijk te spreken van twee der beminnelijkste en veelzijdigste talenten onzer geheele school, Verheyden en Verstraete. Wat hebben zij, ondanks hun verschil in leeftijd en hun opvallende eigen kleur, menigen trek van overeenkomst in geheel hun artistieke persoonlijkheid. Dichternaturen - beiden; vatbaar als maar weinigen voor de fijnste, subtielste indrukken; meegevoelende, tot in de diepste roerselen van hun gemoed, den zachten weemoed van een bleeken najaars- of de schuchtere maagdenvreugde van een vroegen lenteochtend; betrappende gaarne in zijn dagelijksch doen te midden der natuur den in en met die natuur levenden en meêlevenden mensch.
Verheyden's landschappen zitten kloeker en vetter, die van Verstraete doorgaans frisscher en warmer en schooner in de verf; op het palet van den eerste schijnen meer de middelste, op dat van den laatste meer de onderste en bovenste, de diepe en helle tonen te overheerschen. Hoe jammer, dat het Muzeum noch de Beevaart in de Kempen van Verheyden, noch den Boomgaard in Zeeland van Verstraete aankocht! In beide komen de door mij in 't licht gestelde overeenkomsten en verschillen voortreffelijk uit. De Boomgaard in Zeeland is een tooneel van landelijke poëzie, van levendige, direkt uit de natuur spruitende poëzie, zonder eenig spoor van affektatie of geliktheid, zoo volledig en af, zoo in al zijn partijen harmonieus een, dat geen ander stuk van dien aard in de heele tentoonstelling er boven staat. In de Begrafenis, een geheel andere noot: zoo licht en warm en frisch en idyllisch de Boomgaard, zoo duister, huiverig, mat en intreurig is deze. Verstraete heeft evenveel vinding als talent: van hem moet men de 365e herhaling van steeds hetzelfde onderwerp niet verwachten!
Van Gustaaf den Duyts een diepgevoelde Avondstemming en vooral een heerlijken winteravond rond de kerk van Wondelgem. Al de poëzie, die daar schuilt in het door de naakte boomtakken heenschemerende laatste rood van zoo'n stillen December- of Januari-avond op den buiten, den Duyts vatte ze samen in dezen ook in pikturaal opzicht als altijd voortreffelijken arbeid.
In Claus' Beetworteloogst in Vlaanderen, reeds vroeger door mij besproken, neemt de idylle epische afmetingen aan. Of zij er veel bij wint, de idylle? Of zij er niet veeleer wat bij verliest, en wel in de eerste plaats iets van den zoeten eenvoud en de bekoorlijke intiemiteit van de kleinen en nederigen in hun natuurlijke omgeving? Doch om 't even! De schilder wilde het buitenleven nu eens zien met het oog van een eposdichter; zijn lieden, worstelend met den harden grond, wilde hij voorstellen groot als Homeros' helden, slaande met breede slagen reuzige zwaardklingen wijd rond zich. Wij nemen vrede met zijn opvatting, en blijven, nu als te voren, in zijn stuk waardeeren de kranige, kloeke teekening naast het mooie, soliede koloriet, de uitstekende, ofschoon in de verste verte niet akademische groepeering en het indrukwekkende geheel.
Maar waar bleven de zonnekens, vriend Claus, de zonnekens, die gij zoo droef kunt laten lachen als gij ze vroolijk kunt laten weenen, uw betooverende zonnekens, die wij zoo van ganscher harte liefhebben?
Binjé toont zich, ten minste in zijn hier te ziene landschappen, van nabij verwant met de school van Glasgow. Hij munt uit in het tegenover elkander stellen van sterksprekende tonen. Zomer, zoo betitelt hij zijn eenig ingezonden schilderij, en werkelijk, heeft men het éens gezien, men vergeet het niet weder! Dat lichtvolle doek blijft in het oog zitten als een dag uit den hoogzomertijd, vol verblindend zonnelicht.
Van Melle is een talentvolle luminist. Zijn Tuin eener Pastorie in Bretanje is een der fraaiste landschappen, die ik van onze jongere artisten tot heden zag.
Van Luyten bewonder ik zeer, benevens reeds vroeger geziene dingen, als o.a. het uitstekende Koeien in 't Moeras, Na het Onweder en De laatste Stralen.
Carpentier, Wolles, Edm. Verstraeten, de Greef kan ik enkel vermelden.
Als marineschilders, buiten den ouden P.J. Clays, Heymans, Farazijn, Le Mayeur, Steppe, Hens en Verstraete. Veel van het door hen gezondene zag ik al vroeger. Alleen van het nieuwe zij hier dus gesproken.
Steppe en Hens kennen geen stilstand; van lieverlede dringen zij vooruit tot op den eersten rang. Van den eerste een Avond op Zee bij naderend Onweder, een mooigevlekte lucht boven een woest opbruisend water, en een Avond op de