De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 7
(1894)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–MuziekNederlandsch lyrisch Tooneel. - Tot nu toe, en als eigenhaardige voortbrengsels niets beiers kunnende aanbieden, en toch (zoo ik gis) het verwijt niet willende oploopen enkel vertaalde opera's op te voeren, poogt de heer Fontaine de vallei, die tusschen de twee berggevaarten Freischütz en Fliegende Holländer gaapt, te vullen met Leiden Ontzet, Liederik en wat muzikale versnapering. En zooals te verwachten was, slaagt hij daar niet al te best in. Hem daar eene grief van te maken, zal nu wel bij niemand in de gedachte komen, die op de hoogte is van den toestand onzer muziekbeweging op dramatisch gebied. Eer zal men er door versterkt worden in de overtuiging, dat de bedoelingen van den bestuurder oprecht en onbaatzuchtig zijn: het stichten eener nationale dramatische kunstinrichting. Niets ware gemakkelijker en winstgevender voor hem dan eenige moderne succesmakende duitsche opera's op te voeren, maar ook niets zou meer in strijd zijn met het ideëele plan der onderneming. Van hen, die belijdenis aflegden van deelneming in het helpen ondersteunen dezer proefneming, vinden wij het dus niet gepast en logisch, bij de eerste gelegenheid die zich voordoet, de scherpste pen in den zwartsten inkt te doopen en de zwakke zijden in het licht te zetten. Een wicht kastijdt men niet. Wanneer het als flinke dreumes goed loopen zal en tegen een pak slaag en een buil bestand zal zijn, dán eerst zal men het met recht bij de lurven mogen grijpen, bij eventueel vergrijp ofte delictum.Ga naar voetnoot(1) Vooralsnu hopen wij rechtzinnig, dat Meilief van Peter Benoit en Melusina van Fr. Gittens en Wambach den onaangenamen indruk van Leiden ontzet en Liederik mogen wegnemen; zelfs bij hen, die aan geen opportunistische kritiek doen. De opvoering van de heerlijke Hippodamia-trilogie, waarvan thans het 2de gedeelte, Tantalus, met ongewone zorg op het tooneel gebracht is geworden, is een ware triomf voor de lyrische drama's. Niets beter om een vijand van lyrische drama's te bekeeren dan de opvoering van een goed lyrisch drama. En, geloof me, de Hippodamia-cyclus is er waarlijk zoo een. Onder het dubbel oogpunt van dramatiek en muziek is het ontegensprekelijk een voornaam en bestudeerenswaardig werk. Jammer, dat er nu nog een jaar zal moeten verloopen, eer men het laatste deel zal kunnen genieten. Is het dan bepaald onmogelijk, Mr Keurvels, dit jaar nog Hippodamia's Dood (het 3de deel) op de planken te brengen? Het is nogtans een probaat middel, om de klimmende onverschilligheid, waaronder de lyrische drama's bevriezen, weg te doen dooien.
Volksconcerten. - Een der beste concerten, welke de thans stevig gevestigde Orkestvereeniging ooit ten beste gaf, was wel dit van 7 Januari (4de der reeks). Programma: 4de Symphonie van L. van Beethoven; de Siegfried-Idylle en het openingstuk van ‘der fliegende Holländer’ van R. Wagner. De uitvoering dezer sensatie-wekkende nummers vermocht den goed waar te nemen vooruitgang van het orkest uit te luiden; er komt meer eenheid, ponderatie en tucht in het korps. Kon nu de sonoriteit wat minder gemeen, wat minder schril en anemiek, wat reiner gemaakt worden, dan zouden wij den heer Lenaerts waarlijk veel te danken hebben. Enkele momenten uit de Andante en de Finale der onzeggelijk schoone 4de, hebben ons een tot nu toe onbekend gebleven orkest laten hooren.
Te lezen, voor die thuis zijn in de Wagner-literatuur, een heel merkwaardige reeks studies: Études d'Art religieux: des cycles germaniques et scandinaves dans la Tétralogie de Richard Wagner. (Mercure de France nos 47, 48, 49). Ook nog ter lezing aanbevolen het goed geconcentreerd artikel van Maurice Kufferath: Peter Benoit (Guide Musical, 24 décembre 1893). In Caecilia gaat dr. de Jong steeds voort de quintessens der brieven van Franz Liszt op te zoeken.
Het beroemd mannenkoor ‘La Légia’ van Luik heeft het voor velen onbekend gebleven dubbel-koor Moïse au Sinaï van Peter Benoit in den loop van December uitge- | |
[pagina 22]
| |
voerd. En in den Parkschouwburg te Brussel ging met bijval de Sint-Niklaas-pantomine van Jan Blockx en Theo. Hannon. Er is ernstig spraak dit werk ook te Antwerpen op te voeren. Fr. D. | |
LetterkundeHet laatste dramatisch gewrocht van Nestor de Tière, Roze Kate, Het Treurspel der Smeden, heeft veel volk gelokt naar den Nederlandschen Schouwburg van Antwerpen en er welverdienden levendigen bijval verworven. Het stuk zit goed ineen; men bespeurt dadelijk, dat het geschreven werd door eene zeer ervaren hand. De tooneelschikking was blijkbaar met liefde verzorgd, terwijl de opvoering zoo goed als niets te wenschen liet, ik meen, dat de spelers hunne rol voortreffelijk kenden en ze met toewijding vertolkten. En toch heeft, naar onze meening, onze letterkunde aan dit zoogenaamde ‘treurspel der smeden’ niet veel gewonnen. Het staat in onze schatting niet hooger dan al die Fransche drama's, welke wij gewoon zijn met den naam van draken te bestempelen, alhoewel ik het gaarne als den besten van alle beschouw. Het onderwerp van 't stuk zal nooit anders dan afgrijzen verwekken: tweelingbroeders, die hunne moeder vermoorden en hunne misdaad op den hals weten te schuiven van een derden broeder! Is het gemoed van 't publiek dan toch zóo hard, dat men het slechts aan het trillen krijgt door er met mokers van dat kaliber op te beuken? En dan, waarvoor doet de schrijver van Roze Kate het gemoed van zijn volk trillen?..... Om zijne heldin te laten bewonderen, die eene rol speelt, zooals het leven er alle honderd jaar misschien wel eens éene oplevert!..... Onnoodig is het laatste bedrijf; het is een offer aan de naïeve zielen, die verlangen, dat de deugd beloond wordt. Om nu nog eens op de vertolking terug te komen: jufvr. Elisa Jonkers heeft de titelrol meesterlijk gespeeld, tot bewondering van heel de zaal, welke hare geestdrift voor onze ‘jeune première’ geenszins onder de banken stak. Wat de gebroeders Janssens betreft, beiden ontvingen hun wettig deel van de toejuichingen. Zij hadden, docht ons, bij zichzelven gezworen, hunne moeilijke en daarbij nog ondankbare rol, in de puntjes te studeeren; zij wilden er eens iets van maken. Ook kon, bij 't opgaan van 't gordijn, iedereen in hen zonder moeite de ‘helden’ van 't drama erkennen; men bespeurde het aan de tragische plooi van hun gelaat, aan hunne zware stem en argwaan verwekkende houdingen en gebaren. Kortom, al meteen zag men 't hun aan, dat zij tot ‘iets van belang’ bestemd waren. Welnu, dat was jammer. De heeren Janssens spelen te goed om met andere hoedanigheden dan waarheid en natuurlijkheid bijval trachten te verwerven.
Eere alweer aan 't Willems-Fonds voor zijne laatste uitgaaf: ‘Maatschappelijke Vraagstukken, Gedachten, ontleend aan Edw. Bellamy, Em. de Laveleye en Ch. Richet’ door Pieter Geiregat. Voor 't onderwerp is de belangstelling hedendaags levendig genoeg, en wijl stijl en taal beide zoo uitstekend verzorgd zijn, achten wij ons verzekerd, dat dit nieuwe werk van den heer Geiregat bij alle Willemsfondsers, en elders ook, een welkome gast moet geweest zijn.
Van Virginie Loveling zijn opnieuw twee boeken in éenmaal verschenen: Een Vonkje van Genie en Eene Idylle! Het laatste, alhoewel voorheen opgenomen in De Gids, hebben wij nog niet gelezen; het eerste, eene verzameling van een groot aantal afwisselende schetsen en verhalen, heeft ons doorgaans geboeid of bekoord, gelijk op enkele uitzonderingen na alles, wat onze talentvolle romanschrijfster uitgeeft. De uitgebreide novelle, die haren titel aan 't werk schonk, dunkt ons eene der fijnste karakterontledingen, door hare begaafde pen ooit gemaakt; wij leeren daaruit, hoe een aangeboren vernuft door de dommekracht der levensomstandigheden in de kiem versmacht wordt. Verder ontmoet men in 't fraaie boek sommige portretten en schetsen, die niet meer dan een tiental bladzijden gevraagd hebben, doch waarin meer pit te vinden is dan in menigen lijvigen band van de Parijzer feuilletonpers. En elk gewrocht van Virginie Loveling is mij nog bijzonder welkom, omdat het, voor mij ten minste, niet uit is, wanneer het laatste blad ligt omgekeerd. Dan dwaalt mijn geest weg in gedachten en beelden, die 't genot der lezing verdubbelen.
De Elzeviersmaatschappij te Rotterdam heeft eenen roman uitgegeven van Is. Teirlinck, getiteld: Naar het Land van Belofte, en opgedragen aan vader Sleeckx.
Georg Ebers heeft de reeks zijner Egyptische verhalen verrijkt met een nieuw deel, geheeten Cleopatra. Wij zijn benieuwd te vernemen, of het gelukt is.
De Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle heeft onlangs een gedramatiseerd sprookje van Frans Gittens gegeven, Mellusina, waarop Emiel Wambach muziek heeft gecomponeerd. Is deze op de hoogte van den tekst, dan zullen wij weldra op onzen Nederlandschen Schouwburg iets heerlijks te zien krijgen. Frans Van Cuyck.
Nieuwe werken van Zuid-Nederlanders, door Noord-Nederlandsche firma's uitgegeven en in December verschenen: Het Recht van den Sterkste, van Cyriel Buysse, Amsterdam, Versluys; Naar het Land van Belofte, van Is. Teirlinck, Amsterdam, ‘Elsevier’; Een Idylle en Een Vonkje van Genie en andere Novellen, van Virginie Loveling, Amsterdam, Veen; Claribella, van Pol de Mont, Utrecht, Beijers.
Onze Vlaamsche schrijvers in het buitenland beoordeeld. Lezen, in De Gids, November, bl. 387, over Verzen van H. Swarth; December, bl. 569, over Het Recht v.d. Sterkste; Januari, bl. 226, over Claribella. Ook in De Ned. Spectator, Nederland, De Rott. Cour., werden deze werken besproken. |