- Op 1 Juli aanstaande, wordt in de zaal Sedelmeyer, de verzameling schilderijen van den heer Secretan verkocht. Het is, na de galerijen van prins Liechtenstein te Weenen, en van Sir Robert Wallace te Londen, de rijkste bijzondere verzameling, die in de wereld bestaat. Er is haast geen groote meester uit oude en nieuwe tijden, die er niet door prachtexemplaren vertegenwoordigd is. Om een denkbeeld te geven van hare schatrijkheid zij het genoeg te vermelden, dat er daar 24 stukken van Meissonier te vinden zijn. De verzameling moet millioenen waard zijn. Zooals men weet was de eigenaar voorzitter der Société des Métaux, en is de krach dier maatschappij oorzaak van het totaal verlies zijner fortuin en van de veiling van al wat hem toebehoort.
- Tentoonstelling. Ziehier de lijst der juryleden voor de Belgische afdeeling: H.J. Portaels, schilder te Brussel; K. Verlat, schilder te Antwerpen; W. de Groot, beeldhouwer te Brussel. - Bijgevoegde leden: H.H.J. Robie, schilder te Brussel, en A. Pauli, bouwmeester te Gent.
Amsterdam. De Hollandsche Opera, door den heer J.G. de Groot, te Amsterdam in October 1886 gesticht, is thans door eene reeks van wederwaardigheden, zooals er aan alle begin verbonden zijn, heengeworsteld en op een degelijken grondslag ingericht. Niet alleen vertaalde zangspelen - als Faust, Mignon, Othello, de Favorite, de Hugenoten, Fidelio, - werden er op voldoende wijze opgevoerd, het laatste seizoen zag zelfs twee oorspronkelijke Nederlandsche scheppingen geboren en met zekeren bijval ontvangen worden: n.l. Catharine en Lambert, eene omwerking van het Huwelijk bij Trommelslag, waarvoor de orkestbestuurder Van der Linden de muziek schreef, en Brinio, tekst van Van Loghem (Fiore della Neve), muziek van S. van Milligen. Wij wenschen het beste voor het welgelukken dezer echt vaderlandsche onderneming en hopen, dat het publiek het wakkere en voortvarende bestuur de zoo noodwendige ondersteuning niet zal laten onderbreken. Wij roepen de aandacht onzer Noord-Nederlandsche stamgenooten op onze talrijke en talentvolle Vlaamsche kunstenaars, gelijk wij deze laatste niet warm genoeg aanbevelen kunnen, het oog op het Noorden gevestigd te houden.
- De zoogenaamde Rembrandtzaal in het Rijksmuseum, te Amsterdam, bleef eenigen tijd gesloten, daar men besloten had tot de herstelling der Nachtwacht over te gaan. Dit groote meesterstuk van Rembrandt was tot nu toe, zoowel door den toestand waarin het zich bevindt, alsook door den aard en de wijze zijner tentoonstelling, nog in het geheel niet tot zijn recht gekomen. Zeker schijnt het, dat de schilderij vroeger grooter van omvang was, en dat zij waarschijnlijk verminkt werd om te kunnen geplaatst worden in eene kleinere ruimte dan die voor welke zij eerst bestemd was. Het onderzoek en de navorschingen over dit punt, door den heer Bredius aangewend, hebben nog niet tot eene oplossing geleid, op stellige bewijsredenen gesteund; zeker is het, dat over die zaak het laatste woord niet gezegd is. Buitendien werd de schilderij in den loop des tijds met eene dikke vernislaag overdekt, welke niet alleen aan vele deelen derzelve den oorspronkelijken glans benam, maar ook over het gansche meesterstuk eene soort van dikken sluier wierp. In tegenwoordigheid der stedelijke commissie, werd de schilderij den 14n Mei van den muur afgenomen, en na een nauwkeurig onderzoek werd den schilderijhersteller Hopman opgedragen, van eenige plaatsen de vernis te verwijderen en de oorspronkelijke verf weder voor den dag te brengen; eene heele herstelling van het meesterstuk hield men niet voor geraadzaam. Het welgelukken der eerste proefneming deed besluiting tot toepassing van het stelsel van prof. Pettenkofer op heel de schilderij. Ook deze slaagde volkomen, de oude laag vernis verdween en de schilderij kwam in haren oorspronkelijken luister te voorschijn. Men kon zich vroeger van de Nachtwacht geen juist denkbeeld vormen, hetzij omdat de verlichting der Rembrandtzaal nog onvolmaakt bleef, hetzij omdat de omgeving waarin de schilderij zich bevond niet paste. Aan proefnemingen om dien toestand te veranderen, heeft het niet ontbroken
sedert de opening van het Rijksmuseum; men temperde of versterkte het van boven komende licht door wit lijnwaad, dat op ongeveer 8 meters schuins over den toeschouwer uitgespannen werd - doch, geen der aangewende middelen bereikte het doel. Eindelijk schijnt men er in gelukt te zijn op voldoende wijze die storende omgeving verwijderd te hebben. Op dit oogenblik is de zaal weder open, en met den meesten lof wordt gesproken over het herstellingwerk aan het meesterstuk verricht. De kleuren vertoonen zich thans in hare volle kracht en frischheid, een warm zonlicht straalt uit het doek.
- Men schrijft uit Lith aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant: Indertijd - ik meen in het begin der maand Maart jl. - werd in uw geacht blad medegedeeld, dat eene restauratie had plaats gehad van beelden, vervaardigd door den hier geboren beeldhouwer Waltherus Pompe. Toevallig was ik dezer dagen hier bij eenen ingezetene, die mij vier beelden liet zien, vervaardigd uit hout door genoemden beeldhouwer, en waarvan een geteekend is met het jaartal 1731 en den naam van den vervaardiger W. Pompe, Sc. Drie dezer beelden stellen voor Geloof, Hoop en Liefde, terwijl het vierde eenen kruiwagen torst, waarop men b.v. een uurwerk kan plaatsen.