Boekenaankondiging
De kerk van Sinte Dimplina te Geel. Tweede uitgave. Geel, Biddeloo, 1888.
Het hoekje waarvan wij den titel opgeven, is eene beschrijving der kerk van Geel, onder oogpunt van geschiedenis en kunst. Het is eene degelijke bijdrage om een oud en merkwaardig gebouw te doen kennen. Wenschelijk ware het dat voor elke belangrijke kerk eene beschrijving, van evenveel kennis en ingenomenheid met kunstschoon getuigende, tot stand kwam. Wij mogen dus het werk volmondig aanbevelen.
Op de kunstleer van den schrijver hebben wij eene aanmerking te maken. Voor hem is elk gotisch deel der kerk merkwaardig en bewonderenswaardig; elk deel uit de Renaissance daarentegen wordt met minachting bejegend. Renaissance-werken passen niet in de kerk, volgens hem. Sprekende van koperen beeldjes, die op een voetstuk van koperen pijlers staan en het jaartal 1621 dragen, heet het: ‘Zeker, 't was wel in dien tijd gansch onder den noodlottigen invloed der Zuidsche (?) renaissance, dat onze kunstjuweelen uit het Noorden door kostelijke maar weinig passend Heidensche of Zuidsche namaaksels werden verwrongen tot een bespottelijk en dikwijls onverbeterbaar mengelmoes.’ De volzin schittert niet door helderheid, maar duidelijk genoeg bewijst hij, dat de schrijver een hekel heeft aan onze kunst der xvie en xviie eeuw, die van Cornelis Floris, van Artur Quellin, van Rubens en van Dyck, ten minste in zooverre deze werd aangewend om kerken te versieren.
Dit is eene overtuiging als eene andere, en op zich zelve zouden wij ze hier onbesproken laten; maar tegen de mogelijke gevolgen zulker leer moeten wij waarschuwen. Van de verfoeiing dier kunst gaat men gemakkelijk over tot wegruiming harer voortbrengselen. En dit zouden wij in menig geval voor heiligschennis aan de kunst gepleegd beschouwen. Zeker begrijpt men, dat eene romaansche of gotische kerk geheel in romaanschen en gotischen stijl gestoffeerd, eene bijzondere aantrekkelijkheid zou opleveren, maar die onverbasterde gedenkteekens bestaan niet, of slechts als zeer schaarsche uitzonderingen. Zal men daarom den wensch uitspreken, dat het tabernakel van Cornelis Floris uit de kerk van Zout-Leeuw worde weggenomen, dat de schilderijen van Rubens uit de O.-L.-V. kerk van Antwerpen, of de glasramen van van Tulden uit St.-Goelen van Brussel, dat de beeldhouwwerken van Quellin, Verbrugghen, de Nole en andere, uit de St.-Jacobskerk van Antwerpen, verdwijnen? Toch niet. Eene kerk kan schoon, kan heerlijk zijn, ook met zulke ongelijkslachtige versieringen. Men zie de hoofdkerken van Toledo, van Barcelona, van Florence, van Regensburg, de kerken van Neurenberg en zoovele andere maar eens, waar nooit de beeldstormerij woedde, en waar verscheiden eeuwen hunne scheppingen naast elkander plaatsten. Wie zou de hand durven slaan aan wat de Renaissance daar aanbracht, wie den wensch durven vormen, dat de heerlijke voortbrengsels der Zuidelijke of Noordelijke hergeboorte daar uit verdwenen?
M.R.
In den algemeenen boekhandel van Ad. Hoste, Veldstraat, 49, te Gent, is verschenen: Op reis naar Heinde en Ver, door Max Rooses, met platen van Armand Heins, en het welgelukt en welgelijkend portret van den schrijver, in kopersnede, door J.B. Michiels. Zooals de titel luidt, bevat het een tiental reisbeschrijvingen naar verschillende landen van Europa, waar iets merkwaardigs in kunst of natuurschoon te zien is. Ziehier de inhoudstafel: 1. Brieven uit Spanje naar huis; 2. Engelsche brieven; 3. Een dag te Hildesheim; 4. Naar Scherpenheuvel en Zout-Leeuw; 5. Van Antwerpen naar Hoogstraten; 6 Neurenberg en Regensburg; 7. Brieven uit het Noorden; 8. Het Rijksmuseum te Amsterdam; 9. Weimar; 10. Het Museum Plantijn-Moretus; 11. Een verloren hoek van ons taalgebied. - Het werk, bij alle boekhandelaars verkrijgbaar, kost 6 fr.
J. Staes.
Verschenen: De Belgische Republiek van 1790, hare opkomst en haar ondergang, door J. Staes, een boekdeel van 300 bladzijden, bevattende talrijke onuitgegeven ambtelijke stukken en andere oorkonden, die een nieuw licht verspreiden over dit zoo sterk bewogen tijdvak onzer geschiedenis.
P.B.