Oudheidkunde
Éléments d'archéologie chrétienne.
Vleugeldeur, ojivaaltijdvak.
In 't begin van dit jaar verscheen het laatste gedeelte der tweede uitgave van de Eléments d'archéologie chrétienne, door den eerw. heer kanunnik Reusens. Dit werk, gedrukt te Leuven, by K. Peeters, op getint papier en met fraaie letter, bestaat uit twee boekdeelen in-8°, elk van meer dan 550 bladzijden, bevat twee phototypies en 1186 houtsneden, en is te verkrijgen bij den schrijver, voor 20 fr., vrachtvrij met de post voor 21 franks. Deze tweede uitgave overtreft verre de eerste en geniet zoo in den vreemde als in België, een welverdienden bijval.Ga naar voetnoot(1)
De Eléments d'archéologie chrétienne behelzen den bondigen inhoud van den leergang welken de eerw. heer Reusens sinds twintig jaar aan de hoogeschool te Leuven geeft, en hebben voor doel, gelijk de titel aanduidt, de studie der kerkelijke bouwkunst en der kerkelijke meubelen. Na onderricht te zijn aangaande de bijzonderste regels der klassieke bouwkunst, wordt de lezer bekend gemaakt met de catacomben of onderaardsche begraafplaatsen, hunnen oorsprong en hunne geschiedenis, met de afbeeldsels die men er aantrof en de voorwerpen die er gevonden werden. In de catacomben legden de christenen hunne dierbare dooden ter rust, woonden de plechtigheden van den godsdienst bij wanneer het hun verboden was deze in 't openbaar te vieren, en zochten de paus, de priesters en de geloovigen eene schuilplaats, wanneer eene vervolging tegen de belijders van het christendom losborst. De eerw. heer Reusens deelt zeer belangrijke bijzonderheden mee over die plaatsen en hunnen kunstinhoud, spreekt over de gebouwen gedurende de drie eerste eeuwen boven den grond opgericht en treedt in eenen uitgebreiden uitleg over eene dubbele grafstede, in 1881 op den ouden Romeinschen doodenakker der stad Tongeren ontdekt.
Toen in de ive eeuw, Constantinus aan de kerk en vrede en vrijheid had geschonken, zag men overal in 't Roomsche rijk christelijke tempels opbouwen. Dan ook ontstond de christene bouwkunst, van eerst af aan verdeeld naar Latijnschen en Byzantijnschen stijl. De eerste bloeide in Italië, Illyrië, Dalmatië en in geheel westelijk Europa, tot in 't begin der viiie eeuw. De Byzantijnsche stijl bleef in 't Oosten in voege, tot bij de verovering van Konstantinopel door de Turken, in 1453.
De Romaansche stijl waarin men, benevens den invloed der klassieke, Latijnsche en Byzantijnsche stijlen, ook de uitwerksels ontwaart van 't kunstvernuft der barbaarsche volkeren die Europa overweldigden, werd gevormd van de viiie tot de xe eeuw en breidde zich uit in de xie en xiie eeuw. De Lombardische stijl is eene der verscheidenheden van den Romaanschen in zijne breedste bediedenis beschouwd.
Van 't midden der xiie tot in 't begin der xvie eeuw werd de Gothische of spitsbogenstijl, in de verschillende vakken der kunst, doch overal niet in eens, bij voorkeur gevolgd. Men verdeelt hem doorgaans in België, in spitsbogenstijl van 't eerste, van 't tweede en van 't derde tijdvak, of in lancetvormigen, stralenden en vlammenden spitsbogenstijl. Het eerste tijdvak beslaat de tweede helft der xiie en geheel de xiiie eeuw, het tweede de xive eeuw en het derde de xve en 't begin der xvie eeuw. In de laatst vermelde eeuw keerde men terug tot de regels der Grieksche en Romeinsche bouwkunst en dan begon ook het zoogenaamde tijdvak der kunstherbloeiing of Renaissance.
De geleerde oudheidkenner toont in zijn werk, welke de verschillige kenteekens zijn dier onderscheidene stijlen, beschrijft de merkwaardigste gebouwen in elken dier tranten uitgevoerd, alsook de altaren, tabernakels, gestoelten, kansels, doopvonten en andere zware kerkmeubelen; de kelken, ciboriën, pyxiden, reliquieënkassen, lichtkronen, kandelaren en ander goud-, zilver- en koperwerk, in de kerken vroeger in