De camelia.
Deze reukelooze doch schoone bloem die, sedert ruim eene eeuw, van uit verre landen bij ons is overgebracht, onderscheidt zich zoowel door haar weelderigen groei als door de pracht harer kleuren. Hare groene, glanzende bladeren, worden afgewisseld en getooid door een rijken voorraad knoppen en bloesems. De camelia, ook Chineesche of Japansche roos (Rosa Japonica) geheeten, zou, volgens sommige geschiedschrijvers, in de 17de eeuw naar Europa zijn overgebracht door Joris Josephus Camelli of Kamel, die als zendeling van de Jezuïeten naar de Philippijnen was vertrokken en de plant in Japan aantrof. Volgens anderen, zouden de eerste camelias in Engeland zijn aangebracht door een geneesheer, Barirus geheeten, en lord Petre, en dit wel in 1739. In Japan, haar eigenlijk vaderland, heet de camelia Sasangua. In Japan en China treft men haar nagenoeg in alle provinciën, in het wilde groeiende, aan. Op het eiland Niphon en elders vormt zij groote en dichte bosschen van hoogstammige boomen. In haar vaderland bloeit zij in Februari en Maart en rijpen hare vruchten in September. De gewone bloesem bestaat uit vijf bladeren. De bast is glad en aschkleurig; uit de zaadkorrels perst men eene vette olie die de Japanners als olijfolie gebruiken en bovendien ook toebereiden met laurier en geranium, waardoor zij dan eene hoog geprezen pomade verkrijgen. De bast der wortels wordt geroemd als een uitmuntend middel tegen buikloop. De altijd groene takken der camelia worden in Japan gebruikt ter versiering van de begraafplaatsen. Wanneer de camelia bloeit, wordt in de tempels een feest gevierd en worden de graven des avonds met cameliatakken en brandende lampjes versierd. Het hout der cameliastruiken is zeer hard en wordt op groote schaal gebruikt tot het vervaardigen van kleine kunstvoorwerpen. In die provinciën, waar het zoo overvloedig voorkomt als bij voorbeeld in Nangasaki, wordt het ook
als brandhout benuttigd. In Japan en China bestaat het geloof, dat cameliabladeren, in de schaduw gedroogd, een middel zijn tot het bewaren der schoonheid van het gelaat en het menschelijk lichaam over zijn geheel. De Japansche vrouwen wasschen zich ook de haren met een afkooksel van cameliabladeren, om den haargroei te bevorderen. In Japan en China wordt met de camelia groote handel gedreven door boomkweekers en bloemisten. Nu eens zijn de roode, dan weder de groote witte of gespikkelde camelias het meest in trek. In België hebben de tuiniers van het bloemenlievend Gent steeds veel werk van de camelias gemaakt. In den catalogus eener bloemententoonstelling, den 10n Februari 1809 te Gent gehouden, vindt men camelias vermeld, als ingezonden en gekweekt door H. Willems.
Wilt gij weten wat men van u zegt in uwe afwezigheid, let dan op wat men van anderen zegt in uwe tegenwoordigheid. Men zal u niet meer sparen dan anderen.
't Geen wij menschen met de hand zaaien, vertreden wij somwijlen weer met den voet.
W. Bilderdijk.