ook eene Kudde schapen en Koeien, die goed geschilderd zijn; H. Jochams (Brussel), Vee in het moeras, A. Hubert, mede van Brussel, De kurassiers te Waterloo, gezeten op flink geschilderde paarden, vol leven en beweging; de Schaapskooi, van A. Plumot, is als naar gewoonte met de meeste zorg geschilderd; wij zeggen het tegenovergestelde voor J. Stobbaerts, die alwederom een Stal te zien geeft.
Tusschen de schilders van stadsgezichten moeten wij aanteekenen: J. Verbrugge, Markt te Verona, alsook een Herder uit de omstreken van Rome; E. Vernier (Parijs), Gracht van Amsterdam en Oude straten te Cornwales in Engeland, goed op doek gebracht; G. Walckiers (Brussel), Woning van den hertog van Arenberg te Brussel; F. Gaillard, Het park en Vastenavond te Brussel, goed van toon, maar niet genoeg afgewerkt; meer beviel ons de Concordeplaats te Parijs, van P. Lecomte; L. Philippet (Luik), eene goede studie der Zondagmarkt op de Troostplaats te Rome; F. Stroobant, Het kanaal der Roya, te Brugge, verleden jaar te Antwerpen tentoongesteld.
Godsdienstige tafereelen zijn er zeer weinig. Een der belangrijkste stukken is een H. Denijs, van Edw. Krug (Parijs); de heilige houdt zijn afgeslagen hoofd in de hand; het tafereel, waarschijnlijk voor een altaar bestemd, mist godsdienstig karakter; A. De Richemont (Parijs), De legende van Maria van Brabant schijnt ons wat wulpsch behandeld voor het onderwerp; de Heilige Rosalia, van wijlen J.B. Wittkamp, is met overtuiging en zielsgevoel uitgedrukt; Th. Lybaert heeft eene Biddende O.-L.-Vrouw uitmuntend verzorgd en afgewerkt met een kloosterlijk geduld. Het is onbegrijpelijk, hoe het stuk niet terstond gekocht werd. Zijn er dan hoegenaamd geene liefhebbers meer voor godsdienstige kunst? Die vraag is ook toepasselijk voor de H. Maagd met het kind, van F. Müller (Dusseldorp); de Aanbidding der herders, van H. Suykens (Dusseldorp), is eene verdienstelijke samenstelling. De weduwe, van E. Seeldrayers (Brussel), vormt eene hartroerende voorstelling.
Stillevens zijn er menigvuldig en daaronder zeer wel gelukte, onder andere van de volgende Hollandsche schilderessen: M. Roosenboom ('s-Gravenhage), zeer schoone Magnolia en Azaleas; C. Schouten (Nijmegen), Vruchten; G.J. Vande Sande Bakhuyzen ('s-Gravenhage), Rozen en Pruimen, aangekocht voor de tombola; C. Van Hoom (Amsterdam), Bloemen. Van uit Brussel en omliggende gemeenten of voorsteden waren ingezonden: O. Angenot, Herfstbloemen; H. Bellis, Visch; mej. E. Capesius, Kersen; mej. M. De Bièvre, Rozen; mej. L. De Hem, Oesters (verkocht); mej. J. De Hemptinne, Bloemen; E. Guiol, Oranjeappelen; H. Robbe, twee tafereelen, Bloemen en vruchten; mej. E. Ronner, Kreeften, een puikstuk dat al spoedig een kooper vond; mev. Alice Ronner, zeer verdienstelijke Bloemen met bijwerk; F. Seghers, Bloemen en Azaleas (verkocht voor de verloting). De Antwerpenaren blijven in dit vak niet ten achter; zoo zagen wij: Voor de lekkerbekken, door J. Nauwens, een stuk dat u waarlijk het water in den mond doet komen; Ed. Chappel heeft zich overtroffen met zijn Wildverkooper; Voor halfvasten, alsook het Fruit, van A. Delathouwer, zagen wij reeds vroeger; E. Quitton heeft volgens gewoonte hoogst uitvoerig geschilderd Wild; F. Hanno vertoont ons Een goeden maaltijd; het puikstuk van E. Joors noemden wij reeds vroeger. Ingezonden door te Parijs gevestigde schilders en schilderessen: Bloemen en oudheden, van mev. A. Ayrton, zeer goed gepenseeld; Rauw en gekookt en Patrijzen, van P.D. Bergeret, beide meesterlijk bewerkt;
Aan Mercator, van H.P. Delanoy, zagen wij verleden jaar te Antwerpen; Mijne laatste bloemen, van L. De Schrijver, dient bij de fraaie stukken gerangschikt; Ingemaakte vruchten en bijhoorigheden, van G.R. Fouace, die ook een goed naar de natuur geschilderden Meloen inzond, vormt eene uitmuntende schilderij; mev. E. Muraton, Pioenen; G. Thurner, Vruchten.
A. Velghe en dezes schilders echtgenoote hebben verdienstelijke stukken uit Kortrijk gezonden.
Tusschen de aanwezige portretten bevindt zich een meesterstuk van L. Alma Tadema, getiteld: Het portret van mijn geneesheer; men ziet slechts de helft van het lijf en de doktershand die eene vrouw den pols tast; van deze laatste ziet men niet veel meer dan de hand. Het is zoo eigenaardig opgevat als keurig uitgevoerd; maar wij hadden toch liever wat meer van den rug des geneesheers voorgesteld gezien. L. Abry schijnt ons zeer wel geslaagd in het ruiterportret van generaal Van der Smissen en dat van den advocaat K. Dumercy bevalt ons hier veel beter dan te Antwerpen (zie blz. 129); A. Cluysenaer heeft dr. Capart tamelijk hard maar goed weergegeven; hetzelfde kunnen wij zeggen van J. Janssens die zijn vriend F. Lauwers, leeraar aan de Antwerpsche academie voorstelt; K.F. Felu heeft bijval met zijn Massala en J.G. Rosier met zijn vrouweportret; E. Wauters blijft ontegenzeggelijk een meester van 't penseel: A. Jamar en de kapitein der jagers verkenners te Brussel, zijn twee hoogst verdienstelijke portretten; zijn Jonge Marokkaansche visscher helt meer over naar schildering der Fransche school. Verder hebben wij nog welgelukte portretten gezien, ingezonden door: A. Bourson, E. Duyck, L.F. Lebrun en F. Tschaggeny (Brussel), J. De Bleye, K. De Kesel, L. Maeterlinck, L. Tytgadt, G. Van Aise en J. Van Biesbroeck (Gent), R. Cogghe (Roubaix), E. Delpéré en F. Nisen (Luik); van de Fransche schilders L. Comerre en H.P. Delanoy; van W. Maes (Amsterdam), een puik Damesportret; E. Siberdt, P. Van Engelen, P. Van Havermaet, van Antwerpen.
(Wordt voortgezet.)