Tentoonstelling voor schoone kunsten te Gent. (Vervolg, zie blz. 144.)
De Japansche pop en De minnebrief, door J. Van Beers, zijn twee zeer zorgvuldig geschilderde stukjes; Frans Verhas beviel ons veel minder dan gewoonlijk met Na het bad; het stuk bewijst dat hij veel beter slaagt in 't weergeven van gekleede dan van ongekleede modellen; E.J. Boks is wat eentonig van kleur in zijne Gekrenkte, eene overigens keurig bewerkte schilderij; den Oudgediende van K. Boom zagen wij verleden jaar te Antwerpen en hebben dan ook het stuk vermeld; A. Boudry leverde twee stukken: Kempisch binnenhuis en Bij den hersteller van oudheden, welk laatste verkocht is; L. Brunin, Zachte kritiek, dat wij reeds vroeger zagen, is goed van kleur; De maskers, van T. Ceriez (IJper), bevallen ons minder dan andere zijner tafereelen; A. Cluysenaer is niet gelukkig met zijn Na het bad; A. Dael (Gent) geeft ons de voorstelling van Jaloerschheid, waarvan de achtergrond al te kleurig is; A. De Braekeleer vertoont eene Hoeve en eene Kermis met de hem gewone gebreken en hoedanigheden van verouderde kunst; hetzelfde moeten wij zeggen van den Dorpssmid van C. De Bruycker (Gent); E. De Jans heeft zijne kaartspelende oudjes (onzes inziens te groot behandeld voor het onderwerp) verkocht; het stuk is getiteld: Afleiding in hunne oude dagen; de juffrouwen M. De Keyser en H. Gevers zijn hier, evenals verleden jaar te Antwerpen, goed vertegenwoordigd, de eerste met Mignon van 1885 en Het pensum, de tweede met eene goede studie naar een Arabier van Caïro en een fraai portret; C. Dell'Acqua heeft een bevallig stuk, getiteld: De gekwetste; H. De Smet, Hoe zal ik mij stellen? dat vraagt zich de voorgestelde schilder,
vooraleer zich aan het werk te zetten; De liefhebber, ook eene verdienstelijke schilderij, is voor de verloting aangekocht; L. Frederic (Brussel) geeft ons eene indrukwekkende voorstelling van een Doodenmaal in de Ardennen; Th. Gérard schijnt ons eentonig en hard van uitvoering in zijne Schilderwerkplaats (verkocht); J. Goudry's Werkstakers zijn wat grijs van kleur; L. Herbo heeft eene aangename schilderij met jonge meisjes, getiteld: De kersen, die dan ook al spoedig verkocht werd; H. Hoeben werkt met een flink penseel: De stelende ekster levert er de proef van; Attraction, van E. Joors, is hetzelfde allerliefste onderwerp, verleden jaar in ander formaat op de wereldtentoonstelling (zie 1885, blz. 128) voor de verloting verkocht; zijne Vruchten en bloemen, ook reeds te Antwerpen gezien, zijn een meesterstuk; H. Kokken, een der jonge Antwerpsche schilders, heeft eene Smidswerkplaats en Kaartspelers die vooral schoon van kleur te noemen zijn; R. Lagye heeft vorderingen gemaakt met zijn In de schuilhaven; R. Looymans, een gewezen leerling van L. Hendrix, belooft veel; zijn stuk, getiteld: Gepensioneerd, is het eigendom van den heer Jamotte; K. Mertens, de reeds gunstig gekende kolorist, heeft hier een Herstellende en Een oude jonkman, toebehoorende aan den heer K. Brunard, te Brussel; De sigarenmakers, van Jan Moerman, hangen slecht; het is jammer dat deze verdienstelijke schilder geene meer verhevene onderwerpen zoekt; H. De Braekeleer heeft een gewezen kruidenierswinkel uit de Schutterhofstraat te Antwerpen van voor 30 jaren geschilderd waar nu wijlen de kunst- en oudheidkundige J.P. Bosschaert woonde (zie onzen jaargang 1871, blz 22); de titel: Binnengezicht van het huis van
Quinten Metsijs, is eene geschiedkundige ketterij; de woonst van J.P. Bosschaert ware als titel juister geweest; in De Braekeleers Maaltijd, hoe verdienstelijk ook van kleur, is de vrouw doorslecht geteekend; K. Nys stelt ons een stuk voor oogen, getiteld: Eene belangrijke bladzijde; jammer, dat het geene is van de Vlaamsche school; D. Oyens is nog al geestig met zijne voorstelling genaamd: Zijn geluk en zijn leven; de Briefwisseling is ook niet van verdiensten ontbloot, en veel beter dan de smodderige schildering van P. Oyens; E.A. Portielje bracht eene gevoelvolle schilderij ter tentoonstelling, getiteld: Treurige terugkeer, alsook eene afbeelding van een Ouden visscher; De poetsenmakers van G. Portielje zijn geestig bewerkt; H. Van der Borcht is zoowat in hetzelfde spoor als G. Portielje; zijn Bewonderaar van het schoone is goed getypeerd; L. Van Engelen laat den toeschouwer kennis maken met zijne werkplaats, waar hij een Hondenportret schildert; H. Van Hove (Brugge), Kinderportretten en een Horlogemaker, zeer zorgvuldig uitgevoerd en verkocht voor de tombola; dezelfde eer viel H. Van Melle, van Gent, te beurt met zijn stuk: In afwachting; zijne Mijmering zal ook gemakkelijk een liefhebber vinden; P. De Winter (Belle): In het klooster en De armenapotheek, twee stukken die veel aandacht opwekken; het eerstgenoemde dunkt ons het beste; de kloosterzusters zijn in beide schilderijen goed getroffen, zoowel in de apotheek van het gasthuis als die in het klooster. In denzelfden aard van voorstelling, schilderde Th. Ralli (Parijs) eenen Refter in een Grieksch klooster: een der broeders houdt eene voorlezing; de anderen zitten, in afwisselende houding, om de tafel, denkend, luisterend of etend;
rechts, aan een afzonderlijk tafeltje, zit een pelgrim. Puike schilderij.
In het geschiedkundig vak blijft ons nog te vermelden van Joz. Van Severdonck: Van der Meulen bij het beleg van Kortrijk en De beslissende slag, die ons niet genoeg afgewerkt schijnt De jeugd van Haydn, een stuk, reeds in Antwerpen gezien, van E. Godding, is te hard van kleur.
(Wordt voortgezet.)