Nog over brandnetels.
In onzen jaargang 1883, blz. 96, hebben wij in een kort opstel de aandacht gevestigd op eene bijdrage van den heer F.G. Van Bloemen-Waanders over het nut der brandnetels, opgenomen in de Nederlandsche Landbouw-courant. De Indische Mercuur behandelt in zijne 18de aflevering voor het loopende jaar, hetzelfde onderwerp. Wat hier volgt, is aan de verhandeling van dit belangrijk tijdschrift ontleend.
De netelplant schijnt een aantal geneeskrachtige eigenschappen te bezitten. Gedurende den hongersnood in Ierland leefden honderde arme menschen van die plant, welke in Rusland, Zweden en Holland verscheidene malen per jaar wordt gemaaid, om als voeder te dienen voor de koeien, ofschoon deze dieren er niet op belust zijn, zoolang de netel nog groen is. Koeien, met netel gevoed, geven veel en goed melk.
In Kamschatka werd de vezel langen tijd verwerkt tot vischwant; in Frankrijk maakte men er papier van; in Hindostan en China werd de vezel verwerkt tot zoogenaamd gras-linnen, en in Schotland, alsook in sommige deelen van Engeland, bereidde men daarvan eene soort doek, dat even goed was alsof het van vlas werd bereid. De naam neteldoek toont aan, dat de vezels der plant vroeger in Duitschland, Nederland enz., vrij algemeen in de weverij gebruikt werden.
Door den invoer van katoen uit Amerika, nu omtrent 100 jaar geleden, kwam de netelplant buiten gebruik.
Sedert eenige jaren, worden in Duitschland pogingen gedaan, om de netelplanten weder te benuttigen voor de nijverheid. Onder andere beproeft men, om de stekellooze witte Chineesche netel aan Duitschlands grond en lucht te gewennen. Voornoemde Chineesche netel geeft eene glanzige vezel, niet ongelijk aan de fijnste zijde of aan gesponnen glas; volgens den deskundige Roxburgh is de vezel der Chineesche netel meer geschikt voor het maken van Brusselsche kant dan eenige andere stof. Deze plant, door de Chineezen Ichon Ma geheeten, door onze kruidkundigen eerst Urtica Nivea en thans Boehmeria genoemd, geeft jaarlijks drie oogsten.
Twee jaren, nadat de ondernemende Duitsche landeigenares mev. Roeszler-Lade welgeslaagde proefnemingen met het aanplanten van brandnetels (op mageren en steenachtigen grond) had gedaan, in 1879, werd door F.C. Seidel te Dresden eene fabriek voor het spinnen met vezels van netelen opgericht. De heer Seidel gebruikt verschillende soorten van netels; ieder jaar, worden door hem ook een aantal volle scheepsladingen Chineesche netels ingevoerd. Om de netels geschikt te maken voor de bewerking, worden de stengels eerst gestoomd of geweekt, overeenkomstig hunnen aard; daardoor wordt de slijmige stof, die de vezels samenhoudt, verwijderd; daarna worden zij met chloor- en zwaveldampen behandeld, iets wat de vezels sneeuwwit en zijdeachtig glanzend maakt. In de fabriek van Seidel wordt, onder andere, garen van netels gemaakt, hetwelk zoo fijn is, dat een draad van 100,000 meters lengte, slechts ongeveer een kilo weegt. Voorts vervaardigt voornoemde fabrikant vischnetten, koord, kabeltouwen, grof en fijn linnen, alles van vezels van netels, die ook het groot voordeel opleveren, dat zij gemakkelijk en in alle kleuren kunnen worden geverfd.
Het kweeken van netels zou, naar het schijnt, met voordeel kunnen verricht worden door menigen kleinen boer, of door menschen die maar een stukje grond vrij hebben, want de oogst mislukt nooit, dewijl het weder geen invloed op den groei schijnt uit te oefenen; eerst na verloop van 12 of 15 jaren moeten nieuwe planten worden gezet. Daar de plant slechts eene dunne aardlaag noodig heeft, zou menig stuk woeste grond, met geringe kosten, in te richten zijn voor de weinig moeite gevende kweekerij van netels.
De groote gewone brandnetel (Urtica desica) is de eenige inlandsche soort die, volgens de Indische Mercuur, voor het vermelde doel geschikt zou zijn. Zoodra die plant in de lente zich het eerst vertoont, in den wilden natuurstaat groeiende, moet men de wortels opgraven, en deze splitsen, zoodanig dat elk stuk vier of vijf spruiten heeft; deze moeten dan in rijen of voren worden geplant, in gaten van 6 Engelsche duim (15 centimeters) diepte, waarna men den grond goed aanstampt en veel water geeft. De laatste proeven hebben aangetoond dat de oogst moet worden afgesneden kort voordat het zaad rijp is, namelijk tegen het einde van Augustus of in het begin van September. Men maait de plant met de zeis en zij kan dan al spoedig met de hand worden bewerkt, omdat zij niet meer steekt, wanneer zij begint te drogen.
Het netelgaren is in Duitschland zeer gewild.