in den echt trad met den kunstschilder J. Bosboom. Zij werd te Alkmaar geboren, den 16n September 1812. Wij kennen in de gansche geschiedenis der Nederlandsche letteren geene vrouw, die van zooveel talent blijk heeft gegeven als de groote schrijfster van Het huis Lauernesse, De graaf van Leicester in de Nederlanden, Mejonkvrouwe de Mauleon, De vrouwen uit het Leicestersche tijdvak, De Delftsche wonderdokter en zoovele andere keurige verhalen. Hare zeldzame werkkracht en ongeëvenaarde geestelijke gaven zijn mev. Bosboom-Toussaint onverflauwd bijgebleven tot den einde toe. De werken haars ouderdoms kunnen glansrijk de vergelijking doorstaan met die van hare jeugd en haar middelbaren leeftijd en dankbaar mogen wij erkennen, dat zij de schatten harer ziel ruimschoots uitgestort heeft voor haar volk, hetwelk daarmede, ongetwijfeld, eeuw aan eeuw zijn voordeel zal blij ven doen. De edele doode werd den 17n April, met den meesten eenvoud, doch onder een zeer grooten toeloop, ter aarde besteld op de begraafplaats nabij het Kanaal, te 's-Gravenhage.
Lodewijk-Hendrik-Frederik Melsens, een van België's meest uitstekende wetenschappelijke mannen, is den 20n April te Brussel overleden. Hij was te Leuven geboren, den 11n Juli 1814. Hij verrijkte de wetenschap met onderscheidene zoo belangrijke als nuttige uitvindingen, namelijk op het gebied van de proefondervinderlijke natuurkunde. De koninklijke academie van België en de koninklijke academie van geneeskunde van België verliezen in hem een wezenlijk sieraad. Hij was commandeur van de Leopoldsorde, ridder van het Legioen van Eer en andere vreemde orden. Als mensch, onderscheidde hij zich door zijn eenvoudigen levenswandel en edelen liefdadigheidszin.
Emiel Geelhand-Moretus, op zijn kasteel Denneburg, te Capellen, overleden, den 2n Mei, ruim 73 jaren oud, doorliep niet slechts met onderscheiding een hoogst nuttigen werkkring, als lid van het bestuur der stad en van den raad der provincie Antwerpen en voorzitter der St.-Vincentius-vereeniging, hij maakte zich buitendien ook metterdaad verdienstelijk voor de kunst en hare beoefenaars; hij behoorde destijds tot de lidmaten van de academie St.-Lucas en de rederijkkamer Olijftak te Antwerpen; van 1840 tot 1853 was hij schatbewaarder en sedert dien tweede voorzitter van de Maatschappij tot Aanmoediging der Schoone Kunsten. Hij mocht naar waarheid worden genoemd een edel man, in de dubbele beteekenis van het woord. Aan de publieke zaak, in de stad en de provincie Antwerpen, heeft hij zeer groote diensten bewezen en zich steeds op de hoogte getoond van zijne taak; buitendien was hij een voorbeeldig burger en mensch, ontwikkeld naar den geest, karaktervol en liefderijk. Overeenkomstig zijnen wensch, werd hij, den 5n Mei, te Capellen begraven, zonder dat hem, als officier van de Leopoldsorde, de krijgseer werd bewezen, en ook zonder dat op zijn graf redevoeringen werden uitgesproken. De slippen van het baarkleed werden gedragen door de heeren J. Cuylits, J. Everaerts, A. Reypens en L. Farazyn.
August Marc, bestuurder van de Illustration Française, is overleden. De hoogst verdienstelijke man werd den 21n Mei te Suresnes begraven.