Het masker.
De eindelooze rijen van zalen en statievertrekken der nieuwe Procuraziën te Venetië waren feestelijk verlicht. Duizende waskaarsen schitterden op de lichtarmen, en kaatsten hare lichtstralen, oneindig vermenigvuldigd, van de met kostbare spiegels versierde muren terug. Het oog der binnentredenden kon zich slechts langzamerhand aan dit kwistig vertoon van glans en luister gewennen. Het was een der carnavalsavonden in het jaar 1730. Allen, die in Venetië konden aanspraak maken op adel en geboorte, op lichamelijke voorrechten, bevonden zich in de Procuraziën vereenigd - de dominante was te dien tijde op het toppunt harer macht, en had eene wereldberoemdheid verkregen, door de bekoorlijkheid harer dochteren - de eenige roem, welken zij nog niet overleefde.
Was nu zoowel het gezelschap als de plaats zijner verzameling te statig, te feestelijk, om daar dat bruischende buitensporige vastenavondgewoel te bemerken dat op de St.-Marcusplaats, in de schouwburgen en op de openbare plaatsen onder de mindere klassen gevonden werd, zoo bemerkte men toch niemand onder de aanwezigen, die zich aan de electrische betoovering, welke op dien gekken tijd des jaars zich aan ieder mededeelt, geheel en al had kunnen onttrekken; niemand, die niet door een opgeruimder en moediger gelaat, door vatbaarheid voor scherts, door de begeerte, om zich steeds opnieuw in het bonte gewoel te werpen, de blijken eener algemeene vroolijkheid vertoonde. Ieder gevoelde zich gelukkig, de ketenen der alledaagsche gewoonten en bezigheden slechts voor eenige weinige uren te kunnen afwerpen; de patriciër rekende zich gelukkig, van de aan zijnen stand verknochte ceremoniën bevrijd; de schoone, van aan het opzicht van een knorrigen vader, of aan den jaloerschen blik van haren echtgenoot onttrokken te zijn. Het gewoel der maskers golfde door elkander. De heeren beieverden zich, met vleiende woorden, hunne hulde aan de dames te brengen, terwijl zij de op een geheimzinnigen toon uit een schoonen mond toegefluisterde beloften opvingen, of in moedwillige kibbelarijen de schoonen het hoofd boden. Anderen, bij wien teedere gevoelens slechts eene ondergeschikte plaats innamen, drongen zich om de met goud beladene tafel, aan welke de patriciërs de bank hielden. Algemeen is het bekend, dat de edelen te dien tijde alleen de vrijheid genoten, hunne medeburgers openlijk het geld te ontrooven; en de dichte drommen, welke altijd de verleidelijke, opgehoopte schatten omringden, de ontzaggelijke sommen, welke gewaagd en verloren werden, bewezen duidelijk, dat die vergunning zeer winstgevend, en dus het voorrecht van patricisch bloed in de aderen te hebben, geen ijdele waan moest zijn.
In zeldzame tegenstelling met het geruischvolle, drukke gewoel der vergadering, bemerkte men een zich zeer beschaafd en voordeelig voordoend jongeling, van omstreeks twintig jaren, welke, met gekruiste armen en in een somber gepeins verzonken, op eene der vensterbanken leunde. Door de openingen van het masker schitterde een paar donkere oogen, vol geest en leven, welke, om voor schoon gehouden te worden, alleen eene meer zachte uitdrukking behoefden - de thans heerschende duidde echter eene innerlijke onrust, eene ontevredene stemming aan. Hij, die zich zoo afzonderde, was een jong edelman, genaamd Ugo Gricci.
Wanneer een twintigjarig patriciër, vol jeugdige kracht, op eenen carnavals-avond, aan zijne vroegere gewoonten ontrouw wordt, den schuimenden Cyperschen wijn versmaadt, den schoonen geenen blik waardig keurt, noch de verleidelijke goudstukken door de vingers laat glijden, maar in eenen hoek over de nietigheid van het menschelijke doen en laten, over de vergankelijkheid der aardsche goederen mijmert, dan moet deze tegenzin en dit verdriet in het leven wel eene gewichtige oorzaak ten grond hebben. Ik heb altijd opgemerkt, dat jongelieden voor diepzinnige zedelijke beschouwingen bijzonder vatbaar zijn, zoolang zij geen geld hebben - en dit was het geval, helaas! bij signor Ugo Gricci. Voor een half uur had hij in het bassetspel zijn zakgeld tot den laatsten zecchin verloren en bovendien nog honderd stuks op zijn woord - hoe hij echter deze schuld van eer zoude afdoen, was hem nog hoogst onverklaarbaar.
Naar de berekening van een zeer geleerden wiskunstenaar, komen er van iederen vader, die er zich een genoegen van maakt, de speelschulden van zijnen zoon te betalen, vijf feniksen, tien basilisken en een en twintig eenhoorns voort; de oude Gricci was echter de gierigste pantalone in het geheele, wijduitgestrekte gebied der republiek. Van dezen kant was voor den jongen edelman niets te hopen. Nu is er nog een tweede middel, om ook zonder geld oude schulden te betalen, namelijk nieuwe te maken. Signor Ugo bekommerde zich ook geenszins, tot dezen tweeden uitweg zijne toevlucht te nemen, maar kwelde zich alleen daarover, dat hij zulks niet vermocht, dewijl hij die schoone hulpbron voor lustige zonen van vrekkige vaders reeds tot den bodem uitgeput had en hij in geheel Venetië geene enkele lira meer ter leen konde krijgen. Mijns dunkens, had hij dien ten gevolge volkomen recht, om zich over zijn ongelukkig gesternte te beklagen, of zich zelve een beter lot te wenschen.
Een tik met een waaier wekte den droomer uit zijne zwartgallige muggenzifterijen op. Twee vrouwelijke, in het zwart gekleede maskers waren hem onbemerkt genaderd en schenen thans, onder een heimelijk lachen, den uitslag van hare heusche opeisching af te wachten. Zij geleken elkander als twee droppelen water; zij waren van gelijke grootte, hadden beide eene even slanke gestalte en even zwarte lokken. Eene volkomen gelijk gekozene kleeding, die, bij alle eenvoudigheid, toch van den fijnsten smaak en de uitgezochtste bevalligheid getuigde, voltooide de begoocheling.
- En waardoor, vroeg de patriciër, heb ik eene zoo strenge bestraffing, als de mij door u gewordene, verdiend?
- Als rechtvaardige straf, antwoordde een der maskers, voor onachtzame cavaliers, welke zich door onbeschermde dames aan hunne ridderplichten laten herinneren.
- Ik heb van een oud volk hooren spreken, sprak de tweede, dat de gewoonte had, bij feestmalen een doodshoofd op de tafel te plaatsen, om zich door de aanschouwing van hetgeen onvermijdelijk aller toekomstig lot is, tot een vroolijk genot van het tegenwoordige aan te sporen - en ik veronderstel daarom, dat signor Ugo Gricci hier tot een gelijk doeleinde, op bevel van den senaat, geplaatst is.
- Of, viel de eerste haar in de rede, als een spiegel van