| |
| |
| |
Wereldtentoonstelling voor schoone kunsten. (Vervolg van blz. 87.)
Photozincographie naar de teekening van den heer F. Truyman, onder het bestuur van den heer G. Royers.
Mev. M. Collart (Etterbeek-Brussel) heeft 4 in warme kleuren geschilderde stukken, die ons wat ros voorkomen: De plas van Schavaes, een herfstmorgen; De bronnen van Schavaes, bij zonsondergang; Binnenplein van het Neerhof te Beersel (Brabant), aangekocht voor de verloting; Eene koe onder een afdak.
G. Colsoulle, Een stal van binnen gezien, dit zeer verdienstelijk stuk werd mede van de eerste aangekocht voor de verloting.
J.T. Coosemans (Brussel) is over het algemeen grootsch in zijne behandeling; daarvan getuigen de volgende stukken: Een weg in de heide (Genck); Het bosch van Fontainebleau (Marlotte); De woudbeek (Aywaille); De oude berkeboomen van Genck (in de Kempen); De oude eik van Bellecroix (bosch van Fontainebleau); De heide van Genck; Dormoir (in het bosch van Fontainebleau), aangekocht voor de verloting; Het Zoniënbosch te Groenendael (een herfstgezicht); Winterdag in de Kempen, sedert 1879 het eigendom van het Antwerpsch museum.
G. Coppieters (Brussel). De terugkomst van de vischvangst zagen wij verleden jaar te Brussel.
F. Courtens (Brussel). Sleepdienst op de Schelde; Koolakker; Terugkomst van het lof. Dit laatste is het belangrijkste; wij vermeenden dat het door het staatsbestuur verleden jaar op de Brusselsche tentoonstelling was aangekocht.
F. Crabeels. De koewachtster en de Kempische koeien zijn nog altijd te onduidelijk en te weinig afgewerkt.
G. Croegaert (Montmartre-Parijs). Onderduiken is eigenlijk eene aanschouwelijke zorgvuldig geschilderde soort van zwemles.
A. Dandoy (Namen). De rotsen te Profondville zijn niet alleen droog als onderwerp, maar ook als kleur.
A. d'Anethan (Parijs). Eerste communicanten, is eene zorgvuldig bewerkte schilderij te noemen.
L. Dansaert (Ecouen-Seine-en-Oise). Dezes Diplomaten, ofschoon niet nieuw, zijn goed getypeerd.
F. De Beul (Schaarbeek). De verbroken kluister, stelt een schaap voor, dat van den band is losgebroken.
H. De Beul (Schaarbeek). De kudde van Boendael, eene
| |
| |
schilderij die verleden jaar te Brussel met eere prijkte.
Mej. M. De Bière (Brussel). Zorgvuldig bewerkte Vruchten en bloemen; het stuk: Muziek, is ook niet te verleggen.
A. De Braekeleer (Borgerhout). Eene boerderij, buitenwaarts gezien, eene zeer wel gelukte voor de verloting aangekochte schilderij, die aan de kleurenpraal doet denken der eerste manier van Leys wiens leerling hij geweest is even als zijn neef H. De Braekeleer, die ons bijna een half dozijn oude kennissen laat zien als: De waterverfschilder, het eigendom van den heer A. Vauthier; De spinster, van den heer Lequime; Het oude Loodshuis te Antwerpen, sedert 1882 in het Antwerpsch museum; De schilderijenliefhebber, van den heer Perlot; Het feest en De zeeman, van mev. Couteaux te Brussel.
E. De Jans' Schafttijd van metsers (zie 1884 blz. 160) is voor de verloting gekocht; hij heeft onk twee goede mansportretten.
G. De Jonghe (Brussel). Het nieuwe pronkstukje is zorgvuldig bewerkt en Godvruchtigheid wijs behandeld.
D. De Keghel (Gent). Een keurig vruchtstuk: Toezending van druiven.
Mej. M. De Keyser, de dochter van den rustenden bestuurder van de Antwerpsche academie, ontwikkelt zich al meer en meer tot eene bekwame schilderes. Hare schilderij Mignon kenmerkt zich door degelijkheid van kleur. Het stuk werd ook al spoedig verkocht.
Nic. De Keyser stelt de kapitale schilderij ten toon, waarvoor hij de modellen in Spanje ging bestudeeren: De Goede Week te Sevilla. Dit jongste gewrocht van den 72-jarigen meester is een waar puikstuk, zoo om zijne indeeling, als door de onberispelijkheid van teekening en schildering. Er mag van gezegd worden, dat het ons den uitstekenden schilder in al zijne kracht vertoont. Al de figuren leven, hunne houding en beweging zijn scherp en volkomen natuurlijk uitgedrukt. Gaat men de wezenstrekken, de koppen met eenige nauwkeurigheid na, zoo blikt u duidelijk, uit ieder van hen, een eigenaardig ik tegen, als ware elk figuur metterdaad een portret. De kracht en de waarde van het geheel worden daardoor in buitengewone mate bevorderd en het is voor een goed gedeelte aan die omstandigheid te wijten, dat de schilderij zooveel aantrekkelijkheid uitoefent op den toeschouwer. Zij straalt voelbaar levenswarmte uit. En met hoeveel juistheid is alles, aan de omvangrijke voorstelling, ook tot in de minste onderdeelen, behandeld! Enkele partijen van het tafereel zouden sommigen, naar wij hoorden, minder net en fijn hebben willen bewerkt zien. Onder andere de kleedij der bedelaars. Die opvatting moge te verdedigen zijn uit eenig opzicht, er is van uit een ander oogpunt ook veel tegen aan te voeren. Hetzelfde geldt voor de kleur. Is zij te schel? Valt op de schilderij een kletterend licht? Wij zijn niet van dit gevoelen. Vooreerst is Spanje met helderder daglicht gezegend dan onze gewesten; daarbij het tafereel is pas geschilderd. Na verloop van eenigen tijd, zal voor den toon en de kleur dezer schilderij dezelfde tempering intreden, welke reeds waar te nemen is aan De Keysers prachtige muurschilderingen in de trapzaal van het museum. Van die laatste tafereelen beweerde men eveneens in 1872, toen zij voltooid waren, dat zij te hel en te flikkerend waren. Laat hen, die er destijds zoo over dachten, de schilderingen in het museum opnieuw gaan bezichtigen: hun
oordeel zal heel wat anders luiden. Wij wenschen zeer, dat de Goede Week te Sevilla voor Antwerpen bewaard blijve; het zou onder alle opzichten eene aanwinst voor het museum zijn. Van den heer De Keyser bevat de tentoonstelling nog een zeer schoon Christushoofd en eene Spaansche bedelares, in den catalogus vermeld als eene studie, onder den titel: Heidin van Triana.
Van wijlen A E.K. de Knyff (zie blz. 60) zijn drie aantrekkelijke schilderijen ingezonden: De tuin van Alfred Stevens en twee landelijke gezichten, waarbij een het zeestrand te aanschouwen geeft, bij het losbreken van eene zware regenbui.
Graaf J. de Lalaing (Brussel). De oorspronkelijke jager is de voorstelling van een voorhistorischen jager in eene spelonk gezeten op den wortel van een boom, aan den boord van knoestige gewassen; de man is reusachtig van gestalte en omgeven door een aantal reusachtige dieren; hij wijdt zijne aandacht aan het spannen van zijnen boog. Het licht schuift in halve tonen strijkelings over den jager en zijne dieren, en doet hunne huid zacht uitkomen op den donkeren achtergrond, die ons wat raadselachtig voorkomt. Het stuk vol schoone hoedanigheden is eene phantasie; aangekocht voor het rijksmuseum te Brussel. Het Ruiterportret zagen wij verleden jaar te Brussel, alsook het hier aanwezige Mansportret.
A. De Lathouwer. De kriekeboom zagen wij reeds vroeger.
E. Delpérée (Luik). In familie is eene zeer goede huiselijke voorstelling, even als het stuk getiteld: Het gebed.
C.W. Delseaux (Brussel). Het goed getroffen Gehucht Rijkboom; de schoone schilderij hoort den heere Brunard toe.
F. De Mertens (Marseille). Gemma de heidin heeft veel bijval op de tentoonstelling.
C. De Nayer (Brussel). Een wel gelukt: Stilleven.
E. De Pratere (Brussel). Vijf zeer verdienstelijke schilderijen, namelijk: De Boomgaard, des morgens; Rustende ploegpaarden; Schapen; Ploegpaarden in het Veurne-Ambacht, die wij verleden jaar te Brussel zagen, en Thinking it over, ezels die het eigendom zijn van Z.M. den koning der Belgen.
L. Derickx. Eene gewetensvol bewerkte schilderij getiteld: Te Nispen, eene gemeente in Noord-Brabant onder Rosendaal. Dit stuk verdient voor de verloting te worden aangekocht.
E. De Schampheleer (Brussel). De laatste schoone dag in den herfst is een ernstig bewerkt tafereel, rijk aan goede hoedanigheden. Hetzelfde mag gezegd worden van de twee Hollandsche landschappen: Weiland te Overschie en Gezicht bij Zalt-Bommel.
Mej. E De Vigne (Gent) bracht keurig geschilderde Herfstbloemen ten toon.
A. De Vriendt (Brussel), de talentvolle historieschilder, is op de tentoonstelling door twee uitmuntende tafereelen vertegenwoordigd: Paus Paulus III voor Luthers portret en Karel VI aan het kaartspel met zijnen hofnar. Over de samenstelling kan de lezer oordeelen naar de medegedeelde plaatsneden, vervaardigd naar teekeningen van den meester. Het eerste stuk is voor het Antwerpsch museum aangekocht; het zal eene goede aanwinst zijn voor de verzameling onzer moderne meesters, ofschoon wij liever het tweede zouden gekozen hebben.
J. De Vriendt (Brussel) betreedt insgelijks het geschiedkundig terrein. Best gelukt is De nachtwaak bij Ste.-Cecilia's lijk, het eigendom van mev. E. Van Overloop, en overtreft onzes dunkens De laatste dagen der H. Maagd te Jeruzalem, ofschoon ook dit laatste stuk door kleur en gevoel eere doet aan het penseel van den kunstenaar.
P. De Wit. De tentoongestelde Vischschuiten, De Schelde
| |
| |
te Esquanaffles (eigendom van den heer E. Verellen, te Antwerpen), en Herfstavond zijn verdienstelijke schilderijen te noemen
A. Dillens (Brussel) leverde een goed bestudeerden Paardekop.
Mej. M. Dumont (Gent). Het door de kunstenares tentoongestelde Zeestuk is aangenaam en verraadt een geoefend penseel.
A. Elsen. De Herfstmorgen, ofschoon wat stroef van kleur, is een goed behandeld doek.
E. Farasijn. De verschillende eeremetalen, dezen kunstenaar toegewezen, namelijk op de driejarige tentoonstelling te Gent, in 1883, op de kunsttentoonstelling van Amiens, in 1884. op de wereldtentoonstellingen van Sydney (1879) en van Melbourne (1880), waren herhaalde en welverdiende huldebewijzen van bevoegde rechters aan het talent van den schilder, aan wiens Vischmijn te Antwerpen in 1882 hier op de tentoonstelling te recht eene eereplaats werd gegund. Deze onderscheiding staaft het gunstig oordeel dat wij vroeger er over streken (zie blz. 29). Het stuk is aangekocht voor het Antwerpsch museum.
G.F.P. Fichefet (Quiévrain) stelt andermaal de keurige Aardappelenrapers uit de omstreken van Namen, verleden jaar te Brussel gezien, ten toon, en voegt bij in deze zending een goed getroffen portret.
J. François (Brussel). Het Bosch- en drasland, door den schilder ingezonden, is, naar onze meening, voor verbetering vatbaar.
L. Frederic (Brussel) is door vier belangrijke werken vertegenwoordigd. De Kerstdag in het godshuis is uitmuntend van waarheid en uitdrukking; die grijsaards rond de koffietafel zien er waarlijk gelukkig uit onder het gastvrij dak, dat hunne laatste jaren tegen gebrek beschermt. Er komen prachtig geschilderde typen voor in het stuk, door den heer W. Mosselman de Francquen aangekocht. In het vleugelstuk, de Legende van den H. Franciscus voorstellend, en te Antwerpen in 1882 reeds tentoongesteld, is veel talent te vinden in het landschap, waarin de verschillende feiten zich ontrollen. De voddenwijven bevallen ons minder. De doode boer, eveneens een vleugelstuk, komt al te zwart van kleur voor; wellicht heeft eene min gelukkige plaatsing schuld aan den nadeeligen indruk; er ligt anders een allerbest getroffen gevoel van smart, dat medelijden opwekt, in de drievoudige voorstelling: de rechtervleugel vertoont den doode op het sterfbed uitgestrekt; in het middelstuk houdt men de nachtwaak bij den haard, en de aanschouwer hoort straks het geprevel der biddende lippen en het gesnik van de weduwe en van de nabestaanden, rond het vuur geschaard; op den linkervleugel wordt de lijkkist weggedragen. Buiten lacht de natuur, terwijl de weduwe, ofschoon gelaten in haar lot, met een tranend oog den rouwstoet volgt, die de helft harer ziel wegvoert. Men ziet hier, hoe de eenvoudigste gegevens aan een waar talent volstaan ter bewerking van een oprecht kunststuk.
F. Gaillard (Brussel). De Gudulaplaats te Brussel genoot reeds verleden jaar een verdien ten bijval in de hoofdstad.
W. Geets (Mechelen). Van dezen meester hebben wij de Bezwering van Joanna de zinnelooze, sinds 1876 het eigendom van het Antwerpsch museum, en bijgevolg gekend; alsook De vereenigde edelen bij Margaretha van Parma, eene schets, op het 10e der ware grootte, van een der modellen voor de muurtapijten van den Belgischen senaat, welke in de koninklijke fabriek H. Braquenié en cie te Mechelen vervaardigd worden. Eenige tapijten, door dit huis uitgevoerd naar teekeningen van den voortreffelijken bestuurder van de Mechelsche academie van schoone kunsten, worden in de Nijverheidtentoonstelling aangetroffen.
T. Genisson (Namen) stelt enkel het goed portret van zijnen kunstbroeder Kegeljan ten toon.
T. Gerard (Laeken). De Waggelende overheid, een aardig genrestuk, en de Aankoopen werden verleden jaar te Brussel gezien. Het Verplichtend onderwijs scheen ons min gelukkig van kleur.
Mej. H. Gevers geeft een zorgvuldig bewerkt Vrouweportret te aanschouwen. Men roemt algemeen het portret van den heer J. Cuylits, door E. Godding geschilderd; dit bevalt ons echter minder dan het stuk van mej. Gevers.
J. Goethals (Brussel). Het Strand en de Duinen te Haarlem getuigen van studie en vordering. Door aanhoudende vlijt groeit de schilder tot een voortreffelijken meester.
J. Guiette heeft, buiten fraaie etsen, op de tentoonstelling: Sneeuw in het woud en De Eiermarkt te Antwerpen, twee tafereelen vol goede hoedanigheden.
M. Hagemans penseelde met veel waarheid en natuurlijkheid het Vertrek der vischschuiten.
F. Halkett (Brussel). In het mastenbosch is een drievoudig vleugelstuk, tot treurnis stemmend, dat ons veel minder bevalt dan de Doode boer van Frederic. Hier geldt het eene borstzieke, hare laatste dagen nabij, en een hulpmiddel tegen de verterende kwaal in de terpentijnlucht van het mastenwoud zoekend. De wandeling, Het bezoek en de Herinnering vertoonen haar in drie verschillige toestanden. Het portret van des kunstenaars vader, goed geschilderd, schijnt ook goed te gelijken.
E. Hamman (Parijs) vertoont ons Rubens aan Maria van Medicis de ontwerpen aanbiedend van de zoogenoemde ‘Galerij van Medicis.’ Gelijk gekend is, deed baron de Vicq, gezant van den aartshertog Albertus en van de infante Isabella, het voorstel dit veelomvattend werk aan Rubens op te dragen. Deze schilderde de 21 tafereelen, thans in den Louvre te Parijs, in 1621 te Antwerpen, bijgestaan door de bekwaamsten zijner leerlingen, maar had vooreerst te Parijs, onder de oogen der koningin, al de schetsen in grijsschildering gemaakt. - De uitvoering van dit onderwerp verwekt de belangstelling niet, die de naam van den vorst der Antwerpsche schilderschool doet vermoeden. In het werkhuis van Rubens zou de heer Hamman denkelijk te zwak geoordeeld zijn geworden om mede aan de groote taak te werken. Het gezin in het werkhuis van denzelfde, en het eigendom van des schilders broeder P. Hamman, komt ons wat bont van kleur voor.
A. Hannoteau (Brussel) vertoont De oude Joanna, die niet zonder verdiensten is.
L. Hendrix, een van de weinige meesters die zich wagen op het godsdienstig gebied, waar eens de oude Vlaamsche school hare prachtigste lauweren plukte, verschaft ons het genoegen een zijner puikstukken te zien: Onze-Lieve-Vrouw, St.-Jan en de H. Emilius. Ja, zóó zouden, met hetzelfde christelijk gevoel, met dezelfde fijn getoetste penseeling de besten der middeleeuwsche kunstenaars, de onvolmaaktheden huns tijds daargelaten, het onderwerp vertolken. Baron Bethune is de gelukkige bezitter van dit kunstjuweel.
F. Hens. De overzetboot aan het Vlaamsch-Hoofd, te Antwerpen, is getrouw weergegeven.
L. Herbo (Brussel). Psyche is een bevallig stuk, aan het museum van Doornik toebehoorend.
| |
| |
Een voorbijvarend schip, zie blz. 89.
Tafereel van E. Claus, photozincographie naar eene houtsnede van F. Meaulle, geteekend door H. Meyer.
J.A. Heyermans. De liefdadigheid is een zeer fraai bewerkt, Het onweder een gevoelvol huiselijk tafereel. Buiten buldert het orkaan; middelerwijl is de echtgenoote van den zeeman met hare beangste kinderen in de nederige, maar zindelijke woning aan het bidden voor het behoud en de gelukkige wederkomst van het hoofd des gezins.
E. Hoeterickx (Brussel) geeft ons een kijkje in Eene straat te Londen, waaraan leven noch geest ontbreekt.
H. Houben brengt, evenals Heyermans, ons in de woning eens zeemans, op het eiland Marken. Het eerste kind zijne moeder tegenlachend, en waar de vader, zonder de pijp neer te leggen, minzaam op neerblikt, is eene voortreffelijke schilderij, mogelijk een weinig te bontkleurig.
A. Hubert (Brussel) verkiest het soldatenleven, ernstiger beschouwd, schoon niet beter getroffen dan Abry het doet. Welgelukt zijn de Kanonniers te paard, vooruit in batterij, en de Belgische gidsen, op weg om voeder.
Van wijlen E. Huberti (zie 1880, blz. 137) zijn twee stukken aanwezig: Betrokken weder te Wilryck, eigendom van het rijksmuseum, en Veen in de Kempen, sinds 1882 in het Antwerpsch museum bijgezet.
J. Impens (Schaarbeek). Goed geschilderd zijn de Rustende werkman en de afbeelding van een Vlaamsch binnenhuis.
L.A. Jacobs (Dendermonde). Is Een moeras wel geene aangename voorstelling, zij is toch goed door den schilder begrepen en uitgevoerd. 's Morgens omstreeks Schoonaarde van H. Janlet (Brussel) telt onder de fraaie schilderijen der tentoonstelling, en niet min verdienstelijk, niet min zorgvuldig bewerkt zijn de Herfstmorgen en het Gezicht uit de Ardennen van J. Janssens. Het schoon Vee van H. Jochams (St.-Gillis-Brussel) is met talent geschilderd.
E. Joors. De bijval, dien het portret van den kunstschilder H. Schaefels algemeen verwerft, is goed verdiend. Uiterst fijn gepenseeld is het Lokaas, of, beter gezegd, de juffer die vooraleer te paard te stijgen en den rit aan te vangen, hare honden een suikerbeetje toereikt. Het Waterwild en Bij den vischverkooper zijn evenzoo uitmuntend, schoon het laatste stuk min voordeelig geplaatst zij.
F. Keelhoff (Brussel) brengt ons andermaal op den buiten en vertoont Een herfstgezicht uit Limburg en goed geschilderde Berkeboomen omstreeks Niel.
J. Lambeaux. De weduwe en De schilderijenkenner zijn twee verdienstelijke tafereelen, den heere De Brouckere, te Brussel, toebehoorend.
F. Lamoriniere, wiens roem sinds lang gevestigd is en die onder onze landschapschilders uitmunt, heeft ons een twaalftal zijner puikstukken te zien gebracht, namelijk: Mastenbosch te Putte (Holland); De gemeente Calmpthout; Eikenbosch (herfst); Vijver te Putte; In Vlaanderen (eig. van den heer Jos. Isenbaert); Sneeuw, omstreeks Calmpthout; In het bosch te Putte (aangekocht voor de verloting); Bosch te Domburg (eig. van Z.M. den koning der Belgen); Walcheren, uit het Antwerpsch museum; Poel, uit het rijksmuseum te Brussel; De slechte weg te Domburg; Avond in de heide te Putte. De twee laatste tafereelen zijn geschilderd met gesmolten amber.
J. Lampe (Brussel). Najaarszomer is eene genoeglijke voorstelling.
| |
| |
Karel vi aan het kaartspel met zijnen hofnar, zie blz. 126.
Tafereel van A. De Vriendt, photogravuur naar 's meesters teekening.
Van wijlen E.F. Leemans (zie 1883, blz. 19) is de Zomeravond bij maanlicht, ontleend aan het Antwerpsch museum, waar het stuk sinds 1882 te huis hoort.
A. Le Mayeur (Boschvoorde) vertoont in een fraai morgengezicht de Visschershaven te Oostende, en geeft daarbij eenen Opkomenden storm, die het opmerkzaam oog des schilders tot eere strekt.
W. Linnig (jongste). De rooker laat onder opzicht van uitvoering niets te wenschen, maar zou men van een gewezen leeraar in de schilderkunst niet te recht iets belangwekkender hebben mogen verwachten?
W. Linnig (de oudste). Eene keuken, waar een meisje met kool te snijden zich onledig houdt, het eigendom van den heer A. Passenbronder, schijnt ons wat al te donker van kleur, maar is zeer goed gepenseeld.
T. Lybaert (Gent) beoefent met welgelukken de godsdienstige kunst en de geschiedenis. In het eerste vak hebben wij Onze-Lieve-Vrouw en het kindje Jezus, allerfijnst geschilderd naar den aard, maar zonder de gebreken van het gothieke tijdstip; met gevoel, met geloof en liefde zijn de moedermaagd en het goddelijke kind behandeld. In het geschiedkundig vak wordt ons vooreerst eene episode Uit den Boerenkrijg voorgesteld. Na het gevecht van Herenthals, werden de gewapend opgevangen patriotten voor den vorm voor den krijgsraad gebracht, en vervolgens overgeleverd aan een piket republikeinsche soldaten, die in last hadden hen dood te schieten, naar gelang zij buiten de rechtzaal verschenen. Er klopt een hart in de borst van die Kempische patriotten, en hunne fiere houding steekt wonder wel af tegen de brutale gezichten der bloeddorstige en vrijheidmoordende republikeinen. De schilder bewerkte onze dunkens al te zorgvuldig het roode gebouw, waar de krijgsraad in zetelt, en dat te veel ruimte op het doek beslaat. Er is meer leven in het stuk aan de geschiedenis van Grenada ontleend en De opene plaats van het Alhambra, na de slachting der Abencerragen, verbeeldend. ‘Teruggekeerd in Grenada, zoo luidt de geschiedenis, met alles wat zij op den vijand hadden buit gemaakt, werden de Abencerragen in Boabdils paleis toegelaten, een voor een, om het loon hunner dapperheid te ontvangen, maar zij vonden er hun dood; zij werden gewurgd of onthoofd en hunne lijken opgestapeld op eene binnenplaats van het paleis.’ Dit is het indrukwekkend onderwerp, door den kunstenaar met een oprecht talent vertolkt.
K.E.R. Maes (Contich bij Antwerpen) bracht Een betwist stuk ten toon, welks goede hoedanigheden wij niet zullen betwisten.
A. Marcette. De Guldenberg te Antwerpen, den heere A. Passenbronder toebehoorend, schijnt de voorkeur te verdienen boven het Zeestuk.
A. Markelbach (Brussel) levert goede historische typen in Eene Vlaamsche gilde in vredestijd, xviie eeuw, en in den Tinnegieter uit de xvie eeuw (zie 1884, blz. 142). Er ligt veel onderscheiding in het portret van graaf de G.
L.K. Massaux (Brussel). Goed getroffen zijn de Rustende koeien aan de Schelde; de twee stukken van J. Mayné (Elsene-Brussel), De twist en De korenpikker genieten verdienden bijval.
F. Meerts (Brussel). De wachtzaal 3e klasse, met hare gelukkige verscheidenheid van allerhande typen, van werklieden en soldaten, van jong en oud, verdient als schildering in de eerste klasse te pronken. De eigenaar J. Lannoy vergunt ons ander- | |
| |
maal, gelijk te Brussel in 1884, het genoegen het meesterlijk tafereel te bewonderen.
X Mellery (Laeken). Een dorp in de Ardennen doet zich goed voor; de Openbare veiling in de xvie eeuw daarentegen, alhoewel niet slecht van samenstelling, mishaagt door den vuilen, zwarten toon, die straks belet da zaken te onderscheiden. De Romeinsche koppen zijn zeer schoone studiën, maar die als dusdanig, naar onze bescheidene meaning, op de tentoonstelling niet te huis hoorden.
K. Mertens vond koopers voor zijne drie tentoongestelde werken, een teeken dat zijn talent aan den eisch der kunstkenners weet te beantwoorden. De Plaatdrukkerij werd aangekocht voor de verloting. In de smidse, in ons tijdschrift reeds gunstig beoordeeld in 1884, werd gekocht door den heer Kremer te Antwerpen en de Jachtherinnering, door den heer Flecken.
K. Meunier (Brussel), alhoewel zijne onderwerpen aan de verschilligste streken en handelingen ontleenend, is van zekere eentonigheid niet vrij te pleiten. De lossende stoomboot in de haven van Antwerpen is eene goede voorstelling; de Tabaksfabriek te Sevilla werd onlangs, mits 8000 fr., het eigendom van het rijksmuseum; verder hebben wij nog de niet slecht gelukte Ophaling in eene kolenmijn in Luikerland, en den Geborsten smeltkroes in de glasblazerij van Val-St.-Lambert.
Mej. G. Meunier (Brussel). De Bruidsherinnering en De Mandolina zijn twee keurig uitgevoerde stillevens.
I. Meyers verwekt eenen genoeglijken indruk door zijne malsche Oevers van de Schelde.
R. Mols, de gekende schilder van stadsgezichten, brengt ons stedewaarts terug, en vertoont de Bourgognekade te Bordeaux, de Reede van Antwerpen, aangekocht voor de verloting, en een gezicht van Dordrecht, drie verdienstelijke tafereelen.
J.L. Montigny (Tervueren) vermeidt zich liever in het landleven. Aan de Ploegpaarden, aangekocht door den heer Ed. Oppenheim, te Brussel, werd onzes dunkens, een al te fijn penseel gebruikt. De Novemberavond te Tervueren is vol waarheid (voor de verloting bestemd); De kar en het Span van den houtkooper dragen de algemeene goedkeuring der toeschouwers mede.
F. Mortelmans, een veelbelovend leerling der academie van Antwerpen, vergast ons op een goed geschilderd stilleven met wild en gevogelte J. Nauwens, de bekwame Antwerpsche schilder van stillevens, voegt er, tot nagerecht, Fruit en wijn bij, dat, zorgvuldig bewerkt, grooten bijval aantreft.
P.J. Neuckens (Brasschaat, bij Antwerpen). De Herinnering van het bal, eene juffer bij lamplicht de piano bespelend, is een van de beste werken des schilders en door den kunstschilder H. Bource waardig geoordeeld om in dezes galerij te pronken.
K. Ooms. De sledevaart met familieportretten, geeft stof aan de hekelzucht der paardenkenners, die, het aloude Ne, sutor, ultra crepidam gedachtig, onvolmaaktheden in het voorgespannen ros aantoonen. Zij zouden de spreuk willen terugkaatsen en den schilder zeggen, dat het niet genoeg is een voortreffelijk portretschilder te zijn, om zich ook aan paarden te verstouten, die eene bijzondere studie vereischen. In hoeverre die kritiek gegrond is, zullen wij niet beslissen, maar bekennen dat heel het werk voortreffelijke hoedanigheden bezit. Het portret van mevrouw de Bosschaert gelijkt uiterbest, dat van mevrouw Spruyt vooral is goed geschilderd.
A. Pastur (Ter Hulpe in Brabant). Het gezicht 's Morgens in de Kempen schijnt ons al te dor van schildering en bevalt ons oneindig minder dan het Brabantsch tooneel Na den winter van E.T.B. Plasky (St.-Gillis, Brussel).
C. Petit (Brussel). Een allerliefst tafereeltje is Eene les in het koorddansen, waar men een bevallig kindje in beweging brengt.
A. Plumot. Volgens de gewoonte van den schilder zijn Het uitgaan van den stal en de Bouwval der abdij van Villers met de meeste zorg afgewerkt.
E. Portielje. De treurige terugkomst voorspelt ons eenen goeden schilder te meer uit dit kunstenaarsgezin. Zij is waarlijk treurig, de terugkomst van den zeeman, die weldra de dood zijns kinds zal vernemen; de moeder wil hem de droevige waarheid verbergen, terwijl de grootvader met beklemd gemoed op zijnen zoon neerziet. Heel die vertooning is meesterlijk behandeld.
G.J. Portielje. Tijdens de verwisseling brengt ons terug naar den tijd, toen de diligence het voornaamste voertuig der reizigers was. De allerbest getypeerde voorstelling werd voor de verloting aangekocht, en wij wenschen hem op voorhand geluk, dien het gelukkig lot zal bevallen.
J. Quinaux (Brussel) vertolkte met een kunstig penseel den indruk van een opmerkzaam oog in de De vijvers van Hinghene, bij Bornhem, gelegen, en in De Ambleve, nabij Aywille, verkocht aan burggraaf Ed. de Grimberghe.
E. Quitton. Heel geestig is De eerste minnebrief voorgesteld, en veel geduld schijnt er gebruikt bij het Stilleven. Het eerste stuk is aangekocht door den heer J. Chojnovski, van Kiew.
H. Robbe (St. Joost-ten-Noode) schildert meesterlijk Bloemen en vruchten; in hetzelfde vak van Bloemen geniet T. Robie (Brussel) eene welverdiende beroemdheid. Mej. A. Ronner (Brussel) brengt ook aan de godin Flora kunstig bewerkte Bloemen en bijhoorigheden ten offer.
F. Roffiaan (Elsene) geeft prachtige landschappen, kortom meesterstukken, te zien in Het Köningsmeer van Opper-Beieren, en in De bergengte van Findalenbach, nabij Zermatt, Hoog Waliserland (Zwitserland).
P.E.H. Rul is onder onze jonge landschapschilders een der meest belovende. Het uitdoen van boomen in Februari is eene goed gelukte schilderij, die dan ook voor de verloting werd aangekocht. Een vijver te Merxem, even zorgvuldig bewerkt, vond eveneens al spoedig eenen liefhebber namelijk in den heer P.P. Stoop, bouwkundige te Antwerpen.
Wijlen E. Sacré. Eene Algerische spinster en een paar portretten, in de tentoonstelling aanwezig, doen te recht het vroegtijdig afsterven van dezen kunstenaar betreuren. (Zie onzen jaargang 1882, blz. 208).
H. Schaefels. Sint-Annagodshuis, den heere Leo François, te Antwerpen, toebehoorende, en De Algesiras in den slag van Trafalgar, uit het Antwerpsch museum, zijn onzen lezers bekend (zie 1879, blz. 118; 1882, blz. 167). Het sneuvelen van Nelson, in denzelfden slag van Trafalgar, onderscheidt zich door dat gemak van samenstelling en door die kunstige groepeering, welke het eigen karakter zijn van den meester. Laatstgemelde episode is beschreven als volgt: ‘Kenbaar aan zijne eereteekenen en doordien bij hem de bevelen werden gehaald, waadde Nelson in het bloed zijner strijdmakkers, toen van uit de kruissteng der Formidable een schot viel, hetwelk hem tusschen den schouder en den hals kwam treffen. Als door eene onzichtbare hand geslagen, stortte hij op het dek, voorover, in het bloed. Drie matrozen
| |
| |
en de kapitein Hardy, die hem met hun lichaam dekten, snelden toe, om hem op te beuren. Hij had zich reeds bediend van de hem overblijvende goede hand, om op de knieën te gaan zitten. “Vriend, zoo sprak hij tot Hardy, 't is met mij gedaan; dezen keer zijn de Franschen Nelson de baas.” - “Ik wil het niet hopen,” luidde het antwoord. - “Er is geen hoop meer, hervatte Nelson, de kogel heeft mij de ruggegraat doorboord.” Ofschoon doodelijk gewond, behield de vlootvoogd nog kracht genoeg, om aan Hardy en andere aanwezige officieren bevelen te geven.’
L. Schaefels, de verdienstelijke en onvermoeibare leeraar der Antwerpsche academie van schoone kunsten, stelde een prachtig, breed gepenseeld stilleven ten toon, dat voor de verloting werd aangekocht.
J. Schellekens (Aalst) slaagde goed in zijn tafereel der Oevers van de Schelde, en de Bloemen van F. Seghers (Elsene) zijn fraai te noemen.
A. Serrure (Schaerbeek). Beweeg niet meer! met die woorden maant de schilderes, door den schilder op het doek gebracht, haar model tot beweegloosheid aan. Buiten een paar portretten stelt E. Siberdt een Boekliefhebber, reeds vroeger met genoegen gezien, ten toon; het stuk werd aangekocht door den heer William L. Thornton, te Chislehurst J.F. Simons (Brasschaat) leverde een keurig Landschap en De wolf en het schaap.
E. Slingeneyer (Brussel). De laatste dag van Pompeji, een groot tafereel, wordt op de volgende wijze beschreven: ‘Den 23n Augustus van het jaar 79, des namiddags omtrent een uur (onder de regeering van Titus), doemde boven den Vesuvius eene ongemeen groote wolk op, in de gedaante van een Italiaanschen pijnboom, die zich tot eene aanzienlijke hoogte verhief en als een weelderig bladloof vertoonde. Een onderaardsche wind scheen haar aanvankelijk met onstuimigheid voort te drijven en te steunen; daarna bezweek zij onder haar eigen gewicht, verwijdde zich en spatte uiteen; wat er viel, was nu eens wit, dan weder zwartachtig en ook asch- en aardkleurig; er bevonden zich gloeiende steenen onder. Deze vuurregen viel niet in eens, maar bij vlagen, zoodat de meeste menschen het wisten te ontvlieden. Pompeji's bevolking werd geschat op 40,000 zielen. Tot nog toe zijn slechts een 500 geraamten aangetroffen. Er blijft nog veel te ontgraven.’ - Breed geschilderd, is die bont gemengde volksdrom, voor den storm van lava en vuur heenvluchtend; veel uitdrukking is er op die beangste wezens te lezen; de schildering schijnt ons echter wat al te decoratief en de academieke teekening is al te gevoelig. In den Wapenmaker vindt men het bedreven penseel van den talentvollen schilder terug.
J. Sluyts-Horta. Voor eenen liefhebber-kunstenaar mogen de Bouwvallen van Villers-de-stad en de Omstreken van Ronsse goed gelukt heeten; beide gezichten werden door den heer W.L. Thornton aangekocht.
E. Smits (Brussel) heeft een keurig stuk, De nieuwe ring getiteld.
K. Soubre (Luik). De herstellende zieke, vol gevoel en zorgvuldig uitgevoerd, brengt ons de Weduwe, op de laatste driejarige tentoonstelling bewonderd, terug in het geheugen. De heer J. Chojnovski van Kiew is er de gelukkige bezitter van geworden.
J. Stallaert (Brussel). De waaier is eene schoone schilderij, rijk aan kleuren.
A. Stevens (Parijs en Brussel). Deze beroemde meester schilder heeft even als F. Lamorinière een dozijn schilderijen die allen van een waardig penseel getuigen, namelijk: Eene wees, eigendom van Z.M. den koning der Belgen; Eene pijnlijke zekerheid behoort den heer Van Praet te Brussel; Hooge tij is van den heer H Defour; Voor Havre, van den heer Dutfoy; Behaagzucht, van den heer Ernest Brugman; De Brief, van den heer Wimenet; Volle maan, zeestuk, behoorende aan den heer Leroux; Portret van August Montrosier, eigendom van den heer Montrosier; Eene zeenimf, van den heer Dekens; Een vurige zang en Bloemen behooren den heere Goethals; Voor den spiegel. Zijn al de werken van Stevens voortreffelijk, wat de uitvoering betreft, men betreurt des te meer met reden, dat er meermaals zoo weinig gedachte in de gekozene onderwerpen ligt. Die afwezigheid van zedelijke en verheffende begrippen trof ons herhaalde keeren bij het doorloopen der kunstgalerijen. Al te zeer vergeet de moderne kunstschool dat hare roeping edeler is, dan voor een ongenblik het oog te streelen.
J. Stevens (Brussel). In den Morgen te Brussel hebben wij het dierentafereel, dat sinds 1853 in het rijksmuseum te Brussel prijkt.
J. Stobbaerts heeft sedert eenige jaren oneindig gewonnen in toon en kleur. De Antwerpsche beenhouwerij is een der schoonste stukken der tentoonstelling, ten minste als men vrede heeft met realistische voorstellingen. De koe ligt stevig gebonden ter aarde; twee beenhouwers zitten op het dier neergehurkt; de eene houdt den kop vast, de andere doorsteekt den nek, waar golven bloeds uit neerstroomen. Niet heel aangenaam, gelijk men ziet, schoon meesterlijk geschilderd, is de vertooning. Van denzelfden schilder heeft men nog de volgende onderwerpen: Keuken van een dierenaanbidder; Hondenscheerder, eigendom van den heer Leo Lequime; Juli of de eerste wagenhooi; Het verlaten van den stal, uit het Antwerpsch museum.
F. Stroobant, (Brussel). De Dyver en De Royavliet, twee al te zorgvuldig uitgevoerde stadsgezichten van Brugge.
Mej. M. Stroobant, Voorjaarsoogst is met veel liefde bewerkt.
A. Struys (Mechelen) is niet gelukkig met zijne Droomerij, waar wij den veelbelovenden schilder van Misschien! te vergeefs in zoeken.
F.T. Verlinden (Brussel). Na 1793 is goed geschilderd; het Treurdicht, eene harpspeelster in rouw, stemt niet tot begeestering; De wildstroopers zijn niet onverdienstelijk.
H. Timmermans. De Werkplaats in eene sigarenfabriek is onder opzicht van kleur eene goed gelukte schilderij.
K. Tschaggeny legt zich toe op de studie van paarden, en hij slaagt er goed in, als de Paardenmarkt te Tongeren bewijst, even als het Trekpad, waar een koppel van het edele dierenra met voerman op te zien zijn.
Th. Tscharner (Veurne) verlustigt zich liever bij zee en bracht op doek Het strand der Panne bij laag water.
L. Tytgadt (Gent). De mandolierspeelster, Elya getiteld, werd voor de verloting aangekocht; dit zegt genoeg ten voordeele der verdiensten van het werk.
F.M. Van Acker (St.-Gillis, Brussel). De roode-koolenhof Op den buiten is goed afgebeeld, maar vorderde zeker wel niet veel geestesinpanning.
F. Van Damme (Brussel) geeft een niet slecht gelukt Gezicht uit Holland, en Mej. C. Van den Broeck (Parijs) eene goed geschilderde Moskee in Algiers te aanschouwen.
E. Van den Bussche (Brussel). De gewone voortreffelijke hoe-
| |
| |
Het uitdoen van boomstammen in Februari, zie blz. 130.
Tafereel van P.E.H. Rul, photozincographie naar des schilders teekening.
danigheden van 's kunstenaars penseel zijn te vinden in het tafereel Mejuffrouw de la Vallière bij de Karmelieternonnen, voorgesteld naar de beschrijving van Sainte-Beuve: zonder het einde van haar proeftijd af te wachten, liet zij zich den dag harer intrede het hoofdhaar afsnijden.
K. Van den Eycken (Brussel). De rondreizende kunstenmakers uit het apen- en hondengeslacht en eene Jacht zijn voortreffelijk getypeerd.
E. Van der Haegen (Brussel). Het tooverteeken, een onderwerp ontleend aan het Oude strafrecht in Vlaanderen, door J.B. Cannaert, is eene verdienstelijke samenstelling, maar niet bevallig, zooals men gereedelijk zal oordeelen volgens de beschrijving: ‘Zekere Adriana Schepens, huisvrouw van Pieter Claeys, molenaar in den watermolen te Gent, door buurvrouwen als eene heks aangewezen, werd naar aanleiding van dien gevangen gezet. Volgens het gebruik, had zij allereerst eene schouwing van den beul te onderstaan, die, eenige vlekken op haar lichaam vindende, dezelve voor duivelsteekens hield. Dien ten gevolge werd zij overgeleverd aan de rechters, die haar de naaldproef lieten doorstaan, in den folterkelder van het kasteel, den 19n Oct. 1601.’
H. Van der Hecht (Brussel). De Molen van Sint-Lievens-Hautem en Een boomgaard in de lente zijn keurige tafereelen.
P. Van der Ouderaa. De laatste schuilplaats, tijdens de Spaansche furie. Don Geronimo de Roda, die, lid van den raad van state, zich sedert de gevangenneming van dit college tot landvoogd der Nederlanden had opgeworpen, gaf den 4n November 1576 bevel, om Antwerpen te plunderen. Des geweldenaars troepen, samengesteld uit Spaansche, Italiaansche, Engelsche, Duitsche, Fransche en Waalsche regimenten, namen de stad stormenderhand in en verwoestten haar te vuur en te zwaard. In die gruwelijke omstandigheid, waaraan den naam van Spaansche furie is gegeven, toen de groote koopstad weerloos was overgeleverd aan teugelooze soldaten, lieten de kloosterorden niets onbeproefd om de ingezetenen bij te staan. Door het beleid van de Claranonnen werd het gezin Mundi, herkomstig uit Douai, gered. De schilder vertoont ons het gezin, verscholen in het klooster der Franciscanernonnen De moedige kloosteroverste, met geloof gewapend, springt onversaagd het bloedgierig krijgsvolk te gemoet, dat weldra verschrokken de hielen keert. Heel de voorstelling met het licht der brandende stad op den achtergrond, is hoogst dramatisch. De Familieportretten, getrokken op het oogenblik dat de kinderen bij het zilveren jubelfeest aan het ouderenpaar hunne gelukwenschen aanbieden, zijn allerschoonst samengesteld, en De proeflezers ter drukkerij van Plantijn, voortreffelijk geschilderd. Het laatstvermeld tafereel werd verkocht aan den heer Felix Grisar. De mondzoen, sinds 1879 in het Antwerpsch museum (zie 1879, blz. 117), is onzen lezers bekend.
A. Van der Syp (Brussel) biedt een frisch geschilderd Seringentuil aan.
H. Van Hagendoren geeft Een hoek uit Werchter te zien.
| |
| |
A. Van
Paus Paulus voor Luthers portret, zie blz. 126.
Tafereel van A. De Vriendt, photozincographie naar 's meesters teekening.
Hammée ( Brussel). Campenhout, ten aanhoore van vrienden, voor het eerst de Brabançonne zingende in het koffiehuis Cantoni, 1830. Eene oude kennis, die op de landstentoonstelling van 1880 voorkwam.
E. Van Hove (Brugge). De inventaris, met veel zorg naar den trant der oude meesters bewerkt, doch wat al te stroef, is het eigendom van den heer O.D., wiens echtgenoote door denzelfden meester in portret aanwezig is. Galilei en Margaretha Van Eyck komen ons ook wat hard van schildering voor.
V. Van Hove (Vilvoorde). Ophalia geniet algemeenen bijval.
F. Van Kuyck (Hoboken). Wij hadden van den kundigen schilder iets belangrijkers verwacht, dan Het hooien in den polder. 's Morgens in de heide, van C. Van Leemputten (Brussel), zou beter afgewerkt kunnen zijn. F. Van Leemputten (Schaarbeek) brengt ons andermaal het stuk Aan de Nederschelde, verleden jaar te Brussel gezien, onder het oog, en voegt daarbij De kaai te Doel.
J. Van Luppen. Tusschen St.-Amandus en Baasrode, Gezicht in het bosch van Pailhe (Condroz), zijn als naar gewoonte twee uitmuntende schilderstukken.
Van wijlen J.-B. Van Moer (zie onzen vorigen jaargang, blz. 180) ontmoeten wij hier De kapel van den H. Zeno in de St.-Marcuskerk te Venetië, waarvan de heer L. de Haas de gelukkige bezitter is.
H. Van Seben (Elsene). De kunstenaar en De omstreken van Arnhem (Holland), twee lieve tafereelen.
J. Van Severdonck (Schaarbeek). Van der Meulen bij het beleg van Kortrijk, eene goede geschiedkundige schilderij.
H. Van Soom, die gedurig vorderingen maakt, toont ons eene Noorweegsche fjord, die wel voor de verloting mocht worden aangekocht.
A. Velghe (Kortrijk). Twee keurige stillevens: Druiven met toebehooren en Perziken en druiven.
E. Verdyen (Brussel). De oogst, een verdienstelijk landschap, bevalt ons beter dan Juli, waar eene juffrouw met hond en zonnescherm in een graanveld tot voorstelling dient.
A Verhaeren (Brussel). Vlaamsch binnenhuis, In eene werkplaats (aangekocht voor de verloting) en Het tusschenribstuk, zijn drie zeer kleurige en aangename schilderijen.
P. Verhaert. De plaatsnijder, naar gewoonte des schilders, schoon van kleur, is aangekocht voor de verloting; De muzikant, eene parel van schildering, is het eigendom van den heer E. Huybrechts.
F. Verhas (Brussel). De laatste van zijn stam is eene adellijke voorstelling die het Sic transit gloria mundi onwillens op de lippen brengt; het is immers te vreezen, dat met dergelijke opvoeding de edele spruit niet oud worden zal. Met zulke afgezonderde en als 't ware fluweelen opvoeding is de mensch niet leefbaar.
J. Verhas (Brussel). Wandeling op het strand, eene wandeling op ezels te Heyst-aan-zee, is eene schilderij die eene plaats in het Antwerpsch museum verdient en ongetwijfeld bekomen zal.
I. Verheyden (Schaarbeek). Houtzagers in het Zoniënbosch en Wildstroopen 's winters zijn niet genoeg afgewerkt; een paar Portretten doen van dezen schilder meer verwachten.
Wijlen A.J. Verhoeven-Ball (zie 1882, blz. 108). De voorraad van het Groot-Hotel.
K. Verlat. Deze beroemde meester is de zondenbok van velen, wier werken niet werden aangenomen. Zijn Golgotha (zie blz. 27) levert hun daartoe eene gelegenheid, doch meest al het gehekel gelijkt niet slecht op onmachtige ijverzucht; Hulde aan de koningin der bloemen, eene voorstelling van frisch geschilderde bosch-, water-, veld- en heidebloemen, waarvan de heer V. Lynen de gelukkige bezitter is; De oester en de pleiters, een meesterstuk, toebehoorende aan den heer Raap; Arendengevecht, eigendom van den heer J. Vekemans; Tijdige hulp, eigendom van mev. Florent Joostens; Bekwaamheidskiezers, door ons vermeld in 1884, blz. 105, als aangekocht door den heer Arnold de Pret; De verkoop van eene oude schilderij, bij ons op de vermelde bladzijde onder den naam van: Mundus vult decipi aangekondigd, is het eigendom van den heer baron
| |
| |
Henri van Havre; Het eerste christengezin, een echt puikstuk van christenzin, behoort den heer B. De Vleeshouwer, te Antwerpen. Rond ons hoorden wij beweren dat Mundus vult decipi eene scherts is van den schilder op een der laatste aankoopen voor het Antwerpsch museum. Wij kunnen echter verzekeren, dat zulks de bedoeling van den schilder niet was. De stem des volks of de triomf der dwaling, waar Barabbas boven Jezus verkozen wordt, is aan onze lezers algemeen gekend.
E. Vermeulen (Boom) vertoont ons een eiland in Opper-Egypte: Philoe.
Th. Verstraete, Beukenlaan, een herfstgezicht, genomen in het park van den heer graaf Reusens, te Brasschaat, is een fraai schilderstuk, dat veel winnen zou als het eenigszins gestoffeerd was. Januari is treffend en hartroerend, door de eenvoudigheid der voorstelling: te midden van de sneeuw gaat een priester, in allerhaast geroepen, de laatste heilige sacramenten toedienen, waarschijnlijk aan de moeder of den man van de vrouw, die over den weg zou kunnen willen vliegen om maar spoedig hare woonst te genaken. Dit droevig tooneel uit het familieleven is goed gevoeld en meesterlijk teruggegeven.
A. Verwee (Brussel). De eenvoudig getitelde schilderij: De wilgen, vertoont eene weide, waar wilgen staan en meesterlijk gepenseelde dieren in voorkomen; aangekocht voor het Antwerpsch museum; Het stervende hert, behoorende aan den heer Dremel, Weilanden in het Noorden van Vlaanderen en Vee op de weide vereeren dezen dierenschilder van eersten rang.
J. Wagner. Op het terras, dat wij verleden jaar te Brussel zagen, bevalt ons hier veel minder.
G. Walkiers (Brussel) heeft ons een goed portret gemaakt van de Regentiestraat te Brussel.
E. Wauters (Brussel). Een tiental schilderijen, waartusschen de meesterlijk geschilderde portretten van mev. Somzée. Gaëtano Somzée, Albertus S., Joanna V.d.C., heer Daye, mev. Janlet, mev. V.d.B.C en heer A.V. de C., alsook zijne gekende puikstukken: Caïro bij de brug van Kars-el-Nil, aangekocht voor het Antwerpsch museum, en De groote moskee te Tanger (Marokko).
F. Willems (Parijs) geeft ons vier zeer schoone schilderijen te bewonderen: Een pasgeboren kind, eigendom van den burggraaf de Grimberghe, De uitgang, Herfst en de Geheime brief.
Wij zagen, buiten de reeds gemelde, nog portretten door: W. Albracht; A. Delfosse; K. De Kesel (Gent); G.F.P. Fichefet (Quiévrain); G. Genisson (Namen); L. Herbo (Brussel); J. Janssens (St.-Nicolaas); A. Lacroix (Brussel); E. Lambrichs (Brussel); L.J. Lebrun (St.-Joost-ten-Noode); D. Mergaert (Brugge); mej. C. Mingers (Brussel); J.M. Nissen (Luik); L. Philippet (Luik); K. Pirmez (Brussel); A. Thomas (Brussel); G. Van Aise (Gent); J. Van Beers; H. Van den Eede (Brussel); V. Van Dyck (Schaarbeek); A. Van Hammée (Brussel); P. Van Havermaet; J. Vindevogel (Gent); J. Vreuls (Luik).
| |
Teekeningen, waterverfschilderingen, enz.
Rechts van den inkom, langs den pandgang, komt men in zaal 11, waar men de volgende teekeningen van den beroemden historie- en godsdienstigen schilder G. Guffens aantreft: De dekens en kooplieden van het Hanzenverbond plaatsen hunne oorkonden en vrijbrieven in het archief van St.-Michielsabdij te Antwerpen, 1315 (zie 1880, blz. 155); Geeraard Mercator; Christophorus Columbus; Europa met zijne bijzonderste voortbrengselen, de Landbouw en de Wolhandel; Afrika: eene Struisvogelenjacht en eene Leeuwenjacht (zie ons tijdschrift van 1865 en 1866); deze teekeningen dienden voor de muurschilderingen der kamer van koophandel te Antwerpen. De beroemde meester heeft hierbij een ontwerp in vier deelen gevoegd, om de muurschilderingen der kamer van koophandel opnieuw te maken in eene zaal der Antwerpsche Beurs, waartoe het gemeentebestuur zijne toestemming zou verleend hebben, maar wat onuitgevoerd bleef omdat de heer minister Rolin-Jaequemijns eene geldelijke bijdrage van het rijk weigerde. Verder: Christus; Jezus komt bij Joannes in de woestijn om gedoopt te worden (zie 1865, blz. 173); Het gebed op den berg; Jezus de zieken genezende; Jezus geblind en mishandeld door de soldaten van Caïphas (zie 1870, blz. 17); Jezus voor den grootpriester Caïphas; Jezus sterft aan het kruis; De evangelisten Joannes, Lucas, Marcus en Mattheus; De apostelen Paulus, Simon, Thomas, Jacobus en Bartholomeus; allen in muurschilderingen uitgevoerd in de St.-Joriskerk te Antwerpen (zie 1868, blz. 25); Blijde intrede te IJperen, in 1384, van Philips-den-Stoute, hertog van Bourgondië, en zijne gemalin Margaretha van Maele (zie 1882, blz. 152), muurschildering uitgevoerd op het stadhuis te
IJperen; Vertrek van Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen (1202), naar het H. Land, muurschildering uitgevoerd op het stadhuis te Kortrijk; geschilderde schets van hetzelfde onderwerp; De overbrenging van de arke des verbonds naar Jeruzalem, teekening der schilderingen uitgevoerd in de H. Jozefskerk, te Leuven; Jezus' geboorte en De verrijzenis, in muurschilderingen uitgevoerd in de kapel van het kasteel Minley, in Engeland; De H. Alphonsius van Liguorio, uitgevoerd in de H. Jozefskerk te Brussel; De H. Maagd en het kindje Jezus met twee heiligen, in muurschildering uitgevoerd in de kapel van graaf H. de Liedekerke, te Celles; Echtvereeniging van Raymondus van Pierrepont met Walburgis, burggravin van Antwerpen (1225); De eerste Witte-Donderdag, in St.-Julianus-gasthuis te Antwerpen, 1303; Op eene verhevenheid, voor het stadhuis, in 1515, ten overstaan van burgemeester Gerard van den Werve, legt prins Karel, de latere keizer van dien naam, den eed af; De burgemeester Arnold van den Werve, omringd van de schepenen, van de vertegenwoordigers der voornaamste handeldrijvende volken in Europa, en in het bijwezen der stedemaagd, opent in 1531 te Antwerpen de koopmansbeurs; Schepen Jan van de Werve sneuvelt den 4n November 1576, terwijl hij gedurende de Spaansche furie, met eene schaar burgers, het stadhuis verdedigde, tafereelen uitgevoerd in eene zaal van den baron Van de Werve van Schilde, te Antwerpen; deze 6 meesterlijke teekeningen zijn dezer dagen in phototypie verschenen bij W. Otto, te
Dusseldorp. De HH. Hieronimus, Augustinus, Gregorius en 3 kerkvaders, in muurschildering uitgevoerd in de O.-L.-Vrouwekerk, te St.-Nicolaas.
De overige teekeningen en waterverfschilderingen hangen in zaal 9 en daartusschen hebben wij de volgende fraaie waterverfschilderingen aangetroffen, te weten:
F. Coenraets (Brussel). Het handelsdok te Brussel en 3 zeer welgelukte Gezichten uit Namen, verkocht aan den heer O. Peltzer, te Brussel.
A. De Coster (St.-Joost-ten-Noode). Portret van des schilders zuster, toebehoorende aan den heer J. Portaels.
| |
| |
P. De Coster (Elsene). Op den buiten.
K. Ecrevisse (Haybes-Ardennen). Landschap uit Ardennen.
E. Elle (St.-Joost-ten-Noode). De winter te Droogenbosch.
M. Hagemans, Lage tij, en P. Hermanus (Brussel), Schuiten te Heyst hare zeilen drogende.
E. Hoeterickx (Elsene). De Waterloobrug te Londen.
X. Mellery (Laeken). Jonge meisjes van het eiland Marken (verkocht) en een geteekend ontwerp van Diploma.
L. Mundeleer (Elsene). Fraai landschap, getiteld: Te
Plan en verdeeling der lokalen.
a. van beurden, zie blz. 86.
f.j. joris, zie blz. 86.
Droogenbosch en Bloemen.
A.E. Pecquereau. Marktdag op de Grootemarkt te Antwerpen en een welgelukt Gezicht te Dordrecht.
J. Petit (Elsene). Vendôme.
J.A. Pioch (Brussel). Vischschuiten, verkocht aan den heer S. De Schrijver, te Brussel.
Mej. M. Puraye-Donnet (Schaarbeek). Lijst met vier miniaturen op ivoor, waarvan er eene, de kleinste, gestolen is op de tentoonstelling.
A.F. Schoy (Brussel). Vierzijdige zegepoort, ter gelegenheid der landsfeesten van 1880 te Brussel, opgericht ter plaatse van de voormalige Schaarbeekschepoort.
F. Seghers (Elsene). Goed weergegeven zicht uit de Omstreken van Napels.
H. Seghers. Een uitnemend welgelukt Strand van Scheveningen (stormweder), aangekocht door graaf Pallfy, van Weenen (zie blz. 140).
H. Stacquet (Brussel). Het staketsel te Oostende; Landschap in Ter Hulpe; Zeestuk; Portret van des schilders vader; Binnenhuis en Landschap te Schaarbeek.
P. Themon (Namen), Op de Maas en Binnengezicht (Try Collin), en L. Titz (Brussel), De pluk der appelen.
V.D. Uytterschaut (Brussel). In het Zoniënbosch en Landschap te Abcoude (Holland).
A. Van der Syp (Brussel). De voetweg in het dal van Josaphat (Schaarbeek).
Tusschen de voornaamste teekeningen tellen wij die van A.M. Danse (Bergen), De waschvrouw, en eene lijst met portretten; J.A. Demannez (Brussel), Het studiekabinet van Erasmus, naar H. Leys, en de Oostersche, naar J. Portaels, door hem reeds op koper gegraveerd.
Mev. J. Godart-Meyer (Schaarbeek). Hollandsch landschap.
F. Lauwers. O.-L.-Vrouw met de harp, naar de muurschildering van Andreas del Sarto, uit het museum te Florence, en een uitmuntend levensgroot en goed gelijkend met kool geteekend portret van den volksvertegenwoordiger Edw. Coremans.
A.J. Le Pas (Jupille bij Luik), Een boer met een kruiwagen; W. Linnig, Jr., Het berghuis, behoorende aan den heer A. Passenbronder.
J.B. Meunier (Brussel). Troonsafstand van keizer Karel, naar L. Gallait.
J.B. Michiels. De Blinde, naar J. Dyckmans.
J.M. Nisen (Luik) heeft verschillende welgelukte portretten ingezonden.
P. Raoux (Brugge). O.-L.-Vrouwshoofd, naar Memlincs Onze-Lieve-Vrouw met den gouden appel, uit het St.-Jansgasthuis te Brugge, meesterlijk teruggegeven.
L. Rorcourt (Brussel). Gezicht aan de vijvers te Virelle.
Mej. À. Roszmann (Gent). Macheline en Elzasserin.
L. Seghers. Portret van dezen sinds vele jaren gunstig gekenden penteekenaar en zijne echtgenoote.
| |
Gravuren, etsen en steendruk.
Antwerpsche Etsersvereeniging (zie bladzijde 99).
Vereeniging der Waterverfschilders en Etsers te Brussel.
Lijst, bevattende van: Edgar Baes, Herinnering van de
| |
| |
Marne en het St.-Jans-vuur. Lionel Baes, Vijvers van Groenendaal. Em. De Munck, Kasteel van Havré (Henegouwen); Kasteel van Ravenstein (Brussel); Slotkapel (Acoz); In het park (Acoz); Monaco; Ventouxberg en de Waterleidingen van Carpentras; Kapel in het bosch van Montplaisir (Acoz); Aan de Duivelspoort te Maastricht. F. Jasinski, De rooskleurige
De zaal Leys op het Antwerpsch stadhuis.
Teekening en houtsnede van J. Pannemaker.
dame, naar A. Stevens; A. Nu mans, Gezicht van Dordrecht; Het portret, naar L.G. Brillouin (zie 1881, bladz. 187); De brug van Bercy (Parijs). P.E.M. Parmentier, Ossen, naar A. Verwee.
G. Biot (Brussel). Aglaïa, naar A. Cabanel.
F. Brant. De communie van den H. Franciscus van Assisi, naar P.P. Rubens, uit het Antwerpsch museum.
Th.J. Cleynhens. Lijst met verschillende proefafdrukken.
A.M. Danse, Portret van Rubens, naar hemzelve; Biddende kloosterling, van de orde van Premonstreit, naar Memlinc (zie de Vlaemsche School 1859, blz. 89); Bedelaar, naar E. Wauters; Marteling van den H. Petrus, naar Titiaan.
J.A. Demannez. De weduwe, naar F. Willems, en Romeo en Julia, naar Ch. Jalabert.
F. De Meersman (Elsene-Brussel). OEdipus en Antigone, naar het tafereel van J. Stallaert, in bezit van Z.M. den koning der Belgen; Mignon, naar J. Portaels.
J. Dujardin (Bergen). De lezeres, naar X. Mellery; Portret van Jan Karel De Cordés, naar Rubens; De knaap der St.-Lucasgilde, naar M. De Vos, in het Antwerpsch museum (zie de Vlaemsche School, 1856, blz. 73).
A Elsen. Lijst met vijf etsen, getiteld: Berkeboomen; Wilgeboomen; Fontainebleau; 's Avonds en het Schijn.
G. Fraipont (Parijs). Belofte, naar Vinea, fraaie ets, en twee steendrukpenteekeningen: Het ongeluk, naar Dagnan-Bouveret, en De afspanning de la Botte, naar Vinea.
L.J. Greuse (Bergen). Sint-Jan, naar een half-verheven beeldwerk van Donatello.
J. Guiette. Lijst met verschillende proefafdrukken.
F. Lauwers. De ontroostbare, naar het tafereel van F. Verhas, dit jaar door de Maatschappij ter Aanmoediging van Schoone Kunsten aan hare inschrijvers afgeleverd; Zegepralende intocht van Hendrik IV, te Parijs, naar de oorspronkelijke schilderij van P.P. Rubens, uit de Uffizi-galerij te Florence (zie de Vlaamsche School 1880, blz. 15); Het O.-L.-Vrouwebeestje, naar A. Stevens, uit het rijksmuseum ter Brussel.
J.B. Mennier. Portret van P.P. Rubens, naar de schilderij, door hemzelve geschilderd voor de Uffizigalerij te Florence.
J.B. Michiels. Vier paneelen uit de zaal Leys, op het Antwerpsch stadhuis (zie de Vlaamsche School, 1870 blz. 97); De kruisoprichting, naar P.P. Rubens, begonnen door wijlen Erin Corr; Christus tusschen de moordenaran, naar P.P. Rubens; De vernielde kluis, naar L. Gallait.
A J.F. Minne (Parijs). Portaal van O.-L.-Vrouwekerk te Belhem; Maagdelijk bosch in Amerika; Het oordeel van Salomo, uitmuntende houtsneden.
C. Tichon (Bergen). Honden op loer, naar Van den Eyck.
W.P. Van der Veken. Martina Plantijn, naar P.P. Rubens; Portret van den heer V. Jacobs, lid der kamer van volksvertegenwoordigers; Portret van den heer dokter De Baisieux, hoogleeraar te Leuven.
F. Van Loo (Gent). Uitmuntende steendrukprenten: Onhandigheid, naar D. Col; De leeuw, naar F. Verhas; Het bezoek van den geneesheer bij Italiaansche boeren, naar E. De Jans; Paardenmarkt te Izolock in Hongarië, naar O von Thoren; Portretten, naar L. De Winne, en dat van den heer Woeste.
M. Vermeiren. Christus gekruist, naar A. Van Dyck, waarvan de Vlaemsche School in 1861, eene welgelukte penteekening gaf van H. Meyer.
E. Vermorcken. Deze verdienstelijke leeraar der Antwerpsche academie voor schoone kunsten heeft eene lijst met verschillende welgelukte proefafdrukken van houtsneden ingezonden, die zijn talent alle eer aandoen.
| |
| |
| |
Bouwkundige teekeningen.
Om die te zien, moet men terugkeeren naar zaal 11. Het getal tentoonstellers is niet groot, derhalve zullen wij ze allen vermelden. Van L. en H. Blomme zagen wij de uitmuntende teekeningen van het Jongensweezenshuis, gebouwd te Antwerpen in de Durletstraat, en van de te bouwen Parochiekerk van St.-Willebrords
De koopmansbeurs te Antwerpen.
Teekening en houtsnede van J. Pannemaker.
te Antwerpen, in ojivalen stijl der xiiie
eeuw; het plan van een Gemeentehuis
voor Borger hout, in den stijl der kunstherbloeiing.
E. Carpentier (Beloeil). Eene in aanbouw zijnde Parochiekerk te Spa, vol verdiensten.
H. Coenraets (Brussel) toont ons een eigenaardige Ontwerp-ingang van eenen tunnel.
E. Dieltiens. Lijst met de volgende lichtbeelden van gebouwen te Antwerpen uitgevoerd: Meisjesweezenhuis, Oudemannenhuis, Gebouw der waterwerktuigen (Antwerpen-Zuid) en het plan van een Stadhuis, in doorzicht.
A. Dujardin (Oostende). Plan van eene villa, in aanbouw op den zeedijk te Oostende, met een kleinmodel in pleister.
P.-P.-J. Saintenoy (Brussel). Ontwerp van een stadhuis in den Vlaamschen stijl der xvie eeuw. Plannen van grondmuur, kelders, benedenverdieping, dakwerk, hoofdgevel, achtergevel, zijgevels, enz., alles ter schaal van 0m02 per meter.
J. Schadde. De oorspronkelijke plannen van de Spoorhalle te Brugge en lichtbeelden en teekeningen van 8 kasteelen in Oost- en West-Vlaanderen onder zijne leiding hersteld en gebouwd, waartusschen zeer merkwaardige.
A.F. Schoy. Algemeen plan tot herstelling van de kerk van O.-L.-Vrouw van den Zavel, te Brussel. Zooals men weet, diende deze kerk, opgericht tusschen 1400 en 1549, voor de Fransche omwenteling, tot kapel aan de gewapende gilden van Brussel en hoorde toe aan den koninklijken eed der kruisboogschutters. Keizer Karel in 1512, Margaretha van Oostenrijk in 1518, Willem de Zwijger, prins van Oranje, in 1564, de infante Isabella in 1615, aartshertog Leopold in 1651 en de keurvorst van Beieren in 1698 schoten den vogel van den klokketoren der kerk en werden koningen en koninginnen van den grooten eed der Brusselsche kruisboogschutters uitgeroepen. Plannen van hoofd-, zij- en achtergevels, schaal van 0m01 per meter; plan van het in uitvoering zijnde groot portaal (westzijde); uitgewerkte studie met lichtbeelden van den toestand voor 1872. Schaal van 0m05 per meter.
F. Smet. Ontwerpsynagoge voor de Israëlietische gemeente te Antwerpen.
F. Truyman. Ontwerp voor de herstelling van het Steen te Antwerpen (10 ramen) en een hooggewerkt model in pleister dat uitgevoerd ongetwijfeld de algemeene goedkeuring zou bekomen.
L. Van Arenberg (Leuven). Gevel der Lambertuskerk bertuskerk te Heverle, gebouwd in 1879, en een model van een Huisgevel, te Leuven opgericht.
H.J. Wiertz. Ontwerp voor eene muziekschool.
| |
Openbare gebouwen.
Tusschen deze vermeldt de catalogus alleen de volgende werken te Antwerpen uitgevoerd: P. Dens, Vlaamsche schouwburg op de Gemeenteplaats; Het slachthuis; Het huis van Plantijn tot museum veranderd; Atheneum (zie 1883, blz. 177); Binnenverbouwing van het stadhuis, uitgenomen de zaal Leys, die J. Schadde tot bouwmeester had en waarvan wij hier op nevensgaande bladzijde een gezicht mededeelen.
G. Geefs & F. Van Dyk. Gedenkteeken der Fransche furie (zie onze blz. 74).
L. Hendrix. De drie eerste en de vier laatste tafereelen van den Kruisweg in de O.-L.-Vrouwekerk; De veertien statiën van den kruisweg in de St.-Jozefskerk. De andere zijn zooals men weet van Frans Vinck.
F.J. Joris. Standbeeld van H. Conscience (zie 1883, blz. 120).
J. Pecher. Gedenkteeken van J.F. Loos, ingehuldigd in 1875, en waarvan wij verder eene kleine houtsnede mededeelen.
J. Schadde. De Beurs, ingehuldigd in 1872 en waarvan wij hier eene houtsnede opnemen, ontleend aan den door ons op blz. 57 aanbevolen Guide d'Anvers, van den heer L. Kintsschots, gedrukt in de Augustijnsche drukkerij van Desclée, De Brouwer & cie.
| |
| |
| |
Belooningen.
De op 29 Juli te Brussel vergaderde aannemingsjury maakte de volgende lijst van kunstrechters op, die bij koninklijke besluiten van 4 en 9 Augustus werden benoemd (staatsblad van 7 Augustus en 1 September):
Schilderkunst. Leden: N. De Keyser, E. Fetis en J. Robie; bijgevoegde leden: A. Cluysenaer, J. Delin en A. Van den Nest (deze laatste heeft bedankt). Beeldhouwkunst. Lid: W. De Groot; bijgevoegd lid: Joz. Geefs. Bouwkunst.
Gedenkteeken van J.F. Loos, zie blz. 137.
Teekening en houtsnede van Ed. Vermorcken.
Lid: J. Janlet; bijgevoegd lid: P. Dens. Graveerkunst. Lid: J.B. Michiels; bijgevoegd lid: J. Demannez.
Den 6n Augustus werden benoemd de heeren E. Slingeneyer, K. Verlat en C. Van Camp ter vervanging van de heeren N. De Keyser, J. Robie en A. Cluysenaer die hadden bedankt.
De heeren K. Dumercy en A. Donnet vervulden het ambt van secretaris.
De vreemde afdeelingen waren als volgt vertegenwoordigd:
Duitschland. H. Deiters, H. Kaulbach, Schelsinger en Demerlein.
Oostenrijk. E. Felix, S. L'Allemand.
Frankrijk. A. Cabanel, Bailly, W. Bouguereau, E. Guillaume, L. Flameng, J. Meissonier.
Engeland. Bruze-Joy, E.A. Grattan.
Nederland. E.J. Boks.
Italië. G. de Sanctis, Fabj-Altini, ridder Mazzucchi.
Noorwegen. P.A. Petersen, G. Münthe.
Rusland. J. Klever, E. Colinet.
Spanje. Arim.
Zwitserland. J. Ducaju.
| |
Eeremaaltijd.
Volgens een oud en goed gebruik, bood de Maatschappij ter Aanmoediging van Schoone Kunsten op 15 Augustus den heeren juryleden een eeremaaltijd aan, in de wandelzaal van het gerechtshof, voor deze gelegenheid prachtig toegerust en opgesmukt met planten, bloemen enz. Op den achtergrond prijkte een vaandel van gouden laken met het schild der maatschappij: wt jonsten versaemt. Om de drieledige tafel schaarden zich een 100-tal gasten, waartusschen beroemde kunstenaars van het land, uit Frankrijk, Duitschland en andere landen.
De dischkaart, netjes en keurig in goud en kleuren gedrukt bij de heeren Bellemans, miste den kunststempel, welken zij vroegertijds steeds droeg, toen zij wijlen den talentvollen Frans Durlet en later P. Dens en H. Meyer door de handen ging.
Aan het nagerecht bracht de heer voorzitter Jac. Cuylits een heildronk uit op Z.M. den koning Leopold II en de hoofden van de ter plaatse vertegenwoordigde bevriende volkeren. Sprekers woorden werden hartelijk toegejuicht.
De beroemde kunstschilder J. Meissonier, voorzitter van de jury, wijdde in sierlijke taal een heilwensch aan de stad Antwerpen, Rubens' bakermat, en bracht op gelukkige wijze de feesten van 1877 in herinnering.
De heer Th. Smekens, daarna het woord voerende, zegde ongeveer het volgende:
‘Mijnheeren,
Namens de Koninklijke Maatschappij ter Aanmoediging van Schoone Kunsten, heb ik de eer den juryleden een heildronk te brengen.
Wel geducht is die eer, want ik ben niet in staat om in woorden hunner waardig te zeggen, hoeveel hartelijke bewondering wij koesteren voor die schaar uitgelezene mannen, gekozen tusschen de eerste kunstenaars niet slechts van ons land, maar van gansch Europa.
Ik zal het dan ook maar niet beproeven, en er mij toe bepalen, om, naar het voorbeeld van onzen voorzitter, u voor te stellen, hun een blijk te geven van onze diepgevoelde dankbaarheid.
In de ruimste mate zijn wij hun dit verschuldigd. Verlieten zij niet huis en land, zich onttrekkende aan geliefde werkzaamheden, om hier heel eene week te komen keuren en raad slagen, bij eene weersgesteldheid die verre van aangenaam was? En welk loon is hun daarvoor wedervaren?
Gij weet het, Mijnheeren, en aan die het niet weten, kan de weerklank dezer zaal het leeren: ieder pleiter heeft vier en twintig uren tijd om zijne rechters te verwenschen. En een kunstenaar die tentoonstelt, behoort mede onder de pleiters; zijn werk is zijn advocaat; het pleit voor hem in zoo overtuigde taal, dat hij zijn proces er zou mogen om winnen; maar er is in ieder gewoon rechtsgeding eene verliezende partij en in kunstgedingen staan de kansen nog slechter: van tien bekroningen, daar verdiend, is er nauwelijks eene te begeven.
Groot is dan ook het getal misnoegden, die, in hun verbolgenheid op de jury, zich soms het meest verbeten toonen op den keurder die hun werk heeft voorgestaan en verdedigd, zonder dat hij er mocht in gelukken zijn oordeel te doen bijtreden door zijne medeleden.
Zij, die zich de ondankbare taak lieten welgevallen, om keurmeester te zijn, hebben dan ook metterdaad alle aanspraak op erkentelijkheid.
Verzekerd mogen zij zijn, dat die erkentelijkheid onverdeeld bij ons bestaat en dat zij zal blijven voortleven in ons gemoed, met de herinnering aan de aangename uren die hun verblijf in ons midden ons heeft geschonken.
En wanneer zij, te huis, onzer eens weder voor den geest roepen, laat hen dan bedenken, dat er in het land van Rubens harten zijn, die warm voor hen kloppen.’
| |
| |
De gemoedelijke taal van den geachten spreker maakte een zichtbaar gullen indruk op alle aanwezigen en niet het minst op hen, die het voorwerp waren van zijnen lof.
Na hem voerde nog het woord de heer Jos. Delin, die hulde bracht aan de beroemde aanwezige kunstbeoefenaren, in den persoon van den heer J. Meissonier, voorzitter van de jury.
Ridder G. de Sanctis, commissaris der Italiaansche afdeeling voor schilderkunst, dronk op den bloei en voorspoed der maatschappij, en het welzijn van haar waardigen voorzitter, den heer Jac. Cuylits.
De heer ridder A. von Lindheim, afgevaardigde voor Oostenrijk, dronk op de Antwerpsche vrouwen.
Het feest liep omtrent middernacht af.
| |
Belooningen.
1e Afdeeling. Klasse 1 en 2. Schilderkunst, teekeningen, waterverfschilderingen enz.
Vroeger behaalde eeremetalen: A. Achenbach, te Dusseldorp; W. Bougereau, Parijs; H. Canon, Weenen; L. Knaus, Berlijn; F. von Lenbach, Munchen; J. Meissonier, Parijs; A. Morot, idem; Ch. Müller, Weenen; L. Passini, Venetië; L.G. Pelouze, Parijs; A. Stevens, J. Verhas en E. Wauters, Brussel.
Eeremetalen: A. Achenbach, Dusseldorp; H. von Angeli, Weenen; L. Bonnat, Parijs; L. Comerre; idem; F. Lamorinière, Antwerpen; F. Leighton, Londen; V. Makoffski, Rusland; O. Merson, Parijs.
Eeremetalen 1e klasse: V. Brozik, Parijs; J.T. Coosemans, Brussel; A. Corelli, Rome; A. Glaize, Parijs; H. Gude, Berlijn; J. Israëls, 's-Gravenhage; J. Le Blant, Parijs; L. Loefftz, Munchen; F. Schommer, Parijs; A. Verwee, Brussel; G.F. Watts, Londen.
Eeremetalen 2e klasse: F. Courtens, Brussel; W. Firle, Munchen; J. Georges-Bertrand, Parijs; A. Gordigiani, Florence; L. Gros, Poissy (Seine-en-Oise); Holmberg, Munchen; P. Maso, Spanje; H.W. Mesdag, 's-Gravenhage; R. Russ, Weenen; J. Stobbaerts en P. Van der Ouderaa, Antwerpen.
Eeremetalen 3e klasse: P.M. Beyle, Parijs; F. Carcano, Milaan; E. Carpentier, Cuerne; E. De Jans, Antwerpen; F.A. Delobbe, Parijs; A. Erdtelt, Munchen; T. Lacroix, Parijs; A. Laupheimer, Munchen; P.A. Leroy, Parijs; G. Moreau de Tours, idem; P.R. Morris, Londen; L. Nono, Venetië; L. Perrault, Parijs; F. Van Leemputten, Brussel; E. Ravel, Geneve; F. Rumpler, Weenen; E. Werenskjold, Christiana; E.S. Witkamp, Amsterdam.
Eervolle vermeldingen: T.H. Bachmann, Dusseldorp; L. Bazzaro, Milaan; O. Bjorck, Zweden; F. Bocion, Ouchy bij Lausanne; J. Brunet, Parijs; F. Calmettes, idem; G. Chierici, Reggio; H. Darnaut, Weenen; P.P. Hoeker, Berlijn; mej. B. Hubrecht, 's-Gravenhage; A. Hynais, Parijs; E. Joors, Antwerpen; mev. F. Kallmorgen, Carlsruhe; A. Kessler, Dusseldorp; A. Lahaye, Parijs; J. Montigny, Tervueren; H. Moore, Londen; A. Normann, Dusseldorp; H. OEhmichen, idem; P. Oyens, Brussel; mev. J. Peyrol, Parijs; mej. Roosenboom, 's-Gravenhage; F. Thaulow, Christiania; W. Tholen, Kampen; H. Van Seben, Brussel; T. Verstraete, Antwerpen.
| |
2e Afdeeling. Klasse 3. Beeldhouwkunst.
Vroeger behaalde eeremetalen: E. Carlier, Parijs; R. Dietz, Dresden; J. Dillens, Brussel; L. Longepied, Parijs.
Eeremetalen: E. Barrias, Parijs; J. Chaplain, idem.
Eeremetalen 1e klasse: J. Coutan, Parijs; G. Geefs, Antwerpen; V. Genuto, Napels; L. Mignon, Parijs.
Eeremetalen 2e klasse: L. Albert-Lefeuvre, Parijs; A. Cordonnier, Parijs; J. Cuypers, Brussel; F. Leenhoff, Parijs; H. Thornycroft, Londen.
Eeremetalen 3e klasse: D'Orsi, Hasselberg; E. Herter, Berlijn; J. Lambeaux, Antwerpen; M. Lock, Berlijn.
Eervolle vermeldingen: C. Barbella, Chito; I. De Rudder, Brussel; C. Namur, idem; R. Ockelman, Dresden; R. Pereda, Milaan.
| |
3e Afdeeling. Klasse 4. Bouwkunst.
Vroeger behaalde eeremetalen: Commissie der geschiedkundige gedenkteekens van Frankrijk.
Eeremetalen: L. Bernier, Parijs; C. Peters, 's-Gravenhage.
Eeremetalen 1e klasse: A. Ballu, Parijs, en L. en H. Blomme, Antwerpen.
Eeremetalen 2e klasse: O. Courtois-Suffit, Parijs; E. Dieltiens, Antwerpen.
Eeremetalen 3e klasse: M. Calinaud, Parijs; F. Truyman, Antwerpen.
Eervolle vermeldingen: L. Calmand, Parijs; A. Gemund, Haarlem.
| |
4e Afdeeling. Klasse 5. Gravuur en steendruk.
Vroeger behaalde eeremetalen: G. Biot, Brussel; C. Gaillard, Parijs.
Eeremetalen: T. Chauvel, Parijs; J. Jacquet, Parijs.
Eeremetalen 1e klasse: E. Bodven, Parijs; L. Lecouteux, Parijs; J.B. Meunier, Brussel.
Eeremetalen 2e klasse: E. Lefort, Parijs; L. Rousseau, Parijs; A. Sirouy, idem; J. Sonnenleiter, Weenen.
Eeremetalen 3e klasse: Antwerpsche etsers; B. Damman, Parijs.
Eervolle vermeldingen: F. Lauwers, Antwerpen; A. Léveillé, Parijs.
|
|