nen vier weken het examen. Weg met dat spook! Wij zijn jong, leve de vreugd!
Cavalier seul! en de armen en beenen gaan gelijk de lucht in; een helder handgeklap en de danser staat voor de danseres van zijnen vis-à-vis, eenige buigingen, een zwier of drie met haar in 't ronde en weer omarmt hij zijne eigene danseres.
En avant quat'! en weer rommelt en woelt alles dooreen. 't Is eene beweging die eene kwezel op vijf minuten dol zou maken, maar waartegen een student en een kermislief bestand zijn.
Galop! en huppelende toonen komen uit cornet en tuba, en licht en vlug vliegen de koppels over den natgegoten plankenvloer. Nu het allegro en presto! en vlugger nog draaien de dansers rond. Prestissimo! en het is een wild gekrioel van de dooreen zwaaiende menigte, hijgend en zwoegend.
Halt! Ronde! De cornetblazer in zijne hemdsmouwen komt van de stelling gesprongen. Arm aan arm wandelen dansers en danseressen; de dans is betaald, de cornetblazer-ontvanger schiet terug op de stelling en het klinkt: Polka!
Op de markt staat het vol kramen; daar tusschen wemelt eene bonte menigte: boeren met den blauwen kiel, boerinnekens met de veelkleurige doeken op het hoofd, lansiers met de witte koorden op de borst; alles lacht, alles is vroolijk, 't is kermis overal, in hemel en aarde; de zon verheldert gansch het vroolijk gewoel.
Daar rijdt een open tweespan de markt op. Op den bok nevens den koetsier zit een man in Turksche kleeding die met alle geweld de trommel slaat. In het rijtuig een heer in galakostuum, met zwarten rok en witten halsdoek. 't Is een tandentrekker!
- En ik zeg u dat het Mus is, riep een student.
- Wel ja, gij hebt gelijk, het is Mus,
- En de Turk is Rik.
- Maar zie dan, hij heeft eene zwarte pruik op.
Het rijtuig houdt stil. Boeren en heeren, boerinnen en dames scharen er zich rond.
Rik trommelt alsof hij de dooden moest wekken voor 't laatste oordeel.
Mus staat recht in het rijtuig en geeft eenige bevelen aan Rik dien hij Mustapha noemt. Het getrommel neemt een einde en Mus het woord.
- Gij, lijdende zielen op den aardschen bodem, komt luisteren naar het heugelijke nieuws. De dag is aangebroken waarop uw lijden in verblijden gaat veranderen. Eene troostrijke zending is de mijne. Komt dus allen tot mij, die, 't zij in armen, beenen, magen, harten, en bijzonder tanden eenige kwaal of pijn lijdt en ik zal u genezen, want ik ben dokter Willebaldus, met de toestemming van burgemeester en schepenen hier tegenwoordig, Mustapha, mijn trouwe dienaar, dien ik uit verre gewesten, gelegen tusschen Turkije en Californië, medegebracht heb, is door mij van den dood opgewekt door eenige druppels van mijn essentia beestorum. Zelfs hadden de wilde menschen die dat land bewonen en die half mensch en half paard zijn, den voet van mijnen trouwen dienaar afgebeten; en ik heb hem eenen nieuwen voet gegeven door het aanstrijken mijner zalf, die een mengsel is van mijnen essentia met ratelslangenvet. Toon uwen voet aan het geëerd publiek, Mustapha!
Dit laatste woord is niet koud of Rik heeft reeds zijne schoenen en kousen in het rijtuig liggen. Al de boerinnen komen gapende toegedrongen om Mustapha's voeten te zien.
- Hoe is 't mogelijk! 't Is een wonder, 't kan bijna niet zijn! en andere uitroepingen geven de maat der opschudding.
- Mustapha, doe uwe sandalen terug aan de voeten, beveelt dokter Willebaldus, terwijl hij een doodshoofd te voorschijn haalt en de boerinnen op dit zicht tien voet achteruit deinzen.
- Vreest niets, brave vrouwen, het is het hoofd van den braafsten der menschen die ik sedert meer dan twintig jaren gekend heb. Gij ziet dat hij nog al zijne tanden heeft en gij zult mij vragen hoe dat komt? En op die vraag zal ik u antwoorden: dat komt alleenlijk van mijne essentia. Nochtans heb ik hem zeven tanden getrokken en door de kracht mijner essentia zijn zij allen terug in den mond gegroeid.
Op dit gezegde ontstaat er eenige beweging onder het volk; eene oude boerinne wil met alle geweld hare zes overblijvende oude tanden laten trekken, met het vaste gedacht dat zij er twee en dertig nieuwe zal terug krijgen.
- Een weinig geduld, beste vrouw, wij zullen aanstonds de operaties beginnen. Vooruit, de muziek!
En Mustapha slaat op het ezelsvel met zooveel geweld dat voorzeker de ezel die het vel vroeger gedragen had, het in zijn graf moest voelen.
Gedurende dit solo haalt Mus een aantal messen, breekijzers en tangen te voorschijn. De schaar nieuwsgierigen trekt op dit zicht vijf meters achteruit.
- Komt nu tot mij, gij allen die door tandpijn gekweld zijt en ik zal u verkwikken; ik trek alle tanden, zonder pijn noch smart. Komt tot mij, komt maar op!
Een jongeling springt in het rijtuig, hij houdt den vinger in den mond en huilt als een bezetene.
- Wel dat is Jan Blokker, fluisterde een student tot zijnen gezel.
- Ja ik zie het, is het antwoord, ze zijn weer met hun drieën bijeen, dat zal wat gaan worden hier.
- Waar is de pijn? roept Willebaldus, die eene blinkende tang in handen heeft,
- Och... Och... aïe.. aïe... hier, mijnheer..
Mus duwt hem op de bank van het rijtuig, steekt hem de tang in den mond en haalt eenen kolosalen paardetand te voorschijn.
- Wacht nu, hier wat essentia aangestreken! 't is klaar, voelt ge nog pijn?
- Ik heb niets gevoeld, mijnheer; wat ben ik tevreden. Hoeveel kost het?
- Een frank voor den tand en een voor de flesch essentia; men betaalt aan Mustapha!