De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Het gerecht en het Landhuis van Waas te Sint-Nicolaas.Het hoofdcollege van Waas, dat de beroepsrechtbank was van het zoogenoemde Land van Waas en de verdeeling deed van alle regeeringslasten, inzonderheid van de krijgscontributiën, bezat in de xvie eeuw nog geen gebouw om zijne vergaderingen te houden. Een groote op de markt staande lindeboom, die den hoofdschepenen bij zonnebrand een verkoelend lommer schonk, was de plaats, waar zij hunne oordeelen uitspraken, het justitiepaleis der middeleeuwsche beroepsrechters van het Land van Waas! Aangroei van beschaving nochtans brengt weelde bij of minstens zucht tot gemak. Daarbij, de magistraten van het hoofdcollege bezochten weleens steden als Gent, Antwerpen. Aalst of Dendermonde, merkten daar hoe de eer en het belang der justitie de oprichting gevorderd had van een gebouw, waar de vierschaar kon worden gespannen, zonder door de menigte verontrust te worden. Zekerlijk, te St.-Nicolaas was onder dit opzicht geene zoo drukke bezigheid als in de minste der genoemde plaatsen; maar door den aangroei der bevolking waren de rechters daar op den duur verplicht veelvuldiger bijeen te komen dan de keure had voorgeschreven, ten einde iedereen weten recht te kunnen verleenen, die 't hun verzocht, zonder te rekenen dat slechts een beperkt getal weken des jaars in de Vlaamsche luchtstreek geschikt zijn om onder den blooten hemel stil neer te zitten. Kortom, in 1513 kwam het eerste denkbeeld bij de hoofdschepenen op om een landhuis te doen bouwen, welk ontwerp door het leenhof, de mindere wetten, de notabelen en het volk bereids werd goedgekeurdGa naar voetnoot(1). De griffier vergeten hebbende deze beslissing aan te teekenen in zijn verslag, zoo werd het voorstel in eene volgende zitting vernieuwd en andermaal goedgekeurd. Tusschen die stemming en de uitvoering des ontwerps zou evenwel nog een betrekkelijk lange tijd verloopen. Wat de oorzaak er van was, wordt niet gemeld; wij zien, dat de hoofdschepenen in 1518 op de markt van St.-Nicolaas voorloopig een houten huisje deden timmeren, zooals blijkt uit een register van dien tijdGa naar voetnoot(2). Dit kan het Landhuis niet geweest zijn waarvan sprake is in de twee beslissingen van 1513, te meer, daar het wel een dak gaf aan de hoofdschepenen, maar niet aan de partijen, die tijdens de beraadslaging der rechters moesten buiten blijven. Nog eene andere omstandigheid maakte den bouw van een behoorlijk lokaal wenschelijk. De archieven van 't Land van Waas, tot dan toe bewaard in de abdij van Boudeloo, werden zoo talrijk en moesten zoo veelvuldig geraadpleegd worden, dat eene bewaarplaats dichter bij de hand, dan Sinaai, noodig was. In 't begin van 1551 kwam er te St.-Nicolaas, op de markt, een eigendom te koop, dat den hoofdschepenen alleszins geschikt scheen om tot zetel hunner werkzaamheden ingericht of herbouwd te worden. 't Was ‘zekere hofstede ende een schoon steenen huus.... met schoone redelicke spacieuse erfve,’ waar gewoond had wijlen Joost Tack en die geschat was op de som van 1,500 gulden, of 100 pond grooten, welke som gedeeltelijk gevonden zou worden ‘in de penningen van mevrouw van Hoorne’ en de opbrengst van ‘een zeker becken van zelvere metten waterpot,’ het college toebehoorende. Het tekort zou op het Landhuis zelf gehypothekeerd worden. Deze aankoop werd den minderen wetten ter goedkeuring voorgelegd, maar ditmaal was die verre van algemeen te zijn: niet min dan zeven gemeenten weigerden stellig in de uitgave tusschen te komen, te weten: Lokeren, Daknam, Waasmunster, Elversele, Melsele, Belsele en Zwijndrecht. De tegenstrevers gaven voor, dat de hooge vierschaar des Lands van Waas maar 6 maal 's jaars volgens de keure moest gehouden worden, en het derhalve nutteloos was zulken koop te doen, ‘bijsundere gemerct zijlieden hoofdscepenen hunne plaetse ende vierschare groot ende competent hebben gehadt ende noch hebben, daer zijlieden ende haere voorzaten voor l, lx, lxx ende hondert jaren mede te vreden zijn geweest.’ Deze ‘pertinente antwoorde’ (meenden de schepenen der gemelde gemeenten) was voldoende om den voorgestelden koop te doen onderblijven: maar het hoofdcollege dacht er geheel anders over, sloeg den koop toe, deed groote herstellingen aan 't gebouw verrichten en lokalen bijmaken. De tegenstanders bleven ook niet werkeloos: zij dienden eene klacht in bij den koning, die, na den raad van Vlaanderen gehoord te hebben, den 19n October 1557 den koop nietig verklaarde en den hoofdschepenen beval ‘op zekere groote peyne...... dat zij terstont ende zonder delay ofte vertrecke laten varen, aunulleren ende te nieuten doen den voornoemden coop van den voorn. huuze ende erfve,’ om te blijven ter plaatse, waar vroeger de vierschaar was gehouden. Bovendien luidde het bevel, dat den zeven weerstrevigen gemeenten het aandeel zou worden weergegeven, dat hun voor den aankoop en 't herstel des Landhuizes was geëischtGa naar voetnoot(1). Op hunne beurt wendden de hoofdschepenen zich nu tot den koning, met verzoek om den aankoop van 't Landhuis te willen bekrachtigen; zij moesten (gaven zij voor) vergaderen in eene herberg, ‘zeer tot hueren onwillen ende leetwesen, daar zij dicwils int termineren de processen, van de dronckaerts overvallen ende gheparturbeert worden, zoo inde voors prochie, om die weeckmarct daer zijnde, veel uytende ingeloops es.’ Zes en vijftig jaren geleden (zegden zij verder) kon men ter nauwernood daar een kwart uurs aanhoudend blijven zitten, ‘zoo tvolck aldoe goddelik uprecht ende geheel was, dat daer voir de supplianten voorzaten in rechte twee oft drie processen ten alder hoochsten niet en waren hanghende; ende overmits de groote multiplicatie van volcke, int voorn. Landt nu geaccusseert ende opgewassen, zoo zijn die processen, questien ende geschillen zoo vermenichfuldicht, dat de supplianten hebben | |
[pagina 96]
| |
altijds geseten in justicie een, twee, drie hueren, ende somtijds langher, in een huuseken aen alle houcken open, subiect die tempeesten ende onweder van den hemel, als vorst, sneé, caude, reghen, hagel ende sturm, daarbij eene goede partije van de supplianten voorzaten, ongewone zulcke tempeesten zoolanghe te verdragen, gevallen zijn
Oud Landhuis van Waas te Sint-Nicolaas in de xviiie eeuw.
Teekening en houtsnede van Ed. Vermorcken. in groorte crancten, daerof zij gecomnen zijn van levenden lijfve ter doot; ende partijen contendanten stonden al bloot onder den blauwen hemele.......Ga naar voetnoot(1)’ Mogelijk hadden de hoofdschepenen de zaken door een vergrootglas gezien, wat zij gemakkelijk doen mochten, vermits de feiten met betrekking tot hunne voorgangers niet te onderzoeken waren; hoe 't zij, de koning gelastte den raad van Vlaanderen te St.-Nicolaas een enquest te doen en partijen tot eene overeenkomst te brengen. De poging bleef zonder uitwerksel en de koning zond den 28n Februari 1558 den hoofdschepenen een octrooi, waarbij de koop van 't Landhuis ten laste der algemeenheid van 't gewest goedgekeurd werd, op voorwaarde, dat de wethouders maar twee kamers des gebouws voor zich houden mochten en 't overige aan den meestbiedende moest in pacht worden gegeven. Bovendien werd het hoofdcollege verboden eenige verandering aan het gebouw toe te brengen, zonder een bijzonder octrooi, en moest het een met het ander de goedkeuring hebben van de meerderheid der dorpen. Deze laatste bepaling gaf den tegenstrevers nieuwen moed, en hunne werking tegen 't hoofdcollege voortzettende, wisten zij het zoo verre te brengen dat de gemeenten Bazel, Nieuwkerke, St.-Pauwels, ja zelfs St.-Nicolaas, zich bij de opposanten voegden eh daardoor de meerderheid aau dezer zijde was. Men vraagde daarop den koning een nieuw octrooi, dat het voorgaande zou te niet doen.... Tot zulk spel kon evenwel de koning onmogelijk de hand leenen, en alle verdere betwistingen en geschillen willende voorkomen, zond hij den 28n Juni 1560 een nieuw edict, dat den aankoop, gedaan ten behoeve der algemeenheid, eenvoudig goedkeurde, zonder eene bijtreding van de gemeenten te vorderenGa naar voetnoot(1). Het hoofdcollege schijnt de voorwaarde, hem nopens 't verhuren van een deel des Landhuizes gesteld, niet onmiddellijk te hebben vervuld; althans eerst in zitting van 2 December 1599 werd het besluit genomen ‘dat men voortaen zal verhueren het Landhuys, bij kerckghebodenGa naar voetnoot(1).’ De verpachting geschiedde telkens voor drie jaren en was, voor de eerste maal, gedaan ten prijze van 8 pond 6 schellingen 8 deniers in 't jaar. Een deel des gebouws diende tot herberg van de hoofdschepenen, die buiten St.-Nicolaas verbleven. Ten jare 1610 werden er aan 't Landhuis eenige veranderingen toegebracht en in 1637 eene groote zaal of collegekamer gebouwd, van welk gedeelte nog heden de gevel ongeschonden is overgebleven. De kosten werden geraamd op ongeveer 4,000 gulden. In 1672 werd het gebouw merkelijk vergroot door de toevoeging eener kamer voor de beraadslaging in twee bureelen, welke plaatsen nadien tot herberg werden gemaakt, geheeten A la Belle Vue. Nevensgaande houtsnede stelt den gevel van het gebouw voor, zooals hij was in de xviiie eeuw. Ten jare 1681 werd de groote zaal versierd met eene monumentale schouw in marmer; in 1694 bekwam het Landhuis eenen zonnewijzer en in 1725 twee nieuwe kamers. De hoofdschepenen waren voornemens in 1732 een gansch nieuw gebouw op te richten, en vroegen daarvoor een plan-ontwerp aan J.-B. Bara en zoon, metselaars te Brussel, die deswege eene vergelding ontvingen van 10 pistolen. Acht jaren nadien leverde Nicolaas-Jozef Anneessens, te Brussel, 24 stoelen en zetels, waarvoor het hoofdcollege 59 pond 14 schellingen 10 grooten betaalde. Onder de kunstvoorwerpen, die de collegekamer van 't Landhuis versierden, is te melden een groot tafereel, voorstellende: De Inhuldiging van Philip den Schoone als heer van het Land van Waas, den 7n Juni 1497, geschilderd door Gillis-Jozef Smeyers en thans op het stadhuis te St-Nicolaas. Er waren toen ten Landhuize niet minder dan 15 tafereelen, de reeds vermelde en 14 portretten, waaronder de beeltenissen van Karel II en verschillige gouverneurs van de Oostenrijksche Nederlanden. Voorts vond men er een aantal wapenblazoenen van overledene vorsten, eene tamelijk goedgevulde kast met zilverwerk, eene groote penteekening op perkament enz. - Zeggen wij, ten slot- | |
[pagina 97]
| |
te, dat in 1739 eene som van 51 pond 4 schellingen 4 grooten werd uitgegeven om eenige kamers van 't Landhuis met damast (116 ellen 3/4) te behangen. Na de afschaffing des hoofdcolleges door de Fransche republikeinen werd het Landhuis tot nationaal goed verklaard. Den 19n Floreal ive jaar (8 Mei 1796) werd het ingericht tot eene gendarmerie, terwijl de ongebruikte lokalen door 't stadsbestuur benuttigd werden. In de eerste jaren dezer eeuw hielden de gemeenteraad en de rechtbank van enkele politie er hunne zittingen. De hof van 't Landhuis werd den 29n Germinal xiie jaar (19 April 1804) in pacht gegeven aan de stad, om te dienen tot een kerkhof. Den 9n December 1808 ging het Landhuis, ter uitzondering van het deel, door de gendarmen betrokken, bij koop over aan Lodewijk Heynderickx, voor de som van 23,000 fr. Weldra werd de voormalige hof, na eenigen tijd tot kerkhof gediend te hebben, door den nieuwen eigenaar verkocht en met huizen bebouwd. In 1822 stond het Nederlandsch gouvernement een deel der gendarmerie af aan de stad St.-Nicolaas, die er een nieuw gebouw deed oprichten, waarvan het bovendeel tot teekenschool werd benuttigd en het gelijkvloers diende tot openbare waag en militiezaal, deze laatste ten jare 1824 in vleeschhal veranderd. De vleeschhal bleef maar in wezen tot korts na 1830, en de gendarmerie, in 1846 afgebroken, werd herbouwd, zooalsmen ze nu nog ziet. Volledigheidshalve vermelden wij het lot van dit gedeelte van liet gebouw, welks oorspronkelijke gevel nog bewaard is Na de veiling van 1808 werd het eene herberg, voor uithangteeken den Tinnen Pot voerende, en in 1875 het eigendom der Société littéraire, die er zich vestigde. De bouwmeester Bureau, van Gent, schikte het gebouw op en bracht het tot zijn oorspronkelijk karakter terug. De Potter en Broeckaert. |
|