De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Museum der godshuizen te Antwerpen.Het plan, waarvan wij het bestaan deden kennen in onzen jaargang 1869, blz. 38, om met behulp van de kunstgewrochten, die in bezit zijn
Teekening en houtsnede van wijlen J. Hemeleer.
van de bestiering der godshuizen van Antwerpen, een klein museum tot stand te brengen, zal eindelijk tot uitvoering komen. Er is voor de tentoonstelling der bedoelde kunstgewrochten een goed lokaal gevonden: de kapel van het ontruimde Maagdenhuis, in de lange-Gasthuisstraat, nr 29, te AntwerpenGa naar voetnoot(1). Het boven de ingangpoort prijkende prachtig half verheven beeldhouwwerk, voorstellende een aantal jonge meisjes, welke door eene meesteres worden onderwezen, alsook eenige weeskinderen, die aan de deur van het gesticht worden aanvaard, in de xvie eeuw, zeer waarschijnlijk gemaakt door Cornelis Floris alias De Vriendt (zie 1882 blz. 101) en waarvan wij hiernevens eene houtsnede mededeelen, is hersteld geworden in 1840, ter gelegenheid van de Rubensfeesten door den beeldhouwer J.J.F. Van Hool (1812†1863); thans ondergaat het bovenste gedeelte vrij groote herstellingen, welke zijn opgedragen aan den beeldhouwer E. De Plijn. Onder het beeldhouwwerk leest men de volgende opschriften, gehouwen in den steen:
Tot eerlick onderhoudt van meyskens cleene
Die namaels duer armoede mochten sneven
Heeft een godtfurchtich (sic) man wt liefden alleene
Dit godshuys wel begaeft onbekent in dleven
De opvolgers van den stichter voegden er later bij:
Dese goede man is wt dit leven genscheyden den xix november m.d.lxii. Hy heeft geleeft ljxxiij, jaren ende was genaampt Jan van der Meere coopman alhier Het museum in het Maagdenhuis zal binnen kort opengesteld worden voor het publiek. Het bevat 104 tafereelen. De stukken die er werden in opgenomen, komen uit van bestemming veranderde liefdadige en godsdienstige gestichten te Antwerpen, godshuizen, kapellen, enz. De in 1875 voor deze zaak door den heer C. Delcour, minister van binnenlandsche zaken, benoemde commissie was samengesteld uit de heeren F. De Braekeleer, C. De Brou, N. De Keyser, J. Dyckmans, E. Meeus en J.B. Van Rooy. De verdoeking, parketeering en herstelling van schilderijen geschiedden door de heeren N.H. Cassaerd, Cusner, S. De Heuvel, P. Kremer, P.E. Nicolié, F. Sacré en C.J. Van der Haegen. De kunstschilder-beeldhouwer J.B. Van Rooy, die de bestuurder-bewaarder van deze nieuwe instelling is, heeft recht op den meesten dank, zoowel van de bestiering der Godshuizen als van zijne medeburgers en kunstvrienden, voor het zeer werkzaam deel dat hij nam aan de rangschikking en de keus der stukken, de leiding der reinigingen, herstellingswerken, plaatsing, enz. Wij geven hier de lijsten der beeldhouwwerken, schilderingen, enz., waarover de bestiering der godshuizen voor het nieuw te openen museum heeft te beschikken gehad. In de lijsten vindt men melding gemaakt van de gestichten, waarin de kunstwerken zich bevonden in het jaar 1870. Tusschen de stukken die niet zullen bijgezet worden in het nieuw museum zijn er verscheidene die evenwel genoegzaam verdiensten daartoe bezitten, maar allereerst groote herstellingen zouden moeten ondergaan. |
|