nen. Hij schilderde niet al te veel, maar wat hij leverde en ten toonstelde, werd bewonderd en vond liefhebbers. Zijne stukken hadden naam en werden den kunsthandelaars voor grof geld weder afgekocht, ofschoon hun schepper er een slechts zeer bescheiden prijs voor vorderde. Dat toch was hem tamelijk onverschillig, evenals hij zich ook zeer weinig om den roem bekommerde. Hij haatte zelfs bijna de voortbrengselen van zijn penseel, want zoodra hij een stuk gereed had, ontdekte hij daar zooveel gebreken in, welke hij alleen opmerkte, dat hij het liefst dadelijk uit zijn gezicht verbande. Hij was al te streng in zijne eischen aan de kunst en aan zichzelf, om ijdel, zelfzuchtig of geldgierig te worden; hij streefde slechts naar innerlijke bevrediging, en deze kon alleen het hoogste in de kunst en de verwezenlijking van zijn eigen ideaal hem verschaffen.
In den zomer trok hij met ransel, wandelstok en schetsenboek de stad uit, waarheen zijn lust of luim hem voorttrok slechts, - soms diep de Alpenwereld in, soms naar 't verre zeestrand, soms door bosschen, dalen en wildernissen, om overal nieuwe denkbeelden en versche indrukken in de schatkameren dier natuur te zoeken, zonder welke de ware kunst onmogelijk bestaan kan; want de natuur moet de kunst baren, zogen, voeden, begeesteren, en als de kunst de hand der natuur loslaat en alleen wil gaan, dan worden hare scheppingen misgeboorten of dwergen die eene poos lang hun kwijnend, ziekelijk, belachelijk bestaan voortslepen, om spoedig in vergetelheid weg te zinken.
Hoog boven in de eeuwige bergen luisterde hij naar de stemme Gods in de winden, die daar bulderden en loeiden, 't Was hem daar of slechts de wolken, die de toppen van het hoog gebergte omsluierden, hem 't aanschijn des Heeren en de majesteit van zijnen troon onttrokken. Of lag hij buiten op eene over den oceaan uitspringende klip, dan openden zich hem heinde en ver uitzichten en tonen, vreemd, ontzagwekkend en hartverheffend schoon: de lage, onbewegelijke gezichteinder, wiens grens geen menschelijk oog vermag te bereiken; het water in zijne eeuwige onrust en beweging, dat dag en nacht wild golfde, of in langzame, onafgebroken deiningen voortrolde, of daalde en rees als de borst van een rustig slapend kind; - de beschutte baaien met haar vlak strand van geel zand; - de klippen, die als met bleeke, barsche, ernstige gezichten uitzagen in zee, en toch ook soms weder roodachtig gekleurd en met gouden waas overtogen schenen te glimlachen, als de zon bij haar opgaan of voor 't scheiden ze kuste. - En rondom hem toe, onder hem, binnen het bereik zijner hand, welk een schat van kleine wonderwerken in de kleine ruige pollen van gras, biezen of mos, in de bladeren van onbekende, nooit geziene planten, die bij honderden al de toestanden van haar bestaan volkomen doorloopen, en dit alles op zoo klein, nietig, beperkt plekje gronds! en dan daartusschen nog zwermen van even kleine en even volmaakte insecten, vliegen en torren met doorzichtige vleugels en regenboogkleurige, glanzige of gevlekte schilden, die hier als in onmetelijke bosschen omzwierven en dartelden!
En dan het bosch, het lievelingsverblijf van onzen schilder! - Wij zullen dit deel gesloten laten, want zijne bladen zijn even ontelbaar als het loover der boomen en geen mensch zal ooit een toereikenden levensduur hebben, om er de laatste bladzijde van uit te lezen.
Voor Elberg was zinnelijkheid een woord, dat alle beteekenis had verloren. Hij was jongeling geweest en had den rijpen mannelijken leeftijd bereikt, zonder zich door een van die 't zij natuurlijke 't zij kunstmatige wenschen of eerzuchtige bemoeiingen van het spoor te laten leiden, die anders van de loopbaan van den mensch en de gezellige wereld als bijna onafscheidelijk worden beschouwd. Hij vereerde de schoonheid in om 't even welke gedaante ze hem voor oogen trad, doch slechts met het oog der ziel en dan in haar allerreinste wezen.
Zijn leven was nu voor de helft verbruikt, het merk der volste mannelijke rijpheid stond hem op het voorhoofd gedrukt, het tijdpunt naderde, dat zijne levenszon haar toppunt verlaten en naar gene zijde afklimmen moest; en hij had nu oogenblikken, dat hij eene donkere, onbestemde behoefte gevoelde, een stil, heimelijk, machtig verlangen - hoe hem dat aanwoei, wist hij zelf niet - naar een wat warmer en meer wezenlijk gevoel, dan die schimmen van groote mannen en vrouwen hem inboezemen konden. Deze buien van weemoedig verlangen kwamen en weken, schoon dit laatste nooit voor lang, en hoe dikwijlder zij terugkeerden, zoo veel te langer hielden zij ook aan.
Maar hoe dat onbepaalde verlangen te bevredigen? Zijne weinige verkeering met de vrouwen en mannen der werkelijkheid had hem nooit met personen in aanraking gebracht, welker omgang ook maar eenigermate de ledigheid beloofde aan te vullen, die zich in zijn hart telkens meer deed gevoelen en bij den dag kwellender en pijnlijker werd.
Op een stillen Octoberdag, toen Frans weer voor een paar weken den wandelstok in de hand had genomen, daalde hij de noordwestelijke helling der Vogezen af en kuierde, van Landau gekomen, weer op de Fransche grens toe. Dien ganschen dag had zijn pad hem door het herfstachtig gekleurde bosch geleid, en hij stapte nog dapper door, toen eene dunne, blauwe rookzuil, die niet ver voor hem uit in de onbewogen lucht opsteeg, zijne aandacht trok. Onwillekeurig zijn tred nog wat bespoedigende, kreeg hij al spoedig een vlammend houtvuur in 't oog en hoorde boven 't knappen en knetteren daarvan de rauwe, gillende stem van een vrouwspersoon uitklinken. Bij 't naderen merkte hij, dat hij eene legerplaats van zwervende koorddansers of kunstenmakers van de geringste soort voor zich had, die 't land doortrokken en slechts in de afgelegenste dorpen hunne voorstellingen gaven. Het gansche gezelschap was afwezig, behalve de oude vrouw die hij had hooren spreken, en een dertien- of veertienjarig meisje, klein van gestalte, donker van huid en lokken, met scherpgeteekende trekken, doch met leden, die in hunne kleine afmetingen onberispelijk waren, en met heerlijke, wilde, donkere oogen van ongewone grootte, die onder 't over haar gezicht neerhangend ravenzwart