| |
Joanna-Desideria Courtmans geboren Berchmans.
Deze voortreffelijke schrijfster is in 1812 geboren te Audeghem in Oost-Vlaanderen, waar haar vader burgemeester was. Haar eerste onderwijs genoot zij op het dorp bij den dorpsschoolmeester en in kostscholen te Lessen en Gyseghem. In 1836 trouwde zij met Jan-Baptist Courtmans (1811 + 1856), alstoen onderwijzer aan eene stadsschool te Gent. Haar eersteling (een dichtstuk) verscheen in 1840 in het Nederduitsch Jaarboekje. In 1843 werd haar man benoemd als leeraar aan de normaalschool te Lier. De echtgenooten Courtmans bewoonden deze kleine stad gedurende 12 jaren. In 1856, na het overlijden haars echtgenoots, ging mev. Courtmans zich metterwoon te Maldeghem vestigen, waar zij eene kostschool opende en nog verblijft. Als dichteres werd zij onder andere bekroond te
| |
| |
Veurne in 1841; te Eecloo en Dixmude in 1842; te Poperinghe in 1851; te Antwerpen in 1855; te Rousselare in 1858.
Wij laten hier de lijst harer bekroonde en verschenen werken volgen: Dichtkunst.
1841. |
Maria Theresia, lierzang; |
1842. |
Pieter de Coninc; |
1842. |
Philippina van Vlaenderen; |
1842. |
Karel van Poucke; |
1842. |
Karel Van Mander; |
1843. |
Margaretha van Brabant; |
1845. |
Tuiltjes voor Godvreezenden; |
1851. |
België's eerste koningin; |
1855. |
Een handvol gedichtjes voor mijne kinderen; |
1855. |
Marnix van St.-Aldegonde; |
1858. |
Lofdicht op het Pausdom. |
|
Tooneelstukjes: |
1855. |
Poets wederom poets; |
1855. |
Twee weezen in de kostschool; |
1856. |
De rentmeester. |
|
Verhalen: |
1856. |
Helena van Leliëndal; |
1861. |
De Vlaamsche burgemeester van 1819; |
1862. |
Anna de bloemenmaagd; |
1862. |
De gemeente onderwijzer; |
1863. |
De zwarte hoeve; |
1863. |
De bloem van Cleit; |
1863. |
De zoon van den molenaar; |
1863. |
De bondgenoot; |
1864. |
Griselda; |
1864. |
Livina; |
1864. |
Het geschenk van den jager; |
1865. |
De hut van tante Klara; |
1865. |
Drie testamenten; |
1866. |
Genoveva van Brabant; |
1866. |
Het plan van Heintje barbier; |
1867. |
De zaakwaarnemer; |
1867. |
Edeldom; |
1867. |
De zoon van den mosselman; |
1867. |
Twee zusters; |
1868. |
Nicolette; |
1868. |
Moeder Daneel; |
1868. |
Tante Sidonie; |
1869. |
De schuldbrief; |
1869. |
Moeders spaarpot; |
1869. |
Tegen wil en dank; |
1869. |
Een is genoeg; |
1871. |
Christina van Oosterwei; |
1871. |
Bertha Baldwin; |
1872. |
De wees van het Rozenhof; |
1872. |
't Was te ver gekomen; |
1873. |
Het rad der fortuin; |
1878. |
Karel Klepperman; |
1882. |
De hoogmoedige. |
Het tijdschrift Europa bevat van mevrouw Courtmans een 12-tal verhalen; het Nederduitsch letterkundig Jaarboekje 19; de Vlaamsche School 3 en het Nederlandsch tijdschrift 1.
Verscheidene verhalen van de hoogst verdienstelijke schrijfster werden herdrukt, andere vertaald; tot deze laatste behooren Het geschenk van den jager, waaraan de vijfjaarlijksche letterkundige staatsprijs ten deele viel; L. Hymans bezorgde van dezen fraaien roman eene Fransche, dr. E. Buchele, te Stuttgart, eene Hongduitsche vertaling; de Gemeente Onderwijzer werd in het Fransch overgezet door Ed. Barlet; Griselda en Het rad der Fortuin in het Duitsch door M. Van Becelaere te Einsiedelen (Zwitserland); De hut van Tante Klara in het Fransch door der schrijfsters zoon Emiel; de in de Vlaamsche School verschenen Tante Sidonie, De bloem van Cleit en nog een verhaal door Paul Fredericq.
Over de bekwaamheden der rijk begaafde vrouw behoeven wij wel niet uit te weiden. Wie onzer lezers kent die niet?
In de ruimste mate, onder alle opzichten, is zij de hulde waardig die haar staat gebracht te worden. Zij heeft opgewekt ten goede, zij heeft geleerd en gesticht, onverdroten, onvermoeid den rijkdom van haar edelen geest en haar liefderijk hart ten beste gevende voor een iegelijk, zonder onderscheid van rang of stand. Duizenden in den lande heeft zij op duurzame wijze aan zich verplicht en de vele geslachten die na ons hare werken zullen lezen, zullen niet minder reden hebben dan wij om mevrouw Courtmans dankbaar te zijn. De hulde van het nageslacht is haar dan ook verzekerd.
Laten wij ons intusschen beïeveren om een gretig gebruik te maken van het voorrecht, hetwelk ons geschonken wordt, der talentvolle schrijfster, terwijl zij nog in ons midden verblijft, onze eerbiedige waardeering en diepgevoelde erkentelijkheid te betuigen op eene harer passende wijze.
Al wie zich daartoe maar eenigszins in de gelegenheid bevindt, behoort deel te nemen aan de ophanden zijnde feestviering. Zooals wij reeds op blz. 50 hebben gemeld, is de 14de Mei de voor de plechtigheid vastgestelde dag. Het programma van de feestviering luidt als volgt:
GEMEENTE MALDEGHEM.
FEEST TER EERE VAN
VROUWE COURTMANS
GEVIERD
op Maandag 14n Mei 1883, 2n Sinksendag.
Om 1 uur namiddag
Plechtige optocht
der deelnemende maatschappijen, van de statie naar de woning van Vrouwe Courtmans.
Om 1 1/2 ure, CANTATE, muziek vervaardigd door A. Dobbelaere, woorden van C. Willems, uitgevoerd door 200 executanten.
Om 2 ure, FEESTMAAL
en aanbieding der geschenken aan vrouwe Courtmans. Op hetzelfde uur FESTIVAL voor harmonie-, fanfaren- en zangmaatschappijen, ten getale van 40. - Om 6 ure, verloting der geldelijke premiën tusschen de deelnemende maatschappijen. Om 9 ure, VUURWERK, vervaardigd door de heeren Henri Caes & co, opvolgers van M. Pierre Ricard, vuurwerkmakers des konings, te Brussel.
ALGEMEENE VERLICHTING.
Bijzondere treinen, met stilstand in al de tusschen-statiën, zullen door het bestuur van den spoorweg Gent-Eekloo-Brugge worden ingericht.
Namens de inrichtings-commissie:
De secretarissen, H. De Baets, Lod. De Vriese,
De voorzitters, F. De Potter, P. Geiregat.
Gezien en goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen der gemeente Maldeghem.
De secretaris, F. Van Hoorebeke,
De burgemeester-voorzitter, D. De Meyere.
| |
| |
Maandag 14 Mei, ten 7 ure 12 minuten 's morgens, vertrokken wij uit Antwerpen over Gent naar Maldeghem, welke laatste plaats wij rond elf ure bereikten. De aloude zeer schoone gemeente was fraai versierd met vlaggen, wimpels, groen en bloemen. Er waren duizende
Op steen geteekend door H. Verbeyst.
menschen te been en de toeloop van vreemdelingen scheen nog vooreerst niet te zullen verminderen. Schier onafgebroken tot ruim 1 uur zagen wij van alle kanten nieuwe scharen van bezoekers opdagen. Onmiddellijk na onze aankomst, begaven wij ons met eenige vrienden naar de woning van mev. Courtmans, om der geachte schrijfster, die wij in den besten welstand aantroffen, onze broederlijke omhelzing en eerbiedige groete met onzen heilwensch te brengen.
Wij kuierden vervolgens de gemeente eens rond en namen met genoegen waar hoe recht van harte een iegelijk met de feestviering ingenomen was.
Zeer vele ingezetenen hadden hunne huizen met opschriften ter eere van de heldin van den dag versierd.
Een waarlijk prachtig weder begunstigde het feest.
In de nabijheid van mev. Courtmans' woning was eene verhevenheid gemaakt, waarop de voortreffelijke schrijfster, omringd van hare kinderen en verdere familieleden, het kwart na 2 ure plaats nam. Mev. Courtmans droeg een zwart satijnen kleed en een smaakvol hoofdtooisel van kanten en viooltjes. Aan haren hals schitterde het juweel, haar in 1841 geschonken door Ferdinand I, keizer van Oostenrijk, als een blijk van waardeering van haar te Veurne bekroond dichtstuk Maria-Therezia.
Even over tweeën was de stoet opgesteld, die door mev. Courtmans in oogenschouw zou worden genomen, van op de plaats waar zij was neergezeten,
Aan het hoofd bevonden zich gendarmen te paard, in groote wapenrusting.
Dan volgden: de muziekmaatschappij van Maldeghem, onder de leiding van den heer Dobbelaere; - de burgemeester van de gemeente Maldeghem, de heer De Meyere-De Vildere, omgeven van de overige leden van het plaatselijk bestuur; - de plaatselijke inrichtingscommissie voor de feestviering; - eene schaar in 't wit gekleede jonge meisjes uit de gemeente, die een zeer prachtigen bloementuil voor mev. Courtmans met zich voerden; - de leden der inrichtingscommissiën voor de feestviering uit Gent en andere plaatsen; - letteren kunstbeoefenaars uit Holland en België; - de leeraars en leerlingen van de staatsnormaalschool voor onderwijzers te Lier; - muziek-, toonkundige, tooneel- en andere maatschappijen (ruim 40 in getal), met hare standaarden en kenteekens; vele van de muziekmaatschappijen gingen spelende in den stoet; - eene onafzienbare massa ingezetenen uit Maldeghem en andere steden en gemeenten sloot den optocht, die zoo bout als waarlijk grootsch en indrukwekkend was.
Onder opwekkende muziek en blij gejuich golfde deze menschenzee voorbij de zitplaats van mev. Courtmans, voor wie schier elke maatschappij een keurigen bloementuil op de verhevenheid achterliet. Daarna werd in den schooltuin eene
| |
| |
cantate zeer goed uitgevoerd door de zang- en muziekmaatschappijen van Maldeghem, onder het bestuur van den heer Dobbelaere, een meester in zijn vak. Dan werd mev. Courtmans door den heer Pieter Geiregat naar de opgesmukte ruime zaal van de gemeenteschool geleid, waar zij plaats nam op eenen zetel, tusschen de heeren Pieter Geiregat en Frans De Potter, voorzitters van de inrichtingscommissie; de leden harer familie, de gemeenteoverheidspersonen en de leden der inrichtingscommissiën schaarden zich aan hare zijde.
De heer Pieter Geiregat hield de volgende rede:
‘Hooggeachte mevrouw,
Het plechtig oogenblik is gekomen, waarop ik mij van eene eervolle en zoete taak kwijten mag. De inrichtingscommissie van het feest ter Uwer eer, gelastte mij, als de oudste harer voorzitters, U de gelukweuschen te brengen van haar en van duizenden Uwer vereerders, van alle Vlamingen, die hun land beminnen en eigen taal en eigen schoon.
Het is al meer dan eene halve eeuw geleden, dat er eene omwenteling ontstond, die in ons land de overheersching van den Franschen geest en invloed bracht, met de minachting voor de spraak der Vlamingen. Gering was het getal van hen, die in den beginne dien geesel dorsten te keer gaan, die als verdedigers dorsten optreden der verdrukte moedertaal. Hij, die dit waagde, stelde zich bloot aan vernedering en smaad.
Eenige moedige mannen, wier namen wij thans met eerbied uitspreken, schudden echter alle vrees af en trokken te velde voor taal en recht. Sterk, door eene innige overtuiging, stonden zij fier en kloek op de bres. Zij werden gehoond, bedreigd, vervolgd, toch wankelden zij niet. Zij waren de apostelen der rechtvaardigste aller zaken, der Vlaamsche Beweging.
Onder deze was Uw echtgenoot, was de heer Courtmans, een der ijverigsten, der krachtdadigsten.
Iedere grootsche daad vindt weerklank in het liefderijke vrouwengemoed. Waren er toen ten tijde vele schuchtere mannen, die de oogen sloten voor Vlaanderens verval, voor taalverdrukking en zedenverbastering, of, nog erger, die met den vijand heulden, er waren vrouwen, die begrepen wat plicht en eer geboden, die het niet konden aanschouwen dat de heiligste gevoelens werden beleedigd, de eerbiedwaardigste rechten werden vertrapt en alom het onkruid op Vlaanderens bodem tierde.
Er stonden Vlaamsche, jeugdige dichteressen op, die onverschrokken de lier grepen en zangen aanhieven ter verheerlijking van Vlaanderens roemrijk verleden, ter ophemeling der voorvaderlijke zeden, ter bestrijding van al wie Vlaanderens verval, Vlaanderens ondergang beoogde.
De zangen dier dichteressen klonken lief en fier en vergden bewondering af. Onder deze was vrouwe Courtmans, geboren Joanna Desideria Berchmans, waart gij, Mevrouw, eene der kundigste, der meest overtuigde.
Uw echtgenoot schreef hoogst verdienstelijke schoolboeken voor de Vlaamsche jeugd en onder de Vlaamsche leeraren stond hij als een der beste-aangeteekend. Zijn ijver, zijne werkzaamheid, kenden geene verpoozing. Vader van een talrijk kroost, offerde hij zich geheel voor het geluk der zijnen op, en gij, Mevrouw, stondt als liefderijke, zorgzame echtgenoote, hem steeds trouw ter zijde en deelde zijn lief en leed.
Maar een harde, noodlottige slag moest u treffen! De brave echtgenoot en vader had te veel van zijne krachten gevergd; de dood overviel hem in den bloei der jaren en daar bevondt gij U weduwe met talrijke kinderen en weinig bestaanmiddelen!
Menige andere vrouw zou het hoofd moedeloos gebogen hebben en onder den drukkenden last bezweken zijn. Maar gij, Mevrouw, besefte wat plichtgevoel gebood en vastberaden volbracht gij de edelste, verhevenste zending, die eene vrouw op aarde vervullen kan: gij wijddet u geheel toe aan de opvoeding uwer kinderen.
Wat gij hebt geleden en gestreden zal wel nooit iemand weten. Eene moeder houdt geene geheugenis van slapelooze nachten, van zorg en angst, van zelfopoffering en zwoegen. Een glimlach harer lievelingen en de uitgestane smart is vergeten!
En te midden van al uwe bekommernissen, bij den hardsten strijd om het bestaan, wist gij nog tijd uit te sparen om hem ten nutte van het Vlaamsche volk te besteden.
Het volk, in welks midden gij leefdet, was U zoo dierbaar als uw eigen kroost. Gij zaagt zijne vernedering, zijne onwetendheid, zijne ellende, zijn goed en zijn kwaad en gij voeldet eene onweerstaanbare roeping om meer dan ooit te arbeiden aan zijne opbeuring, aan zijne verzedelijking, aan zijn welvaren.
Gij scherptet uwe pen en uit uw veelomvattend brein en opmerkzamen geest ontsproten nu talrijke prozawerken, romans en novellen, in welke gij, in aandoenlijke, boeiende tafereelen steeds hulde brengt aan menschenliefde, aan huiselijk geluk, aan tevredenheid met zijn lot en aan Vlaamsche hartelijkheid.
In aangenamen, onderhoudenden, zelfs dichterlijken vorm, weet gij de nuttigste wenken te geven, de meest practische middelen aan te wijzen om te kunnen genieten wat het leven op aarde den braven en weldenkenden schenken kan.
Gij wilt meer onderwijs, meer licht, meer broedermin, meer beschaving!
Over al uwe werken, die niet alleen bij ons, maar ook bij onze Noorderbroeders grooten bijval vinden, zweeft een geest van verdraagzaamheid, van gemoedelijkheid, die verkwikt en opwekt. En daarbij vergeet ge nooit, dat eenvoudig zijn en waar het schoone der kunst is.
Vele afgedwaalden moeten uwe werken op den goeden weg hebben terug gebracht, velen moeten zij den uitroep hebben ontlokt: ik wil een beter mensch worden!
En zoo is de avond uws levens aangebroken! Vergenoegd en tevreden moogt gij eenen terugblik werpen op uwen volbrachten, veelvuldigen geestesarbeid. Eer en roem verdient gij er mede in te oogsten. Meer dan eens werden U vereerende onderscheidingen toegekend. Uw hartroerend Geschenk tan den Jager werd met den vijfjarigen prijs van het staatsbestuur bekroond. Maar het Vlaamsche volk wil bij die huldebewijzen aan uw uitstekend talent ook de zijne voegen. Het wil toonen dat het erkentelijk is en daarom werd het feest ter Uwer eer ingericht, dat wij heden vieren.
De geschenken, die wij U aanbieden, komen van duizenden uwer vereerders, waaronder vele geringe volkskinderen, die hunne penningen offerden, om U een overtuigend bewijs te leveren, dat gij niet te vergeefs hebt gearbeid, dat het zaad hetwelk gij hebt gestrooid, heerlijke vruchten draagt, dat het Vlaamsche volk U eert en bemint, gelijk dankbare kinderen eene goede moeder.
Vrouwe Courtmans, moge deze dag de aangenaamste, de zoetste herinneringen bij U nalaten, mocht hij er toe bijdragen om den avond uws levens te verlengen, hem schoon en heerlijk te maken, mocht uw verheven geest er door versche krachten putten om onze letterkunde met nog nieuwe meesterwerken te verrijken!
Dit zijn de wenschen aller Vlamingen: Goed Heil en lang leve, lang leve vrouwe Courtmans!’
| |
| |
Terwijl de toejuichingen, door Geiregats hartelijke taal opgewekt, nog aanhielden, werd het doek weggenomen, waarachter zich het portret van mev. Courtmans bevond, geschilderd door J. Van Biesbroeck, van Gent. De schilder heeft haar recht uitmuntend getroffen; de gelijkenis mag inderdaad sprekend worden genoemd. Mev. Courtmans is voorgesteld zittende in een leunstoel, het hoofd eenigszins voorover gebogen, steunend op de rechterhand, terwijl de linker op den arm van den stoel rust. Wij wenschen den heer Van Biesbroeck met zijn werk geluk. Als het portret, te eeniger tijd, gelijk wij hopen, in een museum belandt, zal het daar niet misplaats zijn. Na de onthulling van het afbeeldsel, werd door den heer De Meyere-De Vildere, burgemeester van Maldeghem, de volgende mededeeling gedaan:
‘Achtbare mevrouwen, achtbare heeren,
Door den heer minister van binnenlandsche zaken is mij de taak opgedragen om op dit plechtig feest te mogen bekend maken dat mevrouw Courtmans-Berchmans, onze gevierde Vlaamsche romanschrijfster en dichteres, benoemd is geworden tot ridder der Leopoldsorde! (Warme toejuichingen.) Die onderscheiding is eene welverdiende belooning voor de diensten welke zij door hare alom verspreide werken aan de Vlaamsche zaak in het bijzonder, en in het algemeen aan het vaderland bewezen heeft. Ik wil dan met U allen, ja met het gansche land, onze diepe erkentenis betuigen aan onzen welbeminden koning, die de kunsten en wetenschappen zoo hoog waardeert en hunne uitstekendste beoefenaars eene welverdiende belooning weet te verleenen. Leve de koning! Lang leve mevrouw Courtmans!’ (Toejuichingen.)
Daarna gaf de heer burgemeester lezing van den volgenden telegram, die hem een uur te voren was toegekomen:
‘Brussel, 14 Mei.
Door koninklijk besluit van heden is mev. Courtmans-Berchmans tot ridder der Leopoldsorde benoemd geworden. Gelieve mijne hartelijke gelukwenschen bij degenen der talrijke vrienden en bewonderaars onzer begaafde Vlaamsche dichteres te voegen. De minister van binnenlandsche zaken,
G. Rolin-Jaequemyns.’
Een op voorstel van de diep ontroerde mev. Courtmans aangeheven Leve de koning! Leve Vlaanderen! Leve Nederland! werd door alle aanwezigen met instemming herhaald.
Aan het reeds door hem gesprokene, voegde de heer burgemeester van Maldeghem nog het volgende toe, als tolk van de bewoners zijner gemeente:
‘In naam der gansche gemeente Maldegem kom ik onze hartelijke gelukwenschen bieden, aan mevrouw Courtmans, de uitstekende Vlaamsche schrijfster, de heldin van dit feest.
Reeds 27 jaren hebben wij de eer en het geluk haar onder onze inwoners te tellen. Ik zeg het geluk, want hoeveel goeds heeft ze niet onder ons verspreid door hare letterkundige werken, die den mensch zedelijker maken en hem liefde voor het goede en het schoone inboezemen, die het hart ontsteken door liefde voor ons vaderland en onze schoone moedertaal!
Die edele vrouw is ook de raadpleegster van al wie zich in moeielijke omstandigheden bevindt. Hare minzaamheid maakt haar toegankelijk voor alwie hulp behoeft; ook noemt men haar in gansch den omtrek, en wel te recht, de advocaat der armen. Het is daarom, mevrouw, dat ik u hulde breng in de tegenwoordigheid van dit uitgelezen gezelschap en u de verzekering geef dat uw naam met gouden letteren zal geboekt blijven in de jaarboeken onzer geschiedenis! Leve lang mevrouw Courtmans!’
Langdurige toejuichingen volgden op deze woorden.
Nu traden de afgevaardigden van den Snellaertskring aan, met een prachtig uitgevoerd adres, versierd met een door den Gentschen kunstschilder Th. Leybaert geteekenden titel en in rood marokijn gebonden door den Gentschen boekbinder Fr. Roegiers.
De Snèllaertskring werd opgevolgd door den Zetternamskring, namens wien de heer K. Flachet eene diepgevoelde toespraak hield en eene smaakvolle kroon aanbood.
De heer J. Hoste bood namens de gewestelijke afdeeling van het Willemsfonds en de Veldbloem, van Brussel, aan mev. Courtmans het gipsmodel van haar borstbeeld aan, uitgevoerd door J. Lambeaux. Afgevaardigden van Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Noode brachten een prachtig in blauw leder gebonden album, met letterkundige bijdragen en teekeningen. De dichter K. Bogaerd bood, van wege de Brusselsche maatschappij De Distel, een album, dat door een vijftigtal personen was te zamen gesteld.
De hoofdschoolopziener A.C. Van der Cruyssen bestelde der gevierde schrijfster eene gouden pen, namens De Klauwaarts, den Kunstbond, den Liberalen Vlaamschen Bond, den Vlaamschen Broederbond, het Willemsfonds en het Vramboutsgenootschap, allen van Brugge. De heer Sadones, van Gent, overhandigde een prachtig gebonden album.
De heer Verhoes, namens den voornoemden Vlaamschen Broederbond, een grooten zilveren gedenkpenning.
De bestuurder der normaalschool van Lier, de heer Temmerman, bood mev. Courtmans eene prachtige kroon aan.
Mev. May, van Brugge, reikte haar een zilveren beker, tot opschrift voerende: Aan de deugdzame moeder, aan de parel van Vlaanderen. Zij, droeg daarbij de volgende dichtregelen voor:
‘Aan u, o schoone ziel, voor kunst en roem geboren,
Kom ik vol eerbied ook mijn huldeblijken biên,
Daar achting voor uw roem mij hiertoe aan komt sporen.
Ach, zoo mijn zwakke rijm uw harte mocht bekoren,
Niets zou ik liever zien.
Ook ik, door minder kunst, maar vriendschapsgloed gedreven,
Vervul hier thans met vreugde een aangenamen plicht
Door u op dezen dag een klein geschenk te geven,
Uit achting, die 'k u draag tot 't einde van mijn leven,
Voor 't goed door u gesticht.
(Wordt voortgezet.)
|
|